vrijdag 14 augustus 2015

Piketdienst



Op maandagmorgen verzamelen zich een flink aantal bewoners bij de ingang. Een drukte van belang. Rollators botsen tegen elkaar en de remkabels raken zowat nog verstrikt.
“Ze komen vandaag van de ventilatie!” weet mevrouw Raanhuis.
“En de tuin komt ook helemaal over de kop!” komt meneer Uildriks er over heen. Zo maak je nog eens wat mee!
“Komen jullie eerst bij mij?” vraagt mevrouw Bosker.
“Ach nee …” zucht meneer Jansen “jij staat op de woensdag! Weet je toch wel!”
 “Toevallig heb ik deze week piketdienst……”, vervolgt meneer Jansen tegen ons. 




Meneer Jansen van nummer 21 is 85 jaar, 1.90 mtr. lang en slank. Mager bijna. De benen wat stram maar verder nog vitaal. Om beurten hebben de mannelijke bewoners met verstand van techniek piketdienst. Wat dat precies inhoud blijft onduidelijk. Maar het is een serieuze taak. “Laatst kwam er een nieuwe bewoner, die kwam uit de bouw. Die heb ik meteen de fietsenstalling gegeven! Ik kan alles er niet meer bij doen!” Het verhaal van meneer Jansen past op een half kantje maar wij hebben een heel pak kopieerpapier moeten aanhoren. Je komt aan je werk haast niet toe. “Och ja, hij meent ook dat hij wat is…….”, vinden de medebewoners van meneer Jansen.

En al die tijd bromde op de achtergrond het kleine dieselmotortje van het mini graafmachientje. Een cabine van glas op twee rubberen mini rupsbandjes. Met een graafbak er aan zo groot als een wasmand. Een paar stoeptegels of een hap gras. Dan heb je het wel gehad. Die stoeptegels kiepert het machientje dan in een bovenmaatse kruiwagen. Die heeft ook een klein dieselmotortje en rubberen mini rupsbandjes. De machinist is oud en grijs. Ben ik voor mijn collega’s al een nestor met mijn 55 jaren, deze machinist is zelfs in mijn ogen echt oud. Traag en stijf klautert hij in en uit het graafmachientje. Alle perkjes, met nog een lap gras, langs het pad en de terrasjes van de woningen op de begane grond moeten worden afgegraven. Er voor in de plaats komt grind op antiworteldoek afgezet met een rand van zwarte betonklinkers. Volgens de bewoners is dit voor de hoogwerker van het schoonmaakbedrijf.
Het dieselkruiwagentje is vol. De oude man klimt aandachtig uit het graafmachientje en stapt op het plateautje achter het kruiwagentje. Met twee sticks kan hij het karretje laten rijden en sturen. De stoeptegels gooit de man een eind verderop op een hoop. Een tegel valt er te ver naast. Hij klimt van het plateautje, pakt de tegel op en legt het netjes terug. Het is haast niet om aan te zien. Een serieus grondverzetbedrijf zou de klus in een dag geklaard hebben. De oude man pruttelt twee weken met zijn gemechaniseerde spade en zelfrijdende kruiwagen heen en weer. Ik kan me niet voorstellen dat dit het product is van een sluitende begroting en een passende offerte.
Het is een ongelijke strijd, tegen de natuur en tegen het ouder worden, die wordt uitgevochten door een stuntelende pietje precies in een minigraafmachientje. Kijk ik naar mijn eigen toekomst? Naar de toekomst van werkend Nederland? Totaal vergrijsd krampachtig doorploeteren tot de dood er op volgt? De woningen zijn bestemd voor 55 plussers. Kandidaten ouder dan 70 kunnen zich echter niet meer inschrijven. Ik zou er nu al in mogen, tegen de tijd dat ik AOW krijg is het al bijna te laat.
Er is iets mis in Nederland. Iets heel erg mis.

