zondag 19 april 2020

Poters


We hebben een grote tuin. Ruim 1400 vierkante meter. Gelukkig staat ons huis er ook op, dat scheelt. Verder is er veel straatwerk, vooral van toen ik nog marktkoopman was. Eigenlijk had ik beter een markt op mijn eigen plein kunnen organiseren, dat had een hoop kilometers gescheeld. Verder is er veel gras waar elk jaar 60 kilo kalk op gaat tegen mos. En naast ons huis, aan de straatkant, hebben wij een siertuin. Oorspronkelijk lag er gras, toen wij er kwamen wonen heeft een kennis van mijn schoonvader zaliger er een heleboel struiken en bomen in gepoot en dat zag er aanvankelijk niet slecht uit, maar gaandeweg maakte moeder natuur er steeds meer een puinhoop van. Er werd wel eens een kleine hint uitgedeeld. Zo van “Elke tuin heeft onderhoud nodig….”. Mwoa, het zal wel. Soms groeide er een mooi plantje en dat werd elk jaar groter en verscheen op meer plekken en ik vond dat een bonus van moeder natuur. Gratis bodembedekkers. Maar mensen die er voor hebben doorgeleerd wisten te vertellen dat dat leuke plantje onkruid is. Dat heb ik nooit begrepen. Noem het plantje dan geen onkruid maar geef er een welluidende naam aan en het probleem is over. Maar zo werkt het niet. 



Vorig jaar, of twee jaar geleden, kwam er tegenover ons, aan de overkant van het kanaal, een tuinman wonen. Hovenier heet zo iemand tegenwoordig. Een echte, met machines en gereedschap en aanhangers en wat dies meer zij. En die heeft er ook voor doorgeleerd. Dus het jonge gezin had de gordijntjes nog maar koud voor de ramen of ik stak de brug over en klopte op het keukenraam. De deur ging open en ik kreeg koffie. Gevulde koek ook nog. Na enige tijd wees ik op de groene hel naast ons huis en vroeg: “Kun jij daar wat mee?”. Nou, dat kon hij wel. Ik heb wel bedongen dat er een flinke portie steen in het ontwerp moest zitten want ik had al zo’n donkerbruin vermoeden dat een onderhoudsvrije tuin een illusie is. Afijn, er kwam een plan en een offerte en we zeiden ‘Ja’. Dus nu heeft de groene hel plaats gemaakt voor een echte siertuin. Onder architectuur aangelegd. Echtgenote en ik beloofden elkaar plechtig dat we moeder natuur ernstig aan banden zouden leggen en tot nog toe lukt ons dat aardig.

Dan lopen we even naar de achtertuin. Of achterplein, wat je wil. Daar had ik jaren geleden al eens twee vakken van 25 vierkante meter klinkers uit gehaald, het gele zand afgegraven en een vrachtwagen zwart zand laten aanrukken. Maar ook van die twee vakken maakte moeder natuur een gruwelijke puinzooi. Moeder natuur is helemaal niet zo aardig als iedereen wel zegt. In het linker deel plantte ik twee berken. Opslag uit andere delen van ons perceel. Die opslag is nu uitgegroeid tot twee serieuze bomen. Ik heb er zelfs al eens wat takken afgezaagd want het werd een heel bosperceel. Verder groeit daar niet veel want die bomen slurpen al het water op. Na de droge zomer van vorig jaar is het een soort woestijn geworden met twee berken er op. Daar heeft moeder natuur dan weer niet van terug, van droogte. Op het andere vlak deden wij ons best om er iets van te maken maar het bleef aanmodderen. Echtgenote had wel eens iets gezegd over ‘een kasje of zoiets, tomaatjes en zo’. Op internet zocht ik een bouwplan want zo’n ding kopen was me te duur. Was leuk om te doen. Ik had een paar flinke stukken Trespa platen liggen. Van een reclamebord boven een winkel. Na jaren van bewaren zei de eigenaar: “doe er maar wat mee”. Daar maakte ik grote bakken van zodat we niet op onze knieën door de kas hoefden te kruipen. Zaaibedden op 70 cm hoogte. Het is warm en vochtig in de kas en dat was precies de bedoeling. Ik kocht een tomatenplant en een paprikaplant. De tomaat mocht niet in de zaaibak want die is familie van de aardappel en als je dan volgend jaar daar weer een tomaat plant dan krijg je enge ziektes. Stengelrot, groentepest, wortelsnot en vruchtmaleur. Ik begreep er maar weinig van. Gelukkig mocht ik de tomaat wel in een grote pot planten en die in het zaaibed ingraven. Als ik dan het zand uit die pot in het najaar weggooi gaat het goed. Goede raad was gratis dit keer dus dan ben je wel gek als je het advies niet opvolgt.

De overige 14 vierkante meter was echter nog steeds een puinhoop. Met name omdat we niet wisten wat plant was en wat onkruid. Af en toe spitte ik de hele bups om en dan was het afwachten wat er weer op kwam. Soms kregen we ergens een stek van iets en dat kwam er ook in. Maar het jaar daarop wisten we niet meer wat de stek was of het kwam boven op plekken waar we het niet gepoot hadden. Magisch. Toen opperde ik om het stuk direct naast de kas rigoureus van alle groene rotzooi te ontdoen en er aardappels in te poten. Dan weet je in ieder geval zeker dat alles wat geen aardappel is er uit moet en dan houden we na het aardappelseizoen een stuk grond over waar we wat mee kunnen. Een vriend, die van die Trespa platen, is ook een echte groenteman en die stopt elk jaar van alles in de grond en dan kom je na een paar weken kijken en dan zijn staat er een paradijstuin te pronken waar Adam en Eva jaloers op zouden zijn geweest. En je kunt alles op eten, ook de appels. 

Dat wil ik nu dus ook. Dus ik toog eergisteren naar de plaatselijke kweker en vroeg om poters. Die waren al twee weken op. Heb ik weer dacht ik. Maar hij zei dat er in de Mussel nog wel wat te krijgen was. Daar koop ik ook altijd mijn kalk en kunstmest voor op het gras. En nu dus ook pootaardappelen. Ik wordt nog eens een echte boer. Men verwees me naar een aparte afdeling in de loods en daar stonden zoveel aardappels dat heel Polen er een jaar van kan eten. Ik heb me nooit gerealiseerd dat er zoveel soorten aardappels zijn. Zou je het verschil kunnen proeven? Vast wel. Ik vroeg aan een voorbijvliegende heftruck welke ik moest hebben. Wil je vroege of late vroeg hij. Doe maar iets er tussen in meende ik, wist ik veel. Als ze maar zorgen dat de bodem met groen bedekt wordt. Maar aardappels zijn tevens om op te eten dus ze moesten ook lekker zijn. Er stond nog een flinke stapel Lekkerlanders. Die zijn kennelijk wat incourant want er waren er nog een heleboel van. Maar als je Lekkerlander heet dan zal je wel om op te vreten zijn vermoedde ik dus die nam ik. Vier rijtjes van zeven poters pasten precies op mijn aangeharkte kavel naast de kas leerde ik van het internet. Dus ik kocht er dertig. En geloof het of niet, ik hield er twee over. Die laatste twee liggen nu naast het rijtje stokrozen te wachten op de dingen die komen gaan. Stokpoters noem ik ze liefkozend.

zaterdag 22 februari 2020

55 jaar carnaval op Ter Apel


 
Op 22 februari 2012 schreef ik het volgende stukje:
Aan het eind van dat verhaaltje zag ik mezelf staan, dik 20 jaar later, langs de optocht terwijl een Kloosterwieker met een emmertje langs komt. 


Maar het liep anders. Het is nog maar februari 2020 en inmiddels is Abraham voor mij een schim uit het verleden. Ik sta met mijn rug geleund tegen een hek een broodje hamburger naar binnen te werken. Alleen. Koud half zeven. Vrouw en kinderen zijn al naar huis. Ik was op zoek naar oude bekenden. Twee of drie gezien. Oud waren ze inderdaad. Rivella en Cola, dat spul.  Zojuist de laatste ridder overhandigd aan zijn chauffeur. Zal wel een zoon zijn geweest, of een ander familiestuk. Er loopt een jonge vent voorbij in jacquet met steek. Vers van de tiet. Het schiet me eventjes door het hoofd dat de jeugd van tegenwoordig zich nu zelfs al verkleed als Kloosterwieker als ik besef dat het een echte is. Zo jong? Zag ik er vroeger ook zo uit toen ik Kloosterwieker werd? Of halen ze tegenwoordig hun jonge aanwas rechtstreeks uit de brugklas?

Dan besef ik dat het niet aan hem ligt maar aan mij. De jongen moet zich hebben verbaasd. Met Carnaval kom je de gekste dingen tegen hebben zijn meer ervaren kornuiten hem verteld. Nou, dat blijkt. Een oude aangeschoten vent met een broodje hamburger. Het moet toch godverdomme niet veel gekker worden. Toen ik vroeger zo’n figuur tegen een hek zag leunen dacht ik bij mezelf: moet je dat zien. Weet zijn vrouw dat hij hier is? Moet iemand hem niet naar huis brengen? En nu sta ik er zelf. Ik kom in beweging. De tent in. Vroeger kwam je dan een buslading verse oude bekenden tegen en ging het feest gewoon verder. Nu kijk ik in een zwart lawaaierig gat. Ik krijg meewarige blikken. Iemand groet me beleefd. Vast een kind van iemand die ik behoor te kennen maar wiens naam en context me compleet ontgaan. Ik draai me om. Aan de overkant van het patatplein is nog een tent. Het heet de Black Jack-tent. Ik zie mannen met uniformen, Kloosterwiekers, gele hesjes. Ik loop er langs. Ik kijk alweer de duisternis in. Ik zie twee gezichten. Oh ja, die. Zij hier? Dat moeten zij ook gedacht hebben: Albert hier nog? Alleen? Achter mij hoor ik mensen praten. Ik draai me om. Mensen laten hun toegangsbewijs zien aan de uniformen en de gele hesjes. Dat hebben ze mij niet gevraagd: ‘Meneer, mag ik uw toegangsbewijs?’ Ze moeten mijn lege verdwaasde blik hebben herkend. Een oude vent die nog even denkt dat hij 30 is. Die gaat zo vanzelf wel weer weg hebben ze gedacht toen ze me vertederd negeerden. Ze krijgen gelijk.

Het wordt zo langzamerhand een gênante vertoning. Ik ga naar huis. Ik hoor hier niet. Ik hoor hier niet meer kan ik beter zeggen. Ik ben op de verkeerde plek in andermans tijd. Een relikwie uit mijn eigen jeugd. Bij de toegangspoort staan Kloosterwiekers. Dat moesten wij vroeger ook. Bij de poort staan. Opletten, orde bewaren, laten zien dat we er zijn en de boel in de gaten houden. Ik loop er langs. Ik herken hem. Eentje uit mijn lichting. Hij zal iets jonger zijn dan ik schat ik. Hij herkent mij ook natuurlijk. Ik zeg: ‘Goh, sta jij hier nou nog?’ Hij kijkt me aan. Ik zie het aan zijn ogen. Hij meent het uit de grond van zijn hart als hij zegt: ‘Pfff, ik heb hier zooo géén zin in…..’. Hij wil naar huis en dat snap ik heel goed. Maar ja. Kloosterwiekers never die, they just fade away…… Ik niet, ik stapte jaren terug al uit het gilde. Nu ben ik gewoon een burger. Een oude man alleen die tegen een hek leunt met een broodje hamburger. Pathetisch. Een verdomd treurige vertoning.

zondag 9 februari 2020

Russells Teapot





Een vriend stuurde me deze plaatjes van een bladzijde uit een scheurkalender. Of ik bekend ben met de stelling van Bertrand Russell. Ja, Russells Teapot is mij bekend. Ik zou bijna zeggen: is mij ‘natuurlijk’ bekend want Russell  is zo ongeveer het eerste wat een beginnend atheïst op zijn of haar zoektocht naar religieuze vrijheid tegenkomt. Over Vanno Jobse moest ik even nadenken. Vanno heeft er een probleem mee dat Russell “het verschil tussen een gelovige en een atheïst reduceert tot een meningsverschil over het bestaan van God.” Ik ben het daar echter volkomen mee eens want in wezen is dat inderdaad de kern van het verhaal. En dat bevestigd Vanno zelf, vermoedelijk onbedoeld, in zijn volgende zin namelijk “de waarheid van een religieuze overtuiging is een subjectieve ervaring, die niet objectief kan worden bewezen.” En daarmee slaat hij de spijker op zijn kop. Waarom zou je dan van een atheïst verlangen dat hij bewijst dat God niet bestaat? Het is immers een subjectieve ervaring? Vervolgens stelt Vanno dat Russell zou stellen dat er alleen bewijslast rust op positieve beweringen en dat wil hij aantonen door het woord “God” te vervangen door “Bertrand Russell”. Dat is een knap staaltje apologetiek: het veranderen van de spelregels gedurende het spel. Het bestaan van Bertrand Russell is namelijk geen subjectieve ervaring, tenzij Vanno wil beweren dat Bertrand nooit bestaan heeft: “Je kan wel beweren dat Bertrand Russell een Britse filosoof was die leefde van 1872 tot 1970 maar bewijs dat maar eens, Bertrand Russell is een subjectieve ervaring!” Ik geloof en hoop dat zelfs Vanno Jobse deze stelling niet aandurft. Hij reduceert echter met deze vergelijking God tot een persoon met een inschrijving in een geboorteregister. Dus kom ik met de volgende uitdaging voor Vanno: toon mij het uittreksel uit het geboorteregister van God en ik ben overtuigd.

zaterdag 11 januari 2020

Het groene goud.

Biomassa is het groene goud. Het toverwoord voor alles wat er mis is in de wereld. Staatsbosbeheer loopt er zowat op binnen. De overheid heeft miljarden euro’s aan subsidie gepompt in biocentrales. De smoes hier achter is dat het verbranden van snoeiafval co2 neutraal is. Dat zit zo: kolen en olie zit al miljarden jaren in de grond en als je het naar boven haalt en verbrandt dan komt er co2 vrij en dat is slecht. Olie en kolen zijn niets meer of minder dan biomassa. Bloemen verwelken, rozen vergaan, maar als olie en kolen blijven ze altijd bestaan. Snoeiafval groeit een paar jaar in je tuin en als je dat verbrand komt er ook co2 vrij maar dat geeft niks. Dus als ik een palletkachel zou kopen dien ik een goed doel.





Ik weet niet of er iemand bij mij in de buurt woont met een longaandoening maar mocht u zich aangesproken voelen: ik heb geen palletkachel, geen open haard en geen brandton in de tuin. Ik heb wel een houtkacheltje in mijn tuinhuisje maar die brandt maar 1 keer per jaar, bij het oliebollen bakken. Vergeef het me alstublieft. Maar als u de komende tijd toch overlast van mij meent te ervaren weet dan dat dit op verzoek is van uw eigen overheid. Want tot een paar weken geleden bracht ik mijn snoeiafval altijd braaf naar Stortplaats Renewi te Ter Apel, voorheen Gansewinkel. Beter bekend onder de oude naam, Wolter Potze. “Even een karretje rommel naar Wolter Potze brengen….”, u kent dat wel. Wolter Potze was vroeger een lokaal bedrijf wat de afvalverwerking voor de gemeente Vlagtwedde organiseerde. Maar lokale ondernemers zijn uit, tegenwoordig moet je dingen ‘centraal’ regelen. Door dingen centraal te regelen gaat de service omlaag en gaan de kosten omhoog en dat vinden bestuurders fijn. Zo, nu weet u meteen hoe ik er in sta.

Voor mijn twee aanhangertjes snoeiafval was ik altijd 5 euro per karretje kwijt wat ik met een verliefde blik overhandigde aan de lieftallige schoonheid achter haar loket op de stortplaats. Het trotse Gansewinkel pronkte op de blauwe bodywarmers. Telkens als ik een karretje rotzooi wegbracht dacht ik dankbaar: ‘Dat heeft Vlagtwedde toch maar mooi voor me geregeld’. Totdat vertroebelde geesten betoverd raakten door het toverwoord ’fusie’. Calimero Vlagtwedde met geld genoeg moest fuseren met Calimero Bellingwedde met artikel 12. Ik had nooit gedacht dat toenmalig minister dit idee zou goedkeuren maar ik had ongelijk. De rest is geschiedenis. In al haar wijsheid heeft de gemeente Westerwolde nu bedacht dat het storten van een kuub snoeiafval 20 euro moet kosten. Dus in plaats van een tientje per jaar ben ik nu 40 euro kwijt (2 karretjes van 1 kuub), en als ik pech heb en de dienstdoende stortplaatsmedewerker vind na een doorwaakte nacht in de kroeg dat mijn aanhanger twee kuub bevat, 80 euro. En ik kan daar niets tegen doen want hij heeft een oranje hesje aan. Dus. En als het me niet bevalt neem ik de rommel maar weer mee naar huis. Lekker puh. Omdat ik altijd de slechte kanten van een beslissing zie (een van mijn goede eigenschappen want goedgelovigheid is des duivels oorkussen) denk ik nu dus dat deze tariefstijging van 400 tot 800% (afhankelijk van het humeur van het oranje hesje) bedoeld is om de kosten van de vorming van de nieuwe gemeente Westerwolde terug te verdienen. Daarmee is mijn weerzin tegen de fusie bevestigd: de burgers van Vlagtwedde gaan bloeden voor de failliete boedel van Bellingwedde. Gedane zaken nemen geen keer en het leven gaat door en men moet niet omzien in wrok. Maar toch.

Ik ben niet arm. Tachtig euro per jaar overleef ik wel. Maar nu ga ik dus uit pure gramieterigheid in elke hoek van de tuin een zitje maken met een tuinhaard en op warme zomeravonden stook ik al die kacheltjes roodgloeiend op. Niet om mijn buren te pesten, maar puur uit lijfsbehoud. Het hemd is toch nader dan de rok. En we moeten allemaal offers brengen, ook als ze gemakkelijk vermijdbaar waren geweest maar toch doorgedrukt worden omdat bestuurders dat nodig vinden. En in de herfst gooi ik mijn snoeisels stiekem tussen de herfstbladeren op de herfstbladerenbult en dan haalt de gemeente ze lekker toch weer gratis op. Lekker puh. Of ik vraag een tweede en een derde groene container aan. En wat ik dan nog over heb flikker ik in het donker in het bos. Dat zal ze leren. Of nee, wacht, alle tuineigenaren kopen voor honderden euro’s een hakselaar op benzine en trappen de snippers in de kliko. Geweldig. In plaats van een file aanhangertjes voor de stortplaats hoor je straks in heel Westerwolde elke zaterdag de herrie van de hakselaars. Stel dat 1000 inwoners van Westerwolde nu een hakselaar kopen van 400 euro en gooien de snippers in de groene container. Dan is er door slechts 1000 burgers al 400.000 euro voor Jan Lul geïnvesteerd op last van de mensen die graag herkozen willen worden. En dit terwijl in mei 2019 de gemeenteraad van Westerwolde ondanks een eerdere motie van treurnis toch instemde met de plannen van wethouder Brunen om de burgers niet op te zadelen met een kostenpost van 500.000 euro. (Bron: DvhN) Nu betalen diezelfde burgers minimaal 400% meer voor het storten van tuinafval. Geweldig jongens, goed gedaan.

dinsdag 24 december 2019

Zoals de ouden zongen.......


