zondag 28 december 2014

Dwaallichten en vallende sterren

Geachte heer Dijkema,

Ooit hoorde ik eens een mevrouw uit Twente praten die in het vuur van haar betoog de uitdrukking “koede-de-koet” gebruikte. Ik kom de uitdrukking coûte que coûte in gesproken taal zelden tegen en in geschreven taal heb ik het nog nooit gezien. Ik was dan ook zeer verbaasd dat ik de uitdrukking tot twee keer toe tegen kwam in uw boek “Dwaallichten en vallende sterren”.

Wij hebben elkaar eens ontmoet, meneer Dijkema. Dat was op de bruiloft van uw dochter Joke in het kerkje van Henk Helmantel en in de feestzaal in Ten Boer. Ik ga er derhalve van uit u zich onze ontmoeting niet meer herinnert. Joke was in die tijd een collega. In de tijd dat wij samenwerkten dreigde ze me wel eens met een confrontatie met ‘Pelitie Diekemoa van Delfsiel’, met name op die momenten dat mijn gevoel voor humor de grenzen van het betamelijke dreigden te overschrijden. Groot was mijn nieuwsgierigheid dan ook toen ik vernam dat er een boek aanstaande was van Pelitie Diekemoa van Delfsiel. U begrijpt dat ik dit onmogelijk kon negeren.

Ik weet nooit wat het verschil is tussen amateurkunst en professionele kunst. Ik kom wel eens zogenaamde amateurkunst tegen die het niveau van goedbedoelde huisvlijt veruit overstijgt en ik zie in een museum wel eens zaken waarvan ik me oprecht afvraag of dergelijke bagger geen aanleiding moet zijn om de subsidie aan musea per direct te beëindigen. Met lezen heb ik dat ook. Dan begin ik vol goede moed aan een beroemd en bejubeld boek om na drie bladzijden te ontdekken dat verder lezen de moeite niet meer waard is. Het is u gelukt om me vast te grijpen in uw verhaal en niet meer los te laten eer de laatste bladzijde was omgeslagen. Petje af Diekemoa! Aanvankelijk moest ik erg wennen aan uw schrijfstijl. Het gebruik van de uitdrukking coûte que coûte en enkele onvervalste germanismen deden me de wenkbrauwen fronsen maar verderop werd het beter, vloeiender.

Lucien de Lange is het archetype van een verzonnen politie-inspecteur. Tikkeltje recalcitrant, wars van bureaucratie en hiërarchie en met een lichte vorm van alcoholisme zodra hij alleen thuis is. Dat kan ook niet anders want wie wil er nou het relaas lezen van een negen-tot-vijf dienstklopper. Wat De Lange onderscheidt van de anderen is het feit dat hij gewoon in dienstgolfjes rijdt en nog getrouwd is. Lucien de Lange en Jelly Maes kun je zo op straat tegenkomen. Knap gedaan. Ik weet helemaal niets van politiewerk maar volgens het nawoord van Peter R. de Vries is het authentiek. Het tasten in het duister, de verkeerde conclusies trekken met het bijbehorende gevaar van tunnelvisie en het uiteindelijke vastlopen van het onderzoek. Mee eens. Maar de ontknoping doet naar mijn bescheiden mening behoorlijk afbreuk aan het verder ijzersterke verhaal. Het is het verhaal van hoe in weerwil van de verstikkende bureaucratisering van het recherchewerk boeven worden gevangen. De aanslag op de vrouw van De Lange met aansluitend het gevecht op leven en dood in de modder op een donker strand past daar mijns inziens niet bij. Kreeg u plotseling haast? Of wilde u gewoon graag een actiescène schrijven? Persoonlijk had ik liever gezien dat u De Lange observatieteams had laten instellen rond het huis in Delfzijl Noord waar de moordenaar zat ondergedoken en de bestorming daarvan aan een arrestatieteam had overgelaten. Maar ja, wie ben ik.

Ik heb nog een laatste vraag, meneer Dijkema. Zit ik er erg ver naast als ik zeg dat degene die model stond voor Jelly Maes in het echte leven bovengemiddeld veel indruk op u gemaakt heeft? Freudiaans bijna. Misschien kunt u in uw volgende boek even uitleggen hoe dat zit.

Met vriendelijke groet,

Albert Winkel

woensdag 24 december 2014

Kerstboodschap

Zal ik ook een kerstverhaal schrijven? Of mijn kerstgedachte aan mijn amateurblog toevertrouwen? En wat zet ik daar dan in? Ik zou kunnen schrijven hoe ontroerd ik raak van de kerstpakkettenactie voor de voedselbanken. Maar dat is niet zo. Of dat ik jullie allemaal vrede en liefde en voorspoed wens. Dat is wel zo maar dat wens ik jullie altijd toe, kerst of niet. Of ik zou kunnen uitleggen hoe het kan dat een atheïst gek is op kerststallen en kerstbomen. Maar waarom zou ik.

