Gemeenten moeten 30% bezuinigen op de zorgkosten. Vele
zorgtaken zijn per 1 januari 2015 overgedragen aan de gemeenten, maar dan met
een budget wat een derde lager is dan wat de landelijke overheid er aan uit
gaf. Een uitdaging voor de gemeentebesturen. En voor de betreffende ambtenaren.
De nood is nu zo hoog gestegen dat medewerkers van de gemeente hun hart luchten
bij de cliënten zelf. En dan ook nog
alleen bij die cliënten die hun PGB in eigen beheer hebben. Die groep is klein
ten opzichte van de groep die zorg in natura krijgen. Op die laatste groep
hebben de gemeentelijke medewerkers geen grip. De zorg daarvoor is in samenwerking
met andere gemeenten ondergebracht in contracten met professionele
organisaties.
Zo kwam mij een verhaal ter ore van een medewerker van een
gemeente die vond dat persoonlijke begeleiding best uit de sociale omgeving kon
komen en waar dus niet voor betaald hoeft te worden. Als voorbeeld nam hij
zichzelf. Hij zit bij een sportvereniging die hem best een dagje mee naar een
wedstrijd zou willen nemen als hij in een rolstoel zou komen te zitten. Stel de
man is nu rond de dertig jaar en is vijf jaar lid van de vereniging. Die dus
volgens hem bereid is hem voor de rest van zijn leven elke zaterdag naar een
wedstrijd te slepen omdat ‘hij zo goed lag in de groep’. En dan heb ik het nog
niet eens over alle andere dingen die hij dan niet meer kan. Hoe realistisch is
dat beeld?
Er was een tijd, nog niet eens zo heel lang geleden, dat de
zorg bij gebrek aan zorgverlening door de overheid, werd georganiseerd door de
kruis- en welzijnsverenigingen. Weliswaar langs de zuilen van de verschillende
religieuze en maatschappelijke stromingen, maar het was er. Kruisverenigingen
werden plaatselijk opgericht door de notabelen van het dorp. U weet wel, de
wijkzuster Walstra’s met de drie R’s. Rust, Reinheid en Regelmaat. Werkte prima,
zonder DSM V en Ritalin. Daarnaast had je bijvoorbeeld nog de Caritas van de
kerk en vele andere verenigingen voor ’t nut van het algemeen. Toen ging de
bureaucratie zich er mee bemoeien. De verenigingen moesten regionale
stichtingen worden. Het personeel moest voor elke handeling extra diploma’s
hebben en er moesten directeuren komen en secretaresses en protocollen. Bovenop
de schouders van de arme wijkzusters en maatschappelijk werkers torste naast de
zorg voor de cliënten nu ook nog eens de verstikkende last van een topzware
bureaucratie. Toen dat de spuigaten uitliep moest er worden geprivatiseerd.
Zorginstellingen werden bedrijven. Wat een feest was dat. Slimme geesten wisten
alras hoe je met een stalen gezicht grenzeloos geld van een ander kon uitgeven
en hoe je de geldkraan in Den Haag naar believen verder open kon draaien. Op
het laatst werd het zo gek dat er vanuit de regering moest worden verordonneerd
hoeveel een directeur van een zorginstelling, als trendvolger, mocht verdienen.
Dat is de Balkenendenorm. De voormalige plaatselijke notabelen draaien zich om
in hun graven. Waar zij de belangeloze uitvinders waren van het begrip ‘georganiseerde
mantelzorg’ zijn hun opvolgers verworden tot dik betaalde ‘captains of
industry’. En nu is de maat kennelijk vol en moet de zorg terug naar de sociale
omgeving van de cliënt. Ik heb voor mezelf alvast een berenvel, een vuursteen
en wat stenen pijlpunten aangeschaft. Dan ben ik tenminste op de toekomst
voorbereid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten