woensdag 22 augustus 2012

De Boze Buurman

Ik zie haar op straat lopen door het raam van het huis waar ik aan het werk ben. Een bijzonder pront voorkomen, ietsje zwaar aan de achterhand. Het schaars aanwezige textiel is ternauwernood in staat haar zegeningen te omvatten. Zij duwt een fiets voort, ruim behangen met tassen vol met toekomstig oud papier. Voor elk huis blijft ze staan, de fiets balancerend achterlatend op zijn veel te iele stander. Vlak voor me buigt ze zich voorover om haar vracht door de brievenbus te duwen. Wat haat ik die vitrages voor de voordeur.

Een paar uur later zie ik haar weer. Ze doet de woning open waar ik aanbel. Geroutineerd fixeer ik mijn blik op haar gezicht, twee prachtige bruine ogen verwelkomen me. Als openingszin vraag ik of ze alle folders inmiddels heeft rondgebracht. Dat is het geval, geeft ze lachend toe, hoewel het eigenlijk het bijbaantje van haar dochter is. Dochterlief is groot fan van Justin Bieber. De foto’s van het ventje beheersen de wanden van de overloop vanaf de tweede trede van onder. Bij het afscheid komt het tot een praatje in de deuropening. Of ik al bijna klaar ben in de wijk. Dat is niet het geval, ik ben er de hele week nog. Nou, ik hoef niet naar de buurman, pruilt ze, want die is dood. Net twee weken, na een lang ziekbed. Ik probeer meelevend te kijken maar dat is niet nodig. Ze is blij dat hij weg is.

Buurman was niet erg geliefd in de wijk. Wat er precies aan de hand was wordt niet duidelijk maar hij had met meerdere buurtgenoten ruzie. Ook met haar dus, maar gek genoeg niet met haar dochter. Buurman was gek op haar dochter en dat blijkt dan ook de bron te zijn van de onmin. Buurman was gek op alle jonge dochters in de wijk en met het uitdragen van zijn affectie heeft hij geen vrienden gemaakt. Buurman was naar verluidt, behalve voor jonge dochters dan, een onvriendelijk heerschap en, wellicht verbitterd door zijn slopende ziekte, heeft hij op zijn sterfbed gezegd dat hij na zijn dood iedereen met wie hij ruzie had zou bezoeken. Mijn gesprekspartner had haar schouders erover opgehaald, ze is een nuchter mens.

Maar vorige week was ze op kamp met de tennisclub van haar dochter. Door organisatorische omstandigheden slaapt juist zij in de tent waar alle voorraden zijn ondergebracht. Alleen. Met de geluiden van de nacht. De schaduwen op het tentdoek. Hoort ze in de verte een uil roepen? Zag ze nou echt het silhouet van een vleermuis? Onwillekeurig komen haar gedachten op de overleden buurman. Na een onrustige sluimer schrikt ze op. Ze weet bijna zeker dat ze voetstappen in het gras hoort, een zacht kreunen, een haperende ademhaling. Is het verbeelding? Het zal toch niet……. Plotseling gestommel in de tent! Daar! Achter die dozen! Een schreeuw klinkt door de nacht. Met het eerste het beste voorwerp wat ze op de tast te pakken krijgt haalt ze uit in de richting van het geluid. In dezelfde beweging werpt ze zich tegen de rits, die het gelukkig begeeft, en eenmaal opgekrabbeld stort ze zich in de armen van de inmiddels op het lawaai afgekomen mannelijke kampeerders. Strakke lijven stijf van de adrenaline, gebalde vuisten, onverschrokken blikken, witte knokkels omklemmen zware metalen zaklantaarns, huilende kinderen, redderende moeders. Een vrouw is in nood! Een slaapplaats wordt geregeld tussen twee vrouwen in een andere tent, beschermende armen om haar heen, een laatste diepe zucht. En langzaam daalt de vrede over het kampterrein neer. De maan vervolgt zijn pad langs het firmament, de nacht verstrijkt in het ritme van de slaap.

Bij het eerst daglicht nemen de mannen poolshoogte in de voorraadtent. In een doos met vermorzelde zakken chips treffen ze een veldmuis aan, geplet door een anderhalf literfles cola. Morsdood. Ze kan gerust zijn. De buurman komt geen tweede keer terug.

dinsdag 14 augustus 2012

Typisch gevalletje lange tenen.

De Reclame Code Commissie heeft uitspraak gedaan inzake de commercial ‘Ik Zeg Zon’ van de Nederlandse Energie Maatschappij. Dit was aangespannen door de Bond tegen vloeken omdat ze de spot kwetsend vinden voor gelovigen. De RCC vind de spot niet nodeloos kwetsend. Het is niet de taak van de RCC om mensen te leren wat ze wel en niet over religie mogen zeggen. Mensen, en reclamemakers, maken voortdurend grapjes over van alles en iedereen en dat kan allemaal zolang het niet nodeloos kwetsend is. Dat gelovigen heftig op humor over religie reageren komt omdat ze zich betrapt voelen, zoals een kind zich betrapt voelt als moeder binnenkomt terwijl het hardop tegen zijn favoriete knuffel praat.

Volgens de Bond tegen vloeken is religie geen zienswijze, maar een zijnswijze. Onzin. Religie is wel degelijk een zienswijze. Niemand wordt gelovig geboren maar gelovig gemaakt, vanaf de geboorte, door hun opvoeding. Mensen kunnen op enig moment gaan inzien dat ze al die jaren voor de gek zijn gehouden en van hun geloof afstappen. Net als een kind dat op enig moment gaat inzien dat op een paard over de nok van een dak rijden en cadeautjes door de rookgasafvoer proppen in werkelijkheid niet kan. Als religie een zijnswijze zou zijn zou niemand ooit van zijn geloof vallen.

Als deze commercial wordt toegestaan kan dat volgens de Bond worden gezien als vrijbrief voor reclamemakers om religieuze gevoelens te kwetsen. Waarom zouden reclamemakers dat willen? Reclamemakers willen geen gevoelens kwetsen want gekwetste mensen zullen het aangeprezen product nooit kopen. Energie heeft iedereen nodig, ook gelovigen, waarom zou iemand een deel van de doelgroep tegen zich in het harnas willen jagen?

De identiteit van een groep mensen zou door de commercial worden geschonden. Ja, dat is nou eenmaal een kenmerk van humor. Er zijn reclames waar de Belgen als stereotiep worden neergezet en aldus in hun identiteit worden geschonden. Er ontstaat pas een probleem als de Belgen bezwaar zouden maken tegen deze schending. Maar Belgen weten wel beter. De identiteit van de gelovigen wordt juist geschonden door de overtrokken reactie van de Bond tegen vloeken want de gelovigen worden nu gekenmerkt als aanstellers met lange tenen. Als ze zich er niets van hadden aangetrokken was er niets aan de hand geweest.

Vrijheid van waanzin.

Godsdienstvrijheid is bedoeld om er voor te zorgen dat je niet kan worden vervolgd vanwege jouw geloofsovertuiging. Maar het geeft je niet het recht om op basis daarvan de wet te overtreden. Toch gebeurt dat regelmatig. Homostellen mogen volgens Nederlandse wetgeving trouwen. Ambtenaren moeten zich aan de wet houden en gewoon hun werk doen. Tenzij je gelovig bent. Ook hebben we regels omtrent dierenwelzijn. Iedereen moet zich daaraan houden. Tenzij je gelovig bent. Een rechter in Keulen oordeelde onlangs dat besnijdenis gelijkstaat aan het toebrengen van lichamelijk letsel. Prompt is de wereld te klein. Vertegenwoordigers van Europese joodse en islamitische organisaties stellen in een gezamenlijke verklaring dat besnijdenis een fundamenteel onderdeel is van beide godsdiensten.In het Midden-Oosten slaan beide religies met het meest moderne wapentuig elkaar bij toerbeurt de hersens in. In Europa trekken ze hand in hand op om genitale verminking bij kinderen toe te staan.
Dat mensen in een god willen geloven in hun eigen huis en in hun eigen tijd is hun goed recht. Dat ze vervolgens ook nog geloven dat hun god vind dat het nodig is om dieren op middeleeuwse wijze de strot af te snijden , homohuwelijken te weigeren en kinderen voor hun leven te verminken is voor het overgrote deel van de bevolking niet te begrijpen. Alle seculiere wetgeving en scheiding van kerk en staat ten spijt wordt deze kleine minderheid van fanatici keer op keer toegestaan om zich niet te houden aan wetten die we met elkaar hebben afgesproken en die voor iedereen gelden.
In Oostenrijk mag je niet met een hoofddeksel op je ID-kaart. Toch loopt er iemand rond die op zijn ID staat met een vergiet op zijn hoofd. Hij heeft het voor elkaar gekregen door vol te houden dat het een fundamenteel onderdeel is van zijn religie. Kijk, dat vind ik dan wel weer leuk.

Verkiezingen

De opkomst bij de landelijke verkiezingen ligt gemiddeld over de afgelopen decennia zo rond de 50%. Los van de vele praktische redenen die mensen kunnen hebben om niet te gaan stemmen is de lage opkomst op zichzelf een teken aan de wand. De wel-stemmers hanteren een aantal drogredenen waarom iedereen zou moeten stemmen zoals: niet stemmen is laf, wie niet stemt telt niet mee, als je niet stemt mag je ook niet klagen enz. Zoals bij elke verkiezingen komt er ook dit jaar vast wel weer een eminent grise op televisie die ons oproept om te gaan stemmen omdat het een verworven recht is. Ook een veel gehoorde dooddoener is dat onze vorm van democratie dan wel niet perfect is maar het is het enige systeem wat we hebben. Daarmee legt men de verantwoordelijkheid geheel bij de niet-stemmers neer. Net als de plaatselijke kruidenier die zonder enige vorm van zelfreflectie de schuld van de te lage