VVD-tweede kamerlid Judith Tielen kwam begin september j.l. met een plan om ouders die hun kinderen niet opvoeden te korten op de kinderbijslag. Natuurlijk stort heel Nederland zich scheldend op het arme kind. Het wordt een nieuw, mal en onhaalbaar plan genoemd, een proefballonnetje wat het goed doet bij de achterban.

Maar dit idee is al zo oud als de weg naar Rome. In oktober 2007 wilde toenmalig wethouder van Amsterdam, huidige PvdA voorman Lodewijk Asscher, dit ook al. Er was toen zelfs een meerderheid voor in de Tweede Kamer. VVD, CDA en PvdA waren alle drie voor. September 2008  komen ministers Ernst Hirsch Ballin van Justitie en André Rouvoet voor Jeugd en Gezin met een wetsvoorstel. Dus al ruim tien jaar lang vind de Tweede Kamer dit een goed plan maar er komt helemaal niets van terecht. Het zal ermee te maken hebben dat de praktische uitvoerbaarheid lastig is. Nog niet eens de vraag wie dit dan moet bepalen. Ik zou het best willen doen bijvoorbeeld maar ze zullen het mij wel niet vragen. Sterker nog, iedereen kan dit en doet het ook al. Iedereen weet wel waar de zwakke broeders in de wijk of straat wonen en iedereen heeft wel eens gedacht: daar heb je weer zo’n aso. Iedereen kan een tokkie aanwijzen als je hem of haar tegenkomt maar wie spreekt ze ook aan?

Bijkomend probleem is dat je niet weet wanneer wangedrag aan de opvoeding ligt of dat het gewoon een rotkind is. En slecht gedrag is ook al niet gebonden aan bijvoorbeeld een lagere sociale klasse. Tenzij je de ouders van Vindicatters ook tot die groep wil rekenen. Ook kunnen de meest welopgevoede kinderen soms de meest stomme dingen doen. Om nog maar te zwijgen van kinderen met een psychische stoornis. Het grootste probleem is dat er geen systeem is waarmee opvoedingsfouten van burgers kan worden opgespoord. Buurtnetwerken, maatschappelijk werkers, buurtcoaches, wijkagenten en jongerenwerkers weten waar in de wijk de rotte appels zitten. Maar als de buurtcoach zo’n rotte appel plukt is hij of zij meteen het vertrouwen en respect van de bevolking kwijt (verrader!) en kan hij zijn werk niet meer doen. Dan zou er een aparte opvoedpolitie moeten komen die los van het buurtnetwerk de buurt in de gaten houdt. Maar dat zouden dan collega’s van de wijkagent zijn en dat gaat ongetwijfeld wringen. Dus dan komt het weer bij de rechter terecht en die is al overbelast. Iedere keer dat een ontspoorde jongere voor de (jeugd-)rechter komt moet die dus ook nog gaan bepalen of de ouders gekort kunnen worden op de kinderbijslag. Dat gaat niet werken. En, het belangrijkste van alles, op het moment dat iemand vind dat je de ouders moet straffen met een korting op de kinderbijslag ben je al te laat.

Nee, opvoedpolitie en korting op de kinderbijslag gaan het probleem niet oplossen. Het probleem is de politiek zelf. Politieke keuzes maken. Opmerkelijk dat juist een VVD-kamerlid deze keer met dit plan komt. Ik zou bijna denken dat bij haar het besef is doorgedrongen dat regeren meer behelst dan lunchen en barbecueën met het grootkapitaal. Maar schijn bedriegt. Feit is dat de overheid al decennia lang bezig is zich terug te trekken uit de samenleving. Er is bezuinigd op onderwijs, zorg, woningbouw en politie. Alles, maar dan ook echt alles, wordt uitgedrukt in geld. Het moet ‘uit’ kunnen. Ongebreideld kapitalisme. En graaien natuurlijk. Onbeheerste zelfverrijking. Dat burgers zich dan ook onbehoorlijk gaan gedragen is dan niet zo heel gek meer. Hun rolmodellen doen het immers ook allemaal. De AWBZ  is opgedoekt en overgeheveld naar de gemeenten. Met een zak geld erbij wat niet geoormerkt is. Een soort Lumpsum-financiering. En wat doet een gemeente met een zak geld? Die koopt nieuw straatmeubilair, bouwt ergens een sporthal, huurt links en rechts een adviseur is. Totdat blijkt dat men daarvan de jeugdzorg had moeten betalen. Dan wordt er bezuinigd op de WMO  en op de groenvoorziening. Dan mogen de bewoners zelf met een krabbertje het gras tussen de stoeptegels vandaan peuteren en als ze daarin slagen krijgen ze een oorkonde van de wethouder omdat ze zo fanatiek aan burgerparticipatie doen.

