zaterdag 25 mei 2013

Dossier Zelfhulp

Er zijn lampjes met enkele contacten en lampjes met dubbele contacten. Lampjes met dubbele contacten hebben twee gloeidraden waar de eerstgenoemde het met slechts één schlemielig gloeidraadje moet doen. Voor beide soorten bestaat er een specifieke toepassing. Het is maar even dat u het weet.

Het was op een regenachtige en koude avond dat de eerste medeweggebruikers constateerden dat er aan de achterzijde van onze gezinsbolide iets niet in de haak was. Naar goed gebruik geeft men dat in zulke gevallen te kennen door irritant met de lichten te gaan knipperen en bij het inhalen hysterisch naar de achterkant van de auto te wijzen. Daarbij trekt men dan een gezicht alsof er een dood hert aan de trekhaak hangt. Bij de eerste denk ik “Flikker op!”. Bij de tweede “Wel godverdegodverde….”. Maar na tien van die etters ga ik dan toch twijfelen of er niet toch iets aan de trekhaak hangt.

Eenmaal thuis werd de auto aan een grondige inspectie onderworpen. Geen dood hert te bekennen natuurlijk maar technisch onderzoek leerde dat het linker achterlicht het niet deed. Dit vereiste onmiddellijk en adequaat optreden. Na enig bladerwerk gaf het instructieboek prijs op welke vernuftige wijze de complete achterlichtunit van het voertuig dient te worden gescheiden alvorens bij de lampjes te kunnen komen. Het kapotte lampje werd bekeken en ik constateerde dat er twee gloeispiraaltjes in zaten waarvan de ene nog spiraal was en de ander niet. “Laf!”, schold ik, “Om het na één kapot spiraaltje al helemaal niet meer te doen!” In de set met reservelampjes trof ik een lampje aan welke perfect in de ontstane opening paste. Weliswaar met slechts één gloeispiraal maar ach, hij geeft het toch op als één van de twee spiraaltjes doorbrandt dus dan is een enkele gloeispiraal ook genoeg. Nadat achterlichtunit en voertuig weer waren herenigd leerde een quickscan dat het zaakje weer brandde. Trots als een pauw schreed ik heen.

Maar de volgende dag begon het getreiter door medeweggebruikers opnieuw. Wijs geworden besloot ik eerst zelf maar even te kijken alvorens ze de huid vol te schelden. Het bleek dat als ik de lichten aan deed tevens de remlichten gingen branden. En als ik met de lichten uit remde gingen de koplampen aan. Geschrokken stelde ik vast dat zoiets niet normaal is. Met zwaar gemoed begaf ik me naar de plaatselijke garagist en luchtte mijn hart bij de receptionist van vertrouwen. Het zou vast en zeker geen kleinigheid zijn, zo vreesde ik. De auto werd betast, beknepen en beklopt door ernstig kijkende mannen in overall met dot poetskatoen nog in de hand. Alsof men onder handen werk spoorslags had verlaten om dit bijzondere fenomeen met eigen ogen te aanschouwen.

Na enige tijd werd ik door de chef-arts uit de wachtkamer bij de patiënt geroepen. Ik was er op dat moment zeker van dat de auto was overleden. Mijn balievertrouweling nam me apart en met zijn arm troostend om mijn schouders vertelde hij dat het euvel was ontstaan doordat er op onverklaarbare wijze een lampje met een enkele gloeispiraal op de plaats van die met twee spiraaltjes was geraakt. Onmiddellijk gaf ik de garagist de schuld. Zwijgend keek hij mij aan. Ik weet wanneer ik verloren heb en deemoedig bekende ik dat ik me geheel zelfstandig aan de behandeling van het zieke achterlicht had gewaagd. Uit pure schaamte was ik bereid om elk bedrag te betalen wat de geneesheer-directeur me zou vragen. Maar hij toonde compassie en berekende slechts een half uur en het lampje. Opgelucht maar verslagen verliet ik de herstelwerkplaats.

zaterdag 18 mei 2013

Eurovisiesongfestival

Begin deze week zag ik een foto in de krant van een meisje met een tattoo en een microfoon in de hand. Ze beeldde een zangeres uit zo leek het en uit het onderschrift kon ik opmaken dat het kind Anouk heet. Ik had nog nooit van haar gehoord maar vanavond verdedigde ze ons land op het Eurovisiesongfestival tegen vijandige mogendheden.

Vorig jaar hoorde ik gedurende een paar weken een liedje op de radio voorbij komen wat me bijzonder beviel. Het ging over een meisje van vijf wat met een jongetje van drie op straat danste. Telkens als ik het liedje hoorde deed ik de radio harder, zo mooi vond ik het. Bij het liedje stelde ik me een rijpere vrouw voor die mentaal door de tijd getekend een melodramatische beschouwing bezong van haar jeugd. Totdat iemand me er op attent maakte dat het de Nederlandse inzending voor het EVSF 2012 betrof. Prompt was voor mij de lol er af. Het bleek dat in plaats van rijpe vrouw het een jong schepsel betrof die weliswaar mentaal getekend leek, maar niet door de tijd. Ik stelde me voor hoe het arme kind omringt werd door kleffe Trosnichten die haar een Pocahontasjurk aantrokken en een verentooi opzetten. Totaal overstuur dribbelden ze met samengeknepen billen om haar heen. Ze hielden de rug van hun rechterhand tegen hun voorhoofd en terwijl ze met hun ogen knipperden kirden ze luidkeels: “Oh my god….!!!”. En dan in de pauze evengoed wel staand pissen. Nepwijven. Geen wonder dat het arme indianenvrouwtje kansloos was.

Ik weet van Anouk verder niets, hoewel ik haar best even had kunnen Googelen. Maar laat maar. In een reclamespotje van een verzekeringsmaatschappij speelt ze een ruig wijf wat met een forse kater het hele EVSF mistte. Dat beeld houdt ik liever vast. Terwijl ik dit schrijf is de uitslag aan de gang. Verweggiestan trois points. Weet je wat? Ik vind het wel best.

zondag 12 mei 2013

SS 707

Lang, lang geleden kocht ik op een rommelmarkt een SS 707. Een SS 707 is een Schwing Schleifer van het merk AEG. Het betreft een hulpstuk welke je voor op je boormachine kan klemmen en dan heb je voor weinig geld een professionele vlakschuurmachine voor het serieuzere werk. Het ding kostte me drie euro vijftig. De SS 707 stamt uit de tijd van de eerste oliecrisis, de Lockheed-affaire, ABBA en de opkomst van de kleurentelevisie. En het is de tijd van het ontstaan van ons nationale trauma: het verliezen van de WK finale tegen Duitsland. Toen ik daar op die rommelmarkt struinde en de SS 707 tegen het lijf liep wist ik het meteen. Dit kon ik niet laten liggen. Ik zag voor me hoe ik kinderlijk eenvoudig het zwaardere schuurwerk aankon wat met zo’n klein goedkoop bouwmarktschuurmachientje onmogelijk is. En, het allerbelangrijkste, ik heb een AEG boormachine. Niets stond de professionalisering van mijn kluswerkzaamheden meer in de weg.

Mijn boormachine, de onvolprezen SBE 500R, is de eerste en enige klopboormachine die ik kocht en hij doet het nog steeds. Je eerste boormachine, dat was wat. Behalve levenspartner, Fiat 850 en je eerste woning is het bezit van een eigen klopboormachine een van de voorwaarden waar het ontwikkelen en uitbouwen van je leven op gebaseerd is. Ik ken gezinnen die het aanvankelijk heel gezellig hadden samen maar die dan later toch onverwacht uiteenvielen. Nadat de tranen waren gedroogd kwam het hoge woord er uit. “Had ik nou toch ook maar een eigen klopboormachine gehad……”. Tja, zo gaan die dingen. Mijn trouwe AEG stamt uit de tijd van de tweede oliecrisis, van glasnost en perestrojka, de komst van kabeltelevisie, fax en autotelefoon. Michael Jackson, Prince en Madonna. Oranje wint het EK tegen de Sovjet-Unie met 0-2.

