vrijdag 9 maart 2012

Hendrik

Hendrik heeft het mooi voor elkaar. Hendrik is 68 jaar en woont alleen in een nette buurt. Hij heeft een goed pensioen waar hij hard voor heeft gewerkt, al zegt hij het zelf. Hij is gescheiden maar ziet zijn ex en dochter nog regelmatig en het contact is goed. Verder heeft hij een vriendin die af en toe komt logeren en er komt een iemand voor het huishouden, twee keer in de week. Hendrik is gezond al is hij wat aan de zware kant, zo geeft hij wel toe. Dat is nog voorzichtig uitgedrukt. Zijn buik steekt zo ver naar voren dat er een hele schoolklas onder kan schuilen. Maar alles doet het nog en daar is Hendrik trots op. Als zijn vriendin er is komt er van slapen niet veel, volgens Hendrik. Zij lust er wel pap van en hij heeft pap genoeg. Ook de huishoudster is inmiddels zo vertrouwd dat zij hem tegen een extra vergoeding af en toe een hand- of lippendienst verleent. Verder bezoekt Hendrik regelmatig enkele clubs waar hij alleen zwarte vrouwen kiest, want die zijn het lekkerst vind Hendrik.

Bij het tweede kopje koffie blijkt de euforie al enigszins getemperd. Zo ziet hij zijn dochter nauwelijks en zijn ex alleen bij de rechtbank. De vriendin is een dame wiens vriendschap afhangt van het beschikbare budget. De huishoudster blijkt een broeder te zijn van een zorginstelling die komt om zijn kwalen te verzorgen en af en toe komt er een in prikkeldraad gewikkelde ijsklomp die de boel aan kant maakt. De clubs waar hij de zwarte vrouwen afwerkt blijkt een stille knip te zijn in de buurt waar Hendrik tegen betaling van tien euro zoveel mag drinken als hij op kan, samen met andere eenzame mannen die elkaar vrienden noemen. Hendrik leeft van zijn AOW. Een pensioen heeft hij niet en het werken bestond naast los en vast vuil werk uit het handelen in gestolen goederen en het kweken van geestverruimende planten. Een deel van zijn werkzame leven bracht Hendrik door in verzekerde bewaring. Voor kost en inwoning was gezorgd maar pensioen werd er niet opgebouwd. Hendrik ’s leven is niet zo verlopen als hij zelf graag gezien had. Hij heeft nu, op zijn 68e, spijt maar is zich er van bewust dat hij het zelf verprutst heeft en verwacht van de buitenwereld geen begrip.

In de deuropening achter me staat een oude, zieke, eenzame en depressieve man. Hij is blij met iedereen die hem even wil aanhoren. Het ophouden van de schone schijn is hem ook ditmaal niet gelukt. Ik wens Hendrik het beste.