Wijkzuster Walstra die in de wijk woonde waar ze werkte met haar Rust, Reinheid en Regelmaat, Veldwachter Bromsnor met de lange wapenstok aan de koppelriem. De bovenmeester, de dokter en de notaris waren mensen van aanzien. Daar luisterde je naar. De geldloper van de gemeentelijke woningbouwvereniging die wekelijks de huur contant inde en tevens toezicht hield op het onderhoud aan tuin en woning. En als die zei dat je de heg wel eens mocht knippen dan wist je wat je de komende zaterdag te doen stond. Sociale controle. Het is er niet meer. Wie laat zich nog wat zeggen door een ander? Ieder op zijn eigen eiland met de gordijnen dicht. De overheid wil graag dat de burgers wat meer op elkaar gaan letten en de burgers zijn tegelijkertijd alleen met zichzelf bezig en verwachten dat de overheid het oplost. Dat gaat niet helemaal goed dus. Maar gelukkig heeft Judith Tielen er een oplossing voor: we gaan de alleenstaande bijstandsmoeder die voor haar uitkering verplicht 24 uur per week moet werken in de kringloopwinkel korten op de kinderbijslag omdat ze haar kinderen drie dagen per week een sleutel om de nek hangt als zij in de kringloopwinkel werkt.

zaterdag 14 december 2019

Tenaamstellingscode


De Ferrari gaat weg. Hij is over. Teveel. Uitgediend en afgedankt. Hij gaat stuk van het stilstaan. Ik hoef de klok niet eens bij te stellen op zomer of wintertijd. Want tegen de tijd dat ik merk dat de klok verkeerd staat is het alweer bijna zo ver. Vorig jaar liet ik er nieuwe banden onder zetten. Die hele kleine rubberen stengeltjes die altijd op nieuwe banden zitten er nu nog op, zoveel rijd ik ermee. Kortom, er is een serieuze overnamekandidaat. Niet een of andere bejaarde sok zoals ik maar een fris jong ding op weg naar een schitterende carrière. En juist die wil in mijn Wagon R+ langs ’s Heeren wegen. Heerlijk toch. Je zou het karretje bijna weggeven, zo mooi. Dingen kunnen dus ook gewoon goed gaan, zonder matig Nederlands sprekende handelaren die behalve je auto ook je laatste greintje zelfrespect meenemen, waarbij je depressief achterblijft met een vrijwaringsbewijs en het vage, misselijk makende gevoel dat je vies genaaid bent.

Maar dan komt het, het kenteken moet worden overgeschreven. Vroeger moest je op een doordeweekse dag naar het postkantoor. Oudere lezers hier weten nog wel wat een postkantoor is. Elk postkantoor had een balie met loketten. Elk loket had een eigen functie. Stond je met je draagtas vol met papieren over de auto en de verzekering een uur in de rij bleek je voor het verkeerde loket te staan wachten. Kon je overnieuw beginnen. Was je eindelijk aan de beurt zag je gewoon diezelfde postbode  van dat eerste loket tegenover je. Die was dan gewoon even van stoel gewisseld. Kafka? Nee hoor, zelf meegemaakt. Ik weet nog dat er in de krant  stond dat je in het vervolg bij elk loket voor alle postkantoorzaken terecht kon. Dat was toen een hele vooruitgang en dat ging gepaard met een hoop gemopper van de postkantoormedewerkers want wat bleef er over van hun rechten? En wat zou dat doen met de werkdruk? Om maar niet te spreken van de loonschalen? Overigens is het er alleen maar slechter op geworden. Nu gaat alles digitaal en als het mis gaat ligt het aan de computer, aan de programmeur, aan de systeembeheerder of aan jezelf. Het ligt nooit aan de medewerker die de computer bediend. Dat is het leuke van automatiseren; je kunt er gewoon met de pet naar blijven gooien zoals je gewend bent maar nu geef je de computer de schuld. Zalig toch.

Afijn, kenteken overschrijven. De koper vertelde me per Messenger dat dat ook digitaal kon. Op zondag nog wel. Nu heb ik een haat/liefde verhouding met Messenger. Is Facebook eigenlijk al alleen geschikt voor flauwe kul, nepnieuws en schelden op mensen die je toch nooit tegenkomt, nu hangt daar een berichtenservice aan vast wat Messenger heet. Vol met onbegrijpelijke functies,  en wat het ergste is van allemaal: emoticons. Ik kan niet eens anoniem een bericht lezen of het ding braakt meteen een compleet a4-tje aan gele gezichtjes en andere debiele tekentjes uit die je niet weg kan halen zodat iedereen meteen weet dat je het wel hebt gelezen, ontkennen is zinloos, en wat je er van vond zonder een woord gezegd te hebben. Wat een irritant zinloos ADHD medium. Maar omdat op je Facebookpagina staat dat er een bericht voor je is ook al heb je Messenger niet geïnstalleerd ben je dus wel haast verplicht om er aan mee te doen. 

