vrijdag 24 oktober 2014

Nikolauskirche

Het was halverwege de zeventiger jaren. Ik was een puber, met jeugdpuistjes, bijbehorend gedrag en met een pakje Zware Van Nelle op zak. Ons gezin ging voor het eerst naar Oostenrijk en puber of niet, dat was toch wel een avontuur waar ik bij wilde zijn. Vader had een caravan van de sloop gered en met vereende krachten opgelapt. Het ding zat na de renovatie beduidend steviger in elkaar als toen het uit de fabriek rolde. Met vijf personen in de auto en de veel te zware sleurhut aan de trekhaak gingen we op pad. Ik was te jong voor een rijbewijs en zelfs een brommer had ik niet. Toch wist ik pa haarfijn te vertellen wat hij allemaal fout deed op de Duitse Autobahn. Later vroeg ik me wel eens af hoe mijn ouders het met me uitgehouden hebben. Toen ik zelf kinderen kreeg begreep ik het.




In het Iseltal, bij het plaatsje Matrei i.O., staat de St. Nikolauskirche. Toen wij voor het eerst door het dal reden leek het een plaatje zoals je ze zag in de Kampioen en in folders van modelspoorfabrikanten. Natuurlijk móesten wij naar dat witte kerkje op die berghelling. Het vroegmiddeleeuwse monument maakte een diepe indruk op me. Vermoedelijk omdat het de eerste keer was dat ik in Oostenrijk in een vroegmiddeleeuws monument kwam. Het staat me nog helder voor de geest hoe mijn vader stond te worstelen met zijn camera om de fresco’s zonder flits op het celluloid vast te leggen. Van onze eerste vakantie in Oostenrijk weet ik verder niet veel meer. Maar de St. Nikolauskirche is me altijd bij gebleven. Ik ben later vaker in Matrei geweest. Dan keek ik van een afstand naar het witte kerkje en dacht terug aan mijn eerste keer Oostenrijk. Ik heb er altijd nog een keer naar toe gewild, maar het kwam er nooit van. Oude kerkjes waren kennelijk uit de tijd en ik drong nooit aan.

Maar dit jaar gingen echtgenote en ik sinds lange tijd weer naar Matrei. De kinderen gaan al lang niet meer mee en ik moet me nu zelf wijzen op de fouten die ik maak op de Duitse Autobahn. Normaliter bedenken we ter plekke wat we willen zien en doen in de vakantie. Voor ons is vakantie er voor om vooral niets te moeten. Maar nu wist ik het zeker, we gaan naar de Nikolauskirche! Echtgenote begreep meteen dat het menens was. Het kerkje was nog precies zoals het in mijn geheugen gegrift staat. Met mijn digitale camera schoot ik moeiteloos zonder flits het geheugen vol. Uiteindelijk wilde ik per se een pad naar boven oplopen voor het allermooiste plaatje. Helemaal alleen op de helling ging ik even zitten. Daar zat ik dan, vierenvijftig jaar, te mijmeren over een vakantie van 38 jaar terug. Of ik ooit weer in de Nikolauskirche kom durf ik niet te voorspellen. Maar de gedachte dat het makkelijk in een dag met de auto te bereiken is maakt veel goed.

zondag 12 oktober 2014

Beste Sinterklaas,

Ik ken u al heel lang. Ontelbare verlanglijstjes heb ik aan u gezonden en een ontzagwekkende hoeveelheid pepernoten heb ik via mijn schoen van u mogen ontvangen. U bent een bisschop. Bisschop van Myra, maar woonachtig in Madrid. Goedheiligman, vanwege uw goede werken. Ruim zeshonderd jaar oud rijdt u nog steeds op een wit paard over mijn dak om uw goede werk te doen. En Zwarte Piet kruipt door mijn schoorsteen van ongeveer 15 cm doorsnede. Dat vind ik heel gewoon want een van uw verre voorouders bouwde op zeshonderd jarige leeftijd nog doodleuk een houten boot waar miljoenen dieren op pasten. Dus zo vreemd is dat allemaal niet.

Nu is er dan een moment aangebroken dat we in Nederland een heuse Zwarte Pieten discussie voeren. Uw goedlachse en soms wat sullige assistenten staan symbool voor kolonialisme, onderdrukking van minderheden, slavernij en discriminatie. Zelf heb ik daar nooit zo bij stil gestaan, maar goed, het zij zo. U zelf blijft daarbij tot nu toe buiten schot, terwijl u in deze discussie toch de onderdrukkersrol vervult ten opzichte van Zwarte Piet. En dat is ook heel gewoon. U bent een vertegenwoordiger van de Rooms Katholieke Kerk en daar gebeuren wel meer vreemde zaken die ik allemaal heel gewoon vind. De wijze waarop uw werkgever aan de macht is gekomen bijvoorbeeld. Inquisitie noemden we dat vroeger. Collega Sint Dominicus bijvoorbeeld (u weet wel, van de Zingende Non: Dominiekiniekinieki…) sloeg in de 13de eeuw met zijn zwaard de hoofden af van iedereen die het niet spoorslags met hem eens was. Goede kans dat de jongens van de IS het van hem hebben afgekeken. Een ander voorbeeld is het bagatelliseren van de stelselmatige verkrachting van kleine jongetjes in Katholieke internaten. Of wat te denken van de zevenhonderd babylijkjes die vorig jaar in een beerput van een Iers Klooster zijn gevonden. Baby’s van vrouwen die ongehuwd zwanger waren en in dat klooster door de nonnen als slavin werden uitgebuit tot de bevalling waarna het kind werd afgenomen en in de beerput werd gesmeten. Maar ach, de mantel der liefde is groot. Natuurlijk zijn dat allemaal slechts incidenten, wandaden gepleegd door dwalende zielen die zijn bezeten door de duivel. Al het goede komt van uw werkgever, al het kwade van de duivel. Is wel lekker makkelijk ook. Zo kun je nooit ergens de schuld van krijgen. Ik vind dat ook allemaal heel gewoon.

