vrijdag 29 mei 2015

Renate Kromowidjojo

Wat ik nou toch weer beleefd heb is eigenlijk niet eens zo heel bijzonder. Maar het deed me denken aan een blunder uit een van mijn vorige levens. Ik heb geen idee hoeveel levens een mens heeft maar ik heb er al een paar achter de rug. Inmiddels raak ik op zo’n leeftijd dat de kans op weer een nieuw leven steeds kleiner wordt, maar, je weet het niet. Eerst even over vandaag.

Ik was in een woning bezig waar een oude mevrouw woont. Een van de kamers zag er echter wat jongensachtig uit. Dat kan allerlei redenen hebben die mij geen bal aangaan. Maar nu viel mijn oog toevallig op een ingelijste poster met het gezicht er op van een mooie meid met daaronder in een halve maan de afbeeldingen van vele medailles. Ik keek er natuurlijk maar half naar maar op een of andere manier dacht ik dat het Renate Groenewold was.

Het is u wellicht niet ontgaan dat ik geen groot sportfanaat ben en er tevens heel veel televisiezendtijd aan mij niet besteed is. Als ik mensen zie schaatsen denk ik aan Ad en Keesie. En aan de spanjaard Gomez die nauwelijks beter schaatste dan ik. Nou, dan moet je wel heel slecht kunnen schaatsen. Als er voetballen op is denk ik aan Suurbier, Rensenbrink en Van der Korput. Cruijff moest toen geloof ik nog geboren worden. Daarmee houdt het voor mij wel zo’n beetje op. Om mij heen hoor ik wel eens dat ook in de sportwereld de tijd niet stilstaat maar ik heb mijn handen al vol aan mijn eigen tijd en die van de sportwereld hoef ik er niet bij te hebben.
Dat ik de dame herkende als Renate Groenewold is in mijn optiek dus niet eens zo heel bijzonder.

Maar toen moest ik dus denken aan toen. Het was in die jaren dat Renate de vonken van de klapschaats reed en de ene medaille na de andere in de wacht sleepte. Heel Nederland droomde zowat van haar. Over de inhoud van die dromen waag ik maar even niet te speculeren. Het was tevens in die jaren dat ik als reizend koopman weekmarkten frequenteerde met mijn kraam gevuld met brood en banket. Zo stond ik vrijdags en zaterdags in Musselkanaal en toevallig kwam er wel eens een mevrouw Groenewold aan de kraam. Dat wist ik want je kon bij mij sparen voor een slagroomtaart en op de spaarkaart vulde men toen nog argeloos naam en adres in. Op deze gedenkwaardige dag verscheen wederom mevrouw Groenewold in het gezelschap van, wat ik aannam, haar dochter. Het overige publiek viel stil en keek steels om zich heen en mevrouw Groenewold deed net alsof er niets aan de hand was. Ik snapte er niets van en dacht dat alle aandacht voor mij was en trok alle registers van malligheid maximaal open. Het publiek reageerde echter stoïcijns en de dochter glimlachte wel lief, maar ja, wist ik veel wie dat kind was. Toen de dames Groenewold weg waren viel men woedend over mij heen. Wist ik dan niet dat het de beroemde Renate betrof die tussen de medailleregen door toevallig een weekend bij haar moeder was?

Even terug nu. In mijn argeloosheid trok ik de conclusie dat de bewoonster uit de eerste alinea wel eens de oude mevrouw Groenewold kon zijn die ter herinnering aan de gloriedagen van haar dochter een poster met al haar medailles had ingelijst. Kan toch? Dus vroeg ik tussen neus en lippen door of ze van schaatsen hield. Ze keek me een wijle verbaasd aan. Ik moest beschaamd uitleggen welke poster ik bedoelde. Toen barstte ze in lachen uit. De poster betrof de eveneens zeer beroemde, edoch door mij niet herkende zwemster Ranomi Kromowidjojo. Ja lach maar, hoe kon ik dat nou weten? Haar nog thuis wonende zoon hield van zwemmen, of in ieder geval van het kijken naar zwemmen, en zodoende. Ja, ze probeerde zoonlief wel eens voor te bereiden op de toekomst, wanneer zij er niet meer is. Maar hij maakte nog geen aanstalten om zelfstandig te worden. Of zoonlief zelf dan ook aan zwemmen doet wilde ik weten.
‘’Nee, hij kan niet zwemmen en het komt er nou ook niet meer van want hij is al 47. Maar kijken kan altijd.”