Nou ja, digitaal dus. Met in mijn gedachten een tas vol papierwerk ontdekte ik dat er een DigiD-app bestaat. Dat is handig want nu is het voor de Chinezen en de Russen veel gemakkelijker om je medisch dossier in te zien. Met de DigiD-app geïnstalleerd kan je telefoon (minimaal Android 6) jouw ID-kaart lezen en verifiëren of je het wel zelf bent. Is dat een soort extra service aan de Chinezen en de Russen? Om onnodig bloedvergieten onder spionnen te voorkomen? Zou het niet veel handiger zijn om alle persoonsgebonden gevoelige informatie op een papiertje af te drukken en dat gewoon met de post naar Peking of Moskou te sturen? Dan is het maar vast klaar en hebben we dit digitale gezeik niet. Eigenlijk hoef je alleen maar de telefoon en het rijbewijs van de minister-president te jatten en je kan met de DigiD-app een derde wereldoorlog ontketenen. Geen gezeik met privacy en zo, eventjes inloggen (wachtwoord MarkVVD) op de website van de Navo en bam! Het leger er op af. Klaar.

Voor de zekerheid toch maar even verder lezen hoe dat zit met overschrijven zonder wachtloket. Omdat het RDW toch gewoon een overheidsinstantie is moet het natuurlijk wel gepaard gaan met een hoop Kafkaiaans getrut maar dat gaat ook digitaal tegenwoordig. Tilde vroeger de postbode zich een breuk aan brieven met boodschappen die gemakkelijk op een half kantje hadden gekund, nu krijg je een hele gigabite aan emails van de RDW. Nou ja, ze doen hun best. Natuurlijk zit er een forse adder onder het door de stikstof uit de kluiten gewassen bio-diverse gras. Er bestaat ook nog zoiets als een tenaamstellingscode. Dat is om het de Chinezen en Russen toch nog moeilijk te maken. De code bestaat uit twee delen. Het ene deel krijg je als je de Ferrari koopt en het ander sturen ze per post op. Of zoiets. Die twee delen dien je dan op een formulier te schrijven, in rood of blauw maakt niet uit, en dat papier dien je goed te bewaren. En daar gaat het mis want het bewaren van belangrijke papiertjes op geheime plekjes is door de digit-storm die over de wereld raast wat in onbruik geraakt. Dus nu zit ik al een paar uur te bedenken of ik ook zo’n papiertje heb wat ik goed had moeten bewaren en indien ja, waar mijn geheime plekje dan zou kunnen zijn. Ik weet best veel geheime plekjes bij andere mensen maar mijn eigen? Ho maar. Ik denk dat ik maar weer een Huawei koop, dan heb ik een hotline met Peking en daar kunnen ze me precies vertellen in welk laatje van welk kastje dat verdomde tenaamstellingsbriefje ligt.

zondag 17 november 2019

Magische handjes


Hoewel we komen in opdracht van de verhuurder om het leefklimaat in de woning te verbeteren is het nog niet vanzelfsprekend dat je wordt binnengelaten. Zo was deze mevrouw nog niet helemaal overtuigd en belde voor de zekerheid met kantoor om te vernemen wat er allemaal aan de hand is. Nadat men alle bezwaren had weggenomen mochten we dan ‘s anderendaags komen opdraven. We moesten er exact om acht uur staan en we moesten om negen uur weer weg zijn. Toen we op het afgesproken tijdstip aanbelden deed ze open met: “Gottegot, zijn jullie er nou al?”. Toen we klaar waren zei ze: “Gaan jullie alweer weg?”. In de tussentijd waren we deelgenoot geweest van haar conversatie met de kat. Ze vertelde het dier wie we waren en wat we kwamen doen. Ook vertelde ze dat er wellicht wat overlast zou kunnen zijn maar dat de poes zich daar maar niets van aan moest trekken. Al die tijd had het beest geen teken van leven gegeven. Maar toen gaapte het. Geluidloos, maar toch. Daarna ging mevrouw ons vertellen wat de kat had geantwoord. Ze vertelde ons wat het dier er van vond, wat het dacht, waar het zin in had en hoe het zich voelde. Ik stond op het punt om aan de kat te vragen of het een beetje kon wennen aan vrouwtje maar mijn collega greep gelukkig net op tijd in.

Plaats van handeling is een verzorgingshuis. Of beter gezegd, een voormalig verzorgingshuis. Want kennelijk was het zoals het ging niet goed en moest er vernieuwend worden opgetreden. Dus moesten de bewoners het appartement in het vervolg huren van de woningstichting en hun zorg elders inkopen. Maar toen bleek dat heel veel bewoners wel erg veel zorg nodig hadden. Tja, dat zie je ook niet aankomen natuurlijk. Dus werd besloten dat het grootste deel van de appartementen worden gehuurd door de zorginstelling die ze voor die tijd zelf verhuurde en daar bleven de bewoners dan gewoon in wonen. De overige woningen worden door de woningstichting verhuurd aan iedereen die de huur kan betalen. Dus naast het oude verzorgingshuispubliek woont er nu een bonte verzameling vreemde vogels van divers pluimage zolang ze maar ouder zijn dan 55 jaar. De dame uit de eerste alinea is dan nog milde versie.