Gisteren was het dan eindelijk zo ver. Ik wilde enkele ruwe planken te lijf zodat ze van splinterkanon zouden veranderen in lieflijk perzikhuidje. De boorkop werd van de SBE 500R gehaald en de klem van de SS 707 werd losgedraaid. Na lange eenzame jaren kwam het eindelijk tot de langverwachte technologische coïtus. De stekker werd behoedzaam, met gevoel voor dramatiek, in het stopcontact gestoken. Een laatste veiligheidscheck. Dan gebeurt het. De SBE 500R draait zoals ik dat van hem verwacht. De SS 707 staat stil. Er volgt een moment van vertwijfeld duwen, draaien en trekken. Niets. De SS 707 Schwing Schleifer swingt niet. De coitus wordt ruw beëindigd en de beide geslachtsdelen worden aan een onderzoek onderworpen. De SBE 500R gaat er niet ver genoeg in. Is ‘hij’ te kort of is ‘zij’ te diep? Nee, het is het leeftijdsverschil. De SS 707 is gewoon te oud voor een vruchtbare samenwerking met de SBE 500R.

ABBA en Michael Jackson. Nee, dat gaat niet samen.

maandag 6 mei 2013

Gouden bladzijden, zwarte randjes

In het oude vakwerkhuis zit het gezin Muller zwijgend rond de tafel. Het anders zo opgewekte gezin staart de nieuwe dwangarbeider geschokt aan. Zo’n hongerig scharminkel  kan toch niet werken! Bont en blauw en broodmager is deze 21 jarige man uit Holland. Een jochie nog. Ze hebben wel vaker dwangarbeiders gehad maar dat waren krijgsgevangenen die ’s nachts opgesloten zaten in het voormalige oude klooster. Deze bleke Hollander is de eerste die bij het gezin inwoont. Natuurlijk moet de jongen eerst eens gevoed worden. En hij moet ook nodig in bad. Dat bad heeft hij die dag niet meer gehaald. De rijke maaltijd van Frau Muller was te veel  voor het uitgemergelde lichaam en het volgende etmaal ligt hij in zijn strobed boven de paardenstal. In de dagen daarna wordt hij langzaam op krachten gebracht met broodpap en suiker. Zorgzaam wordt de jongen verpleegt tot hij weer enigszins normaal op zijn benen kan staan.

Amper een maand eerder was Paul Haaskamp een vrije jongen die het verdomde om voor de moffen te werken. Tot de razzia. Op het bureau blijkt al gauw dat hij zich niet heeft gemeld voor de arbeidsdienst. Na vijf dagen cel gaat Paul op transport naar Duitsland.

Het is een warm gezin, vader en moeder met 6 kinderen. Twee zonen dienen aan het oostfront. De oorlog is ver weg, op het Duitse platteland gaat het leven zijn gewone gang. Af en toe komen de jongens een paar dagen met verlof. Dan spelen ze schaak met de Hollander. Paul leert dat niet alle Duitsers slecht zijn maar net zo goed slachtoffer van het regime. Op een avond verzamelt jongste dochter Maria al haar moed en neemt met het schaakbord in haar handen plaats tegenover Paul aan de keukentafel. Of hij haar ook wel wil leren schaken. En geschaakt wordt er. Maar de ogenschijnlijke idylle is broos. Onvermijdelijk komt het moment waarop in de verte het gebulder van de geallieerde artillerie te horen is. Een voltreffer maakt het oude vakwerkhuis met de grond gelijk. Het berooide gezin vind onderdak in de ruïne van het oude klooster. Uiteindelijk lukt het om achter de geallieerde linies te komen. De zoons keren niet terug uit Stalingrad. Paul gaat terug  naar Holland. Hij is vrij en het verlangen naar thuis is nu even sterker dan Maria.

Bart Haaskamp loopt rond het oude klooster waar zijn ouders met opa en oma Muller schuilden voor de bommen en staat op het erf waar het oude vakwerkhuis heeft gestaan. Met zijn ogen dicht ziet, hoort en ruikt hij de verhalen van vroeger. Duizend keer heeft hij de verhalen gehoord. Ze staan als een dvd in zijn geheugen gebrand. Op een koperen plaquette leest hij de namen van de beide ooms die hij nooit heeft gehad. Hij voelt een hand op zijn arm. Mamma. Kom, pappa zit al in de auto. Zestig jaar getrouwd. Zestig gouden bladzijden maar met zwarte randjes. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De kanonnen zwijgen maar de oorlog woedt nog genadeloos voort in deze twee oude mensen.