vrijdag 15 mei 2015

Middeleeuws Bleyendael



Wij waren met Hemelvaart op Kloosterboerderij Bleyendael. Mooi gelegen in het veld. Je kunt er terecht voor koffie met gebak en er een kijkje nemen in de stal. Daarnaast zijn er arrangementen te kust en te keur. Een toeristische opsteker die onze regio best kan gebruiken. Terecht dus ook dat omliggende toeristische attracties en horecaondernemers de koppen bij elkaar steken en samen de schouders er onder zetten. Daarnaast bewonder ik altijd de drijfveer die mensen er toe brengt zoiets op te zetten. Petje af voor dergelijke entrepreneurs.

In Ter Apel is een plek, aan het eind van de Schotslaan, die Het Schot heet. ’t Ossenschot was niet meer dan een eenvoudig houten bouwsel wat beschutting bood aan vee, arbeiders en gereedschap bij slecht weer. Dat is het wat betreft het verschijnsel kloosterboerderij wel zo ongeveer. Daarnaast zijn er her en der vast en zeker meerdere van dergelijke bouwsels geweest. Een tastbaar voorbeeld is de zgn. Spieker zoals die nu op het grasveld bij Klooster Ter Apel staat. Het frame, het vakwerk zo u wilt, is authentiek, maar stond niet op die plek. Het stond oorspronkelijk achter een boerderij aan de Poortweg, op steenworp afstand van het klooster. ’t Ossenschot bevond zich op een kwartier lopen van het klooster. Na de reformatie vervielen de gronden rond het Klooster Ter Apel aan de stad Groningen. Die verpachtte het land aan boeren. Voorbeelden van hoe deze boerderijen er ongeveer uit kunnen hebben gezien zijn er onder andere te vinden in Smeerling. Ook dichterbij in Ter Wisch staat aan de Sellingerstraat een fraai exemplaar. De oudste nog bestaande bouwwerken stammen echter uit de zeventiende eeuw. Van eerdere bouwvormen zijn geen afbeeldingen bekend. Die zullen er kleiner en eenvoudiger uit hebben gezien. Iets met vakwerk met leem en strodaken, zoals de voornoemde spieker, ligt voor de hand. Of planken want Westerwolde was bosrijk. Zeker weten doet niemand het. Van het in verval rakende klooster zijn later ook kloostermoppen als bouwmateriaal voor boerderijen gebruikt, zoals er ook bij boerderijen in de omgeving zandstenen graftombes, en het doopvont, uit het klooster zijn gevonden die dienst deden als drinkbak voor het vee.
Het is echter uitgesloten dat Klooster Ter Apel dependances had in de vorm van Kloosterboerderij Bleyendael op zeven kilometer afstand van het klooster.

Dat de ondernemer zijn initiatief Kloosterboerderij noemt kan ik begrijpen. Refereren aan de historie van de streek doet het nou eenmaal altijd goed. Een historische link met een knipoog, daar is niks op tegen. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van Hasje de Heks, die het dorp Sellingen en haar ondernemers goede diensten bewijst. Toen het gebouwd werd verscheen er in de krant een verhaal, opgetekend uit de mond van de ondernemer, dat er in het veld een kloostermop was gevonden en dat bij speurwerk in archieven bleek dat er rond het Klooster Ter Apel zogenaamde kloosterboerderijen bestonden en dat ze er ongeveer zo uitzagen als het huidige Bleyendael. Dat verhaal deed me toen al de wenkbrauwen fronsen maar ach, dacht ik, de man is ondernemer en heeft een sappig verhaal nodig. Maar nu kom ik in het DvhN een artikel tegen over een wandeltocht in het kader van het 550 jarig bestaan van Klooster Ter Apel. Over 7 kilometer kunnen deelnemers wandelen van Klooster Ter Apel naar Kloosterboerderij Bleyendael. En weer terug neem ik aan, daar wil ik af wezen. In het onderhavige artikel wordt echter wederom doodleuk gerefereerd aan de zogenaamde historische wortelen waarop de kloosterboerderij rust. Toen brak me de klomp. Dat je een keer een verhaaltje opschrijft in de krant wat een beetje een loopje neemt met de historische feiten is gezien de strekking van het verhaal nog te billijken. Maar nu, jaren later, is het loopje gepromoveerd tot historisch feit. Inmiddels moet worden gevreesd dat er hele generaties kinderen zullen opgroeien met de pseudowetenschap dat Bleyendael fundeert op de geschiedenis rond Klooster Ter Apel en dat het fictieve origineel er ook nog eens zo uit heeft gezien.

Ik ben vermoedelijk de enige Ter Apeler die zich er druk om kan maken. Het zij zo.

vrijdag 8 mei 2015

Fuck Abulkasim Al-Jaberi



Heel Nederland doet net alsof Abulkasim Al-Jaberi een nette meneer is die iets heeft tegen het Koningshuis. De media met in hun gevolg allerlei bekende en onbekende Nederlanders met een eigen website papagaaien elkaar na over het o zo schandelijke wetsartikel majesteitsschennis. Men kakelt en buitelt over elkaar heen met varianten op het thema: ‘moet toch kunnen’. Totdat een andere schreeuwlelijk volgende week het tegendeel beweert, dan rennen ze daar allemaal achteraan.






Maar daar gaat het helemaal niet over. Het gaat over een in Nederland geboren en getogen oproerkraaiertje die het zo bont maakt dat het OM dringend een stok nodig had om het kereltje eens flink mee te begaan. De stok in deze metafoor is het wetsartikel majesteitsschennis. Onze Abulkasim is een goed doorvoed, hoog opgeleid kind uit de warme schoot van onze welvaartsmaatschappij. In onze samenleving hoef je eigenlijk niet zo heel veel en mag je een heleboel. Wij vertrouwen er op dat onze kinderen in ruil daarvoor karakter tonen en ongevraagd een positieve bijdrage leveren aan onze samenleving. Het allermooiste zou tevens een positieve bijdrage zijn aan ons bruto nationaal product maar we moeten jongens als Abulkasim ook weer niet overvragen.

Maar helaas leidt onze welvaart soms tot verwennerij en dat is hier ook het geval. In plaats van karakter te tonen maakt ons betweterige prinsje zich druk om ons slavernijverleden, om Palestina en Israël en om Zwarte Piet en husselt dat allemaal door elkaar en roept vanaf iedere zeepkist waar hij op mag hel en verdoemenis uit over ons landsbestuur, over ons koningshuis en alles wat daarbij hoort. Hij roert op en zaait haat. Wij zijn allemaal zionisten en ons land moet worden vernietigd, zo luidt zijn boodschap. Tot overmaat van ramp zijn er heel veel verwende prinsjes en prinsesjes in ons land en die scanderen dapper met hem mee, hun advocaten incluis.

Maar nu is meneertje beledigd en geschokt want in plaats van hem tot kalief te kronen komen ze hem, volgens zijn eigen woorden, ‘met een overmacht aan politie met veel geweld van het podium sleuren’. Ik heb de beelden van zijn arrestatie gezien. Heel gedwee liep hij tussen twee vriendelijk glimlachende vrouwelijke agenten mee. Volgens mij moest hij bijna huilen. Een van de agentes was vroeger de stagiaire op Abultjes kleuterschool, voordat ze overstapte naar de politieschool. Zij heeft hem ooit nog eens getroost met een aai over zijn bolletje toen hij zijn knietje had bezeerd. En hij mocht op haar schoot zitten.
Okee, een deel hiervan is verzonnen.

Maar ziet wat een beetje nuchter nadenken allemaal kan doen. Ik relativeer Abulkasim in nog geen 470 woorden van een opgeblazen kalief tot een strontverwend papkindje met narcistische trekjes. Zou er ook een wetsartikel kaliefschennis bestaan? Of valt dit nog onder vrijheid van meningsuiting?