Zo is er een echtpaar waarvan de vrouw ernstig ziek is. Overal staan zuurstofflessen en in de hoek van de kamer staat een groot apparaat wat de zuurstof uit die flessen in de longen van de dame pompt. Beide echtelieden zitten op de bank naast elkaar. Ze roken shag. Daarnaast lopen er nog twee kleine harige keffertjes rond en zitten er nog 5 parkieten in twee manshoge kooien. COPD, roken, honden en vogels in dezelfde ruimte, het kan allemaal. Een paar maal daags moet meneer er even uit. Dan racet hij in de scootmobiel van zijn vrouw door de gangen van het tehuis. Hij moest meehelpen om twaalf verhuisdozen aan de kant te zetten want daar was hij nog niet aan toe gekomen. Hij maakte geen oogcontact, bleef consequent U en Meneer tegen me zeggen en gedroeg zich overdreven onderdanig. Als hij ons op de gang passeerde in vrouwliefs scootmobiel maakte hij een overdreven wijde boog en keek schichtig naar ons op. Ik vraag me af of hij soms iets te verbergen heeft.

Enkele hoekwoningen van het tehuis zijn groter. Ze hebben een grotere keuken en kamer en een logeerkamertje extra. Daar komen de mensen in die wat meer te besteden hebben. Zo is er een echtpaar uit Den Haag. Meneer was in overheidsdienst en werd op zijn 57ste  door zijn afdelingschef vriendelijk verzocht om toch vooral vervroegd uit te treden. Een zak geld was een van de steekhoudende argumenten. En toen ze 65 waren huurden ze deze flat in het voormalige verzorgingshuis op het Overijsselse platteland. Voor later want je weet nooit hoe je bent als je ouder wordt. Maar nu waren ze 68 en nog steeds kerngezond en verveelden zich stierlijk. Dus gingen ze tegen iedereen klagen en mopperen die ze maar tegenkwamen. Over de flat, over de kleur van de muren in de kantine, over de buren, over de verzorging die ze niet krijgen en ook niet nodig hebben maar dat is dan toch wel heel vervelend en zo en tegen ons natuurlijk over de ventilatie. U moet weten dat woonhuisventilatie de hoofdoorzaak is van alles wat er mis kan gaan in een mensenleven. En wij moeten dat oplossen hoewel meneer wel kan zien dat wij ook maar gestuurd worden. Net als alle andere storingsmonteurs die wekelijks vage klachten in de woning komen oplossen die zich uitsluitend tussen hun oren bevinden. En naar de dagelijkse koffieochtenden gaan ze niet meer. Want de koffie is voor hen niet gratis en voor de ‘zorgbewoners’ wel. 5 Euro per maand voor 40 koppen koffie en 20 plakken koek als je elke werkdag gaat. Het wordt voor je ingeschonken en geserveerd door vrijwilligers. En tegen die vrijwilligers gingen ze dan mopperen over de andere koffiegasten. Nee, die koffieochtenden, dat was niks.

Was het natuurlijk altijd al zo dat niemand voor zijn plezier in een verzorgingshuis ging wonen, nu is het helemaal erg. Er rennen verzorgenden rond van drie of vier verschillende zorgaanbieders. Ze rennen achter elkaar aan door de gang maar bellen elk bij een andere deur aan. Het onderhoud is uitbesteed aan bedrijven die het weer uitbesteden aan onderaannemers. En als er iets stuk is wijzen ze allemaal naar elkaar. De enige constante factor zijn de vrijwilligers. Die komen elke dag de dingen doen die niemand anders meer doet en krijgen daar helemaal niets voor, behalve dan een schouderklopje van een vrouwelijke manager in een stemmig mantelpakje die tussen twee klussen in een jaartje hier de leidinggevende komt uithangen. Het stemmige mantelpakje kwam ons na een week op hoge toon ondervragen wat we allemaal kwamen doen en eiste dat we haar onze legitimatie toonden. Gelukkig had ik een spaarkaart van een bouwmarkt bij me wat ze gretig aanvaarde als bewijs van goed gedrag. Ze begreep er weliswaar helemaal niets van maar ze had ten overstaan van enkele verzorgsters en schoonmaaksters duidelijk gemaakt dat ze belangrijk is. En daar was het haar om begonnen.

Aan het eind van de dag stonden we onze spullen in te laden. Er schuifelde een dame achter een rollator naderbij. Wij vreesden het ergste. Maar ze gaf ons een compliment. Ze was zeer blij dat we geweest waren. De deur klemde niet meer en het scharnier van het keukenkastje piepte ook niet meer. Wij hadden de deur en het scharnier niet aangeraakt. Maar volgens haar hadden wij magische handjes. Dat moet dan haast wel zo zijn.