De liftmonteur komt. Moet ook gebeuren. Onderhoud is belangrijk. Meneer Jansen komt uit nummer 21 gestapt. Ik hoor hem praten tegen de liftmonteur. “……..toevallig heb ik deze week piketdienst……”. In het voorbijgaan kijk ik de liftmonteur aan en knik even in de richting van meneer Jansen. De liftmonteur slaat zijn ogen ten hemel en slaakt een diepe zucht.
Ik hoop dat ik later nooit piketdienst krijg.

zondag 2 augustus 2015

Terug naar de toekomst



Gemeenten moeten 30% bezuinigen op de zorgkosten. Vele zorgtaken zijn per 1 januari 2015 overgedragen aan de gemeenten, maar dan met een budget wat een derde lager is dan wat de landelijke overheid er aan uit gaf. Een uitdaging voor de gemeentebesturen. En voor de betreffende ambtenaren. De nood is nu zo hoog gestegen dat medewerkers van de gemeente hun hart luchten bij de cliënten zelf.  En dan ook nog alleen bij die cliënten die hun PGB in eigen beheer hebben. Die groep is klein ten opzichte van de groep die zorg in natura krijgen. Op die laatste groep hebben de gemeentelijke medewerkers geen grip. De zorg daarvoor is in samenwerking met andere gemeenten ondergebracht in contracten met professionele organisaties.

Zo kwam mij een verhaal ter ore van een medewerker van een gemeente die vond dat persoonlijke begeleiding best uit de sociale omgeving kon komen en waar dus niet voor betaald hoeft te worden. Als voorbeeld nam hij zichzelf. Hij zit bij een sportvereniging die hem best een dagje mee naar een wedstrijd zou willen nemen als hij in een rolstoel zou komen te zitten. Stel de man is nu rond de dertig jaar en is vijf jaar lid van de vereniging. Die dus volgens hem bereid is hem voor de rest van zijn leven elke zaterdag naar een wedstrijd te slepen omdat ‘hij zo goed lag in de groep’. En dan heb ik het nog niet eens over alle andere dingen die hij dan niet meer kan. Hoe realistisch is dat beeld?

Er was een tijd, nog niet eens zo heel lang geleden, dat de zorg bij gebrek aan zorgverlening door de overheid, werd georganiseerd door de kruis- en welzijnsverenigingen. Weliswaar langs de zuilen van de verschillende religieuze en maatschappelijke stromingen, maar het was er. Kruisverenigingen werden plaatselijk opgericht door de notabelen van het dorp. U weet wel, de wijkzuster Walstra’s met de drie R’s. Rust, Reinheid en Regelmaat. Werkte prima, zonder DSM V en Ritalin. Daarnaast had je bijvoorbeeld nog de Caritas van de kerk en vele andere verenigingen voor ’t nut van het algemeen. Toen ging de bureaucratie zich er mee bemoeien. De verenigingen moesten regionale stichtingen worden. Het personeel moest voor elke handeling extra diploma’s hebben en er moesten directeuren komen en secretaresses en protocollen. Bovenop de schouders van de arme wijkzusters en maatschappelijk werkers torste naast de zorg voor de cliënten nu ook nog eens de verstikkende last van een topzware bureaucratie. Toen dat de spuigaten uitliep moest er worden geprivatiseerd. Zorginstellingen werden bedrijven. Wat een feest was dat. Slimme geesten wisten alras hoe je met een stalen gezicht grenzeloos geld van een ander kon uitgeven en hoe je de geldkraan in Den Haag naar believen verder open kon draaien. Op het laatst werd het zo gek dat er vanuit de regering moest worden verordonneerd hoeveel een directeur van een zorginstelling, als trendvolger, mocht verdienen. Dat is de Balkenendenorm. De voormalige plaatselijke notabelen draaien zich om in hun graven. Waar zij de belangeloze uitvinders waren van het begrip ‘georganiseerde mantelzorg’ zijn hun opvolgers verworden tot dik betaalde ‘captains of industry’. En nu is de maat kennelijk vol en moet de zorg terug naar de sociale omgeving van de cliënt. Ik heb voor mezelf alvast een berenvel, een vuursteen en wat stenen pijlpunten aangeschaft. Dan ben ik tenminste op de toekomst voorbereid.