Er zijn echter wel twee zaken die me zijn opgevallen de laatste dagen. Het eerste is een link op Facebook van het ASP (de partij van de rede) naar een artikel over hoe bang Islamitische landen zijn voor atheïsten. In Egypte zouden er volgens een overheidsorgaan belast met geloofszaken wel 866 atheïsten langs de Nijl leven. Doodsbang worden ze er van. De universiteit van Cairo komt echter op 12,3 procent van de bevolking, dat zijn ruim 10miljoen mensen. Dat is een getal wat voor de Egyptische ambtenaren niet is te overzien dus negeren ze die realistische schatting gemakshalve en houden vast aan de marginale 866 stuks. Een sterker argument voor een seculiere samenleving kan ik me nauwelijks indenken: gewoon ontkennen dat er ongelovigen zijn. 

Mocht u nu denken dat wij in het christelijke westen zulke domme dingen niet doen dan brengt mij dat op het tweede thema wat me als voormalig katholiek opviel. De paus heeft de curie bestookt met zijn jaarlijkse kerstrede. De curie is plat gezegd de bovenlaag van het ambtenarenapparaat van het Vaticaan. Het bestaat uit wereldvreemde oude mannetjes die nog nooit een blote vrouw hebben gezien, laat staan aangeraakt, behalve hun eigen moeder toen ze gezoogd werden. Totaal verstoken van voortschrijdend inzicht beslissen zij negatief over geboortebeperking en abortus, met name voor werelddelen waar vrouwen behalve niets te eten ook niets te zeggen hebben. Hun moeders zouden zich omdraaien in hun graven als ze zouden kunnen zien hoe hun zonen half ingedut, hun gedachten reeds bij de rijk gedekte tafel overgoten met rode wijn, het relaas aanhoren van hun baas. In plaats van de gebruikelijke Jezus-rimram veegde de paus hun de mantel uit. Hij gebruikte een nieuwe bezem en de mantels zijn groot. Kun je nagaan hoeveel bagger eruit kwam. Roddel, achterklap, corruptie, zelfverrijking, eerzucht, zelfvoldaanheid, luiheid en ga zo maar door. Over sodomie heb ik hem niet gehoord maar dat kan ik er zelf wel bij bedenken. En dat voor de dienaren van God, de hoeders van de tien geboden. Maar betaalt u gerust uw kerkbijdrage. Uw geld wordt goed besteed want de kwaliteit van het eten en drinken in het Vaticaan is van hoge kwaliteit. Voor de armen geeft u aan Giro 555. Ik vind het dapper van de paus. Het is echter nog maar de vraag of hij er mee weg komt. Het christendom zit namelijk helemaal niet te wachten op een paus die zijn werk serieus neemt. Die drukt je maar met je neus op de feiten en dat is nou eenmaal geen prettig gevoel.

Nou, prettige feestdagen dan maar weer.

zaterdag 13 december 2014

De Generaal

Zo nu en dan zit er tussen onze gewaardeerde clientèle een Vereniging van Eigenaren. Een VVE is een club mensen die allemaal de binnenkant van een betonnen doos hebben gekocht en voor wat betreft de buitenkant samen dingen moeten afspreken. Het gaat natuurlijk altijd over geld. Dan moet er na twintig jaar iets vervangen of gerepareerd worden en prompt scheurt de mantel der liefde in duizend stukken uiteen. Iedereen vind zichzelf de meest verstandige bewoner van het complex en daarom is een VVE steevast hopeloos verdeeld. Er is in Nederland geen VVE te vinden is waar geen gedonder is. Scheldpartijen, roddel en achterklap, ja zelfs een enkel handgemeen moet u voor lief nemen als u ooit een koopflat wenst te betrekken.

Op deze vroege maandagochtend stond meneer de voorzitter reeds op ons te wachten. Het was al 2 minuten over acht en de werkzaamheden hadden om acht uur moeten beginnen. Maar eerst moest ons werkbusje 10 centimeter naar links worden verplaatst en ruim dertig centimeter naar voren. Toen volgde een uitgebreide instructie. Het bleek dat de blauwe houten panelen met scharnieren er aan deuren werden genoemd en de massieve doch doorzichtige panelen waren de ramen. Zo volgden er nog enkele bouwkundige wetenswaardigheden. Uiteindelijk wisten wij de man er van te overtuigen dat wij zeer wel op de hoogte waren van de functie en het gebruik van een lift.