Ik begrijp dat u dit niet fijn vind om te lezen, Sinterklaas. Maar het is niet persoonlijk bedoeld, hoor. U blijft voor mij gewoon de man op het witte paard en u mag Zwarte Piet wat mij betreft gewoon in dienst houden. Maar misschien kunt u als Goedheiligman het negatieve beeld wat ombuigen. U heeft met zeshonderd jaar ervaring toch wel enige invloed op de paus? Ga daarom voor u weer naar Spanje rijdt toch even stilletjes bij hem aan. Wijs hem tussen neus en lippen door gewoon even op de onmetelijke rijkdom van het Vaticaan. Een rijkdom zo groot dat daarmee alle armoe in de wereld in een klap opgelost kan worden. En dan is er nog geld genoeg over om alle kwakkelende economieën in de hele wereld weer op de been te helpen. De paus krijgt door uw toedoen de kans om voor eens in zijn leven voor Sinterklaas te spelen. Wie zou dat nou niet willen…..?

donderdag 9 oktober 2014

Gemeentehuis

Ze was knap. Een blonde schoonheid, strak in ’t vel met voldoende reliëf. Ze zal zo rond de 25 zijn geweest. Als ik zou zeggen dat ze tegen de dertig liep zou ik haar ernstig tekort doen. Ze zat alleen in een kamer op de bovenverdieping. De verdieping van de burgemeester en de wethouders. En van de gemeentesecretaris. De bovenverdieping heeft een extra verhoginkje. De kamer van de burgemeester en de gemeentesecretaris liggen boven de hoofdingang van het gemeentehuis, vandaar. Zou dat toeval zijn of heeft de architect expres die kamers in het hogere deel gesitueerd? De kamer van de blonde schoonheid grenst aan die van de burgemeester, net voor het trapje. De ligging van haar kamer lijkt haar een speciale status te verschaffen. Of heeft ze vanwege haar moeilijke karakter met bijbehorend gedrag een kamer voor zich alleen?

Ik heb wel eens geroepen dat ik graag ambtenaar in een gemeentehuis zou willen worden. Makkelijke werktijden, geen overuren, koffie bij de vleet en weersonafhankelijk. Let it snow, let it snow, ik zet nog een stempeltje of zo. Of ik doe het niet. Net zo makkelijk. Geen mens die het merkt. Maar zoals altijd bedriegt schijn. Op hoe meer plekken ik kom, hoe vaker ik merk dat dingen anders zijn dan het schijnt. Als dat zo doorgaat word ik nog eens een gematigd, relativerend mens. Een schrikbeeld dat me slapeloze nachten bezorgt. Zo sprak ik in dit gemeentehuis met een van de wethouders en bezag hun kamers. De gezinsfoto’s aan de muur. De kindertekeningen van de plaatselijke basisschool, de selfies met de ingezetenen uit de lagere sociale klasse. De krantenknipsels uit de plaatselijke en regionale bladen. Een en al betrokkenheid. Het is me duidelijk, ik moet mijn vooroordeel over bestuurders herzien.


Ook de mannen en vrouwen in de kantoortuinen en de kleinere kamers voldeden niet geheel aan het beeld wat ik van ze had. Er werd gewerkt en men benaderde de burgers vriendelijk, voorkomend en met respect. Maar, geloof het of niet, af en toe gingen mij de nekharen overeind staan. Het onderhuidse, het onuitgesprokene. De vileine speldenprikjes, de glimlachjes waar je de traanvliezen van bevriezen. En eerlijk is eerlijk, er waren ook mensen die zeer aan mijn vooroordeel beantwoordden. Twee dames aan de bezoekersbalie, ongeveer twee korte bezoekjes per half uur, tussendoor wat kopieerwerk, besteedden het grootste deel van hun tijd aan zelfbeklag over de werkdruk. Roerend waren ze het met elkaar eens, leek het. En dan opeens, onverwacht, net op het moment dat ze dacht dat de verhouding weer goed was, het vlijmscherpe lemmet, van achteren, vlak naast de wervelkolom tussen twee ribben door rechtstreeks in het hart, waarna haar het huilen nader stond dan het lachen.

Ik ben er tot twee keer toe getuige van mogen zijn dat onze blonde schoonheid uit de eerste alinea vanuit de heup met hagel schoot op, kennelijk, ondergeschikten. Daar word je niet blij van. Die agressie, die felheid. Die botte respectloosheid. Ik vraag me af wat er in het nog zo korte leven van het kind is misgegaan dat ze zich op deze manier meent te moeten gedragen. Of in welke afhankelijke positie je als gemeenteambtenaar moet verkeren om een dergelijke behandeling van je baas te accepteren. Ik heb altijd volgehouden dat een gemeenteambtenaar niet overspannen kan raken. Maar bij deze trek ik dat vooroordeel in. Ik heb een paar dagen in een gemeentehuis mogen verkeren en dat verschafte me de mogelijkheid een en ander te observeren. Petje af. Ik zou het nog geen week in die slangenkuil uithouden.