zondag 23 september 2012

Dennenwolfsklauw

Zijn appartement verraadt dat de man alleen woont . Alle typische mannendingen liggen gewoon in de kamer, daar waar een man ze het liefst heeft, onder handbereik. Samenwonende mannen ruimen hun typische mannendingen op omwille van de lieve vrede en om ruimte te maken voor typische vrouwendingen, die wel in de kamer mogen liggen.

Midden in de kamer staat, naast de aan de kant geschoven salontafel, een robuust camerastatief. Het is ingesteld met de kop op kniehoogte en de er op bevestigde dure digitale camera is op de grond gericht. Meneer heeft iets met fotografie, dat is duidelijk. Enthousiast vertelt hij dat hij zich heeft gespecialiseerd in macro-opnamen van zeldzame plantjes. Hij heeft een vriend die bioloog is en die leert hem wat hij heeft gefotografeerd. Het gaat de fotograaf hoofdzakelijk om het plaatje, niet zozeer om het onderwerp. Er komt een luxe aaifoon tevoorschijn en daarop tovert meneer de prachtigste foto’s tevoorschijn op handpalmformaat. Dennenwolfsklauw, veenbloembies, getande kaaszwam, grote aardster, noem maar op en hij heeft er een plaatje van. Hoe zeldzamer hoe mooier. Van dat opnoemen kwam overigens niets terecht want ik weet helemaal niks van zeldzame plantjes. Zolang het groen is en het de grond aan het oog onttrekt vind ik het best. Moeders water over Moeders natuur is mijn devies. Plotseling is het hele scherm gevuld met een prachtig exotisch exemplaar. Of het zeldzaam is betwijfel ik maar het is vrouwelijk, beeldschoon geportretteerd en knap belicht. En naakt.

Wat mij betreft is het onderwerp van de foto bij uitstek iets wat een alleenwonende man graag onder handbereik zou willen hebben, al was het maar voor een uur, maar daar vergis ik me toch lelijk in. Ook in dit geval ging het alleen om het plaatje en niet om het onderwerp. Volgens mijn gastheer verliest een hobby namelijk zijn charme als het terug begint te praten. Ach ja, een fotograaf is ook maar gewoon een man.

zondag 9 september 2012

De nieuwe auto

Meneer en mevrouw zijn er maar wat trots op dat ze een nieuwe auto hebben besteld. Ze moeten er wel twaalf weken op wachten, hetgeen het gewicht van de zaak aanzienlijk verhoogd. Om het wachten te bekorten kregen ze alvast een model mee. Het staat parmantig op de namaakschoorsteenmantel te pronken in zijn kleine hardplastic vitrine. Ik mag het bestuderen en betasten terwijl meneer er over opgeeft hoe fantastisch de nieuwe wagen is en hoe slim hij het aankoopspel heeft gespeeld. Die lange wachttijd bijvoorbeeld komt omdat hij een heel bijzondere, en natuurlijk erg zeldzame, uitvoering heeft besteld. Zwart moet de auto zijn, met een wit dak. Wel heb je ooit. En, heel apart, de achterraampjes moeten persee met zo’n ouderwetse handslinger worden opengedraaid terwijl het standaard elektrisch geschied. Dat heeft meneer bedongen uit veiligheidsoverwegingen. Mocht men eens te water raken dan kan men handmatig het voertuig verlaten, als het elektriek het door de nattigheid begeeft. Hoe het echtpaar op hun leeftijd over de leuningen van hun luxe fauteuils gaan klauteren op weg naar de vrijheid, op de bodem van de Verlengde Hoogeveensche Vaart, is mij een raadsel, maar voor het echtpaar slechts bijzaak. Het gaat om het succesverhaal en zo vaak zal men niet te water raken. Belangrijker is het dat het echtpaar verder alle denkbare opties in de wagen wenst aan te treffen, op de elektrische achterraambediening na, en juist die combinatie maakt dat ze er lang op moeten wachten en het maakt de uitvoering ook duurder. Tja, je moet er wat voor over hebben en je moet het ook kunnen doen natuurlijk, maar als het om de eigen veiligheid gaat is alleen het beste goed genoeg.

Denk nu niet dat mevrouw er al die tijd maar stilletjes bij zit, o nee. Om het verhaal van haar wederhelft kracht bij te zetten benoemt ze de relevante technische aspecten, afgewisseld met enkele typische autoverkoperswijsheden die men niet bij een dame zou verwachten. Triomfantelijk kijk ze me aan en ze geeft zelf maar vast antwoord op de niet gestelde vraag: “Ja ja, mijn zoon handelt in auto’s”, terwijl ze geroutineerd een visitekaartje tevoorschijn tovert, “en dan vang je wel eens wat op hè”.

Op mijn opmerking dat meneer dan zeker een bijzondere korting heeft geregeld bij zijn zoon blijft het ongemakkelijk stil. Neen, de zoon van de vrouw is niet de zoon van de man. En bij die kerel koopt meneer geen auto’s. De ballon met trots en vreugde is uitelkaar gebarsten. Het is tijd om op te stappen.

zondag 2 september 2012

Uit de serie bekentenissen: De Club.

Zo frequenteer ik nog wel eens een club. In een naburige grote plaats. In ons dorp vind men een dergelijke uitspanning niet. Het ligt lekker anoniem ergens op een industrieterrein, een ruimte achter een bestaand bedrijf, zodat het voor ter plaatse onbekenden niet als club herkenbaar is. Ik parkeer meestal achter een vrachtwagen. Ons huwelijk is tegen deze persoonlijke escapade zeer wel bestand. Een nadeel is wel dat de clubruimte onvoldoende wordt geventileerd. De kenmerkende geur trekt in de kledij. Het gebeurt wel eens dat mijn echtgenote bij thuiskomst zegt dat ze kan ruiken dat ik weer in de club ben geweest. Gênanter wordt het meestal nooit.

Zo’n clubavond verloopt volgens een vast ritueel. De vaste gasten komen meestal rond dezelfde tijd binnen. We beginnen met koffie, soms met koek, en we praten wat over clubaangelegenheden, koetjes en hun nakomelingen, en ook wel eens over privé- en/of zakelijke beslommeringen. Je kunt er vrijelijk spreken want we weten niet veel meer van elkaar dan de voornaam en wat op de club besproken wordt blijft daar ook. Dat vertrouwen moet er gewoon zijn. Na enige tijd verdwijnt ieder in de krochten van het gebouw om datgene te doen waarvoor men gekomen is. Soms in gezelschap, soms alleen. Ja, ook alleen, de club voorziet namelijk in alle attributen die voor een persoonlijk onderhoud met jezelf nodig zijn. Zelf vind ik het prettig om mijn eigen spulletjes van huis mee te nemen. Zo tegen tienen verzamelen we weer rond de stamtafel. Het is dan tijd voor een biertje en wat napraten.

De kosten vallen alleszins mee. Koffie kost er 60 cent, een koek 50 en een biertje of fris een euro. Verder betaal je een vast bedrag per jaar of half jaar en voor dat geld mag je zo vaak komen als je kunt. Ach, wat zal ik er verder van zeggen. Het is onschuldig vermaak. Men moet zulke zaken niet te serieus nemen. Hoewel men wel eens wat meewarig kan reageren als je verteld dat je lid bent van een modelspoorclub.