Toen wij wat waren gewend vernamen wij dat de voorzitter stiekem ‘De Generaal’ werd genoemd. Er was niet een bewoner te vinden die nog geen aanvaring met de generaal had gehad. Oh ja, toch, dat oude vrouwtje op de tiende. Doof, blind, dement en bedlegerig had ze het niet gewaagd hem tegen te spreken. Een mevrouw op de begane grond die ooit eens iets terug had gezegd had het zwaar te verduren. Telkens als ze zich op haar terrasje begaf bekogelde de generaal, 78 jaar oud, haar vanaf zijn balkon op de derde met alles wat er maar voor handen was. Hij maakte obscene gebaren naar haar en riep schuttingwoorden. Zodra ze dan omhoog keek dook hij snel weg, maar natuurlijk altijd net te laat. 

Uiteindelijk was ook het commandocentrum van het opperbevel aan de beurt. Wij probeerden tussen neus en lippen door uit te vissen wat de achtergrond was van de Generaal. Het leek ons dat hij een zwaar leven moest hebben gehad om zich in de herfst van zijn leven te ontpoppen tot ramp voor de samenleving. Maar nee, het was hem altijd voor de wind gegaan. Enig minpuntje was dat zijn echtgenote hem op zijn vijfenzeventigste had verlaten na een huwelijk van 43 jaar. Verder was hij altijd beroepsmilitair geweest. Afdeling zandhazen. Op zijn 55ste zwaaide hij af. Als korporaal.

vrijdag 5 december 2014

Perzaks

Het dorpje ligt ’s zomers rustiek verscholen tussen het groen. In dit jaargetijde ligt het vol in het zicht tussen dor en kaal hout. Rondom het mistroostige geheel staan verspreid over het landschap enkele smakeloos verbouwde boerderijtjes. Geheel gespeend van enig historisch besef heeft men de bedoeninkjes verbasterd tot Eftelingsprookjes. Met op het erf een overdaad aan oude werktuigen en gereedschappen. Als de oorspronkelijke bewoners deze gereedschappen werkelijk bezeten zouden hebben zouden ze de koning te rijk zijn geweest. Nu kunnen ze zich slechts misnoegd omdraaien in hun graf.




Een oud boerderijtje gaat vaak gepaard met een flinke lap grond. De huidige bewoners hebben ook gewoon rekeningen te betalen en maken van de nood een deugd. Zo zie je langs de landweggetjes overal borden staan met aanprijzingen van koopwaar. ’s Zomers zijn het aardappelen, in het najaar pompoenen en ’s winters kerstbomen. Een enkeling die zijn sprookjeshof vlakbij een bos heeft ingericht heeft seizoenbestendig haardhout in de aanbieding.

Op weg naar het Drentse dorpje waar zich mijn werkplek voor die week bevond maakte ik kennis met een landbouwproduct wat ik nog niet kende. Kennelijk is de noodzaak van innovatie ook doorgedrongen tot de gelederen van rustieke sprookjesfiguren. Een groot wit bord langs de kant van de weg vermeldde in dikke zwarte letters: ‘PERZAKS’. Ik ben er in die week meermalen langs gereden. Het was op deze ijskoude novembermiddag dat ik tot het besef kwam dat dit voorlopig de laatste kans was om te achterhalen wat perzaks zijn. Er stond niets anders op dan poolshoogte te nemen, op het gevaar af dat ik opgescheept raakte met een partij perzaks. Op het moment dat ik het erf opliep richting het bord kwam er vanuit het kabouterhuisje een luid blaffend ruig behaard bolletje aangerold. Het bolletje was gelukkig nogal kortademig en het zou nog enige tijd duren voordat het al te gevaarlijk dichtbij kwam. Daarachter verscheen een kruidenvrouwtje. Kruidenvrouwtjes zijn types die in hun jonge jaren alternatief en modern waren. Op enig moment hebben ze de slag naar de realiteit gemist en zo kan het gebeuren dat ze nu nog steeds meisjesachtig gekleed gaan in een bloemetjesjurk en de lange grijze haren in een paardenstaart dragen. Daarover dragen ze dan een zelfgebreid bruin vest. Dit type voegde er als concessie aan het boerenbestaan nog een paar praktische groene laarzen aan toe. Er was nog tijd om opzichtig net te doen of de telefoon ging en met een wuivend gebaar van druk-druk-druk in de auto te springen. Het alternatief was het aanhoren van een lange monoloog over de ongetwijfeld heilzame werking van perzaks. Op dat moment viel mijn oog op een tweede bord wat plat op de grond lag. Er op stond KG. Toen begreep ik het. Beide borden moesten de zin ‘PER ZAK 5 KG’ voorstellen.

Ik zal nooit weten wat er per zak van 5 kilo werd aangeboden en wat zo’n zak dan moest kosten. Het bruine vest riep vanuit de verte dat ‘ze’ op waren. Het ruig behaarde bolletje had zijn heldhaftige poging inmiddels ook gestaakt.