zondag 2 augustus 2015

Terug naar de toekomst



Gemeenten moeten 30% bezuinigen op de zorgkosten. Vele zorgtaken zijn per 1 januari 2015 overgedragen aan de gemeenten, maar dan met een budget wat een derde lager is dan wat de landelijke overheid er aan uit gaf. Een uitdaging voor de gemeentebesturen. En voor de betreffende ambtenaren. De nood is nu zo hoog gestegen dat medewerkers van de gemeente hun hart luchten bij de cliënten zelf.  En dan ook nog alleen bij die cliënten die hun PGB in eigen beheer hebben. Die groep is klein ten opzichte van de groep die zorg in natura krijgen. Op die laatste groep hebben de gemeentelijke medewerkers geen grip. De zorg daarvoor is in samenwerking met andere gemeenten ondergebracht in contracten met professionele organisaties.

Zo kwam mij een verhaal ter ore van een medewerker van een gemeente die vond dat persoonlijke begeleiding best uit de sociale omgeving kon komen en waar dus niet voor betaald hoeft te worden. Als voorbeeld nam hij zichzelf. Hij zit bij een sportvereniging die hem best een dagje mee naar een wedstrijd zou willen nemen als hij in een rolstoel zou komen te zitten. Stel de man is nu rond de dertig jaar en is vijf jaar lid van de vereniging. Die dus volgens hem bereid is hem voor de rest van zijn leven elke zaterdag naar een wedstrijd te slepen omdat ‘hij zo goed lag in de groep’. En dan heb ik het nog niet eens over alle andere dingen die hij dan niet meer kan. Hoe realistisch is dat beeld?

Er was een tijd, nog niet eens zo heel lang geleden, dat de zorg bij gebrek aan zorgverlening door de overheid, werd georganiseerd door de kruis- en welzijnsverenigingen. Weliswaar langs de zuilen van de verschillende religieuze en maatschappelijke stromingen, maar het was er. Kruisverenigingen werden plaatselijk opgericht door de notabelen van het dorp. U weet wel, de wijkzuster Walstra’s met de drie R’s. Rust, Reinheid en Regelmaat. Werkte prima, zonder DSM V en Ritalin. Daarnaast had je bijvoorbeeld nog de Caritas van de kerk en vele andere verenigingen voor ’t nut van het algemeen. Toen ging de bureaucratie zich er mee bemoeien. De verenigingen moesten regionale stichtingen worden. Het personeel moest voor elke handeling extra diploma’s hebben en er moesten directeuren komen en secretaresses en protocollen. Bovenop de schouders van de arme wijkzusters en maatschappelijk werkers torste naast de zorg voor de cliënten nu ook nog eens de verstikkende last van een topzware bureaucratie. Toen dat de spuigaten uitliep moest er worden geprivatiseerd. Zorginstellingen werden bedrijven. Wat een feest was dat. Slimme geesten wisten alras hoe je met een stalen gezicht grenzeloos geld van een ander kon uitgeven en hoe je de geldkraan in Den Haag naar believen verder open kon draaien. Op het laatst werd het zo gek dat er vanuit de regering moest worden verordonneerd hoeveel een directeur van een zorginstelling, als trendvolger, mocht verdienen. Dat is de Balkenendenorm. De voormalige plaatselijke notabelen draaien zich om in hun graven. Waar zij de belangeloze uitvinders waren van het begrip ‘georganiseerde mantelzorg’ zijn hun opvolgers verworden tot dik betaalde ‘captains of industry’. En nu is de maat kennelijk vol en moet de zorg terug naar de sociale omgeving van de cliënt. Ik heb voor mezelf alvast een berenvel, een vuursteen en wat stenen pijlpunten aangeschaft. Dan ben ik tenminste op de toekomst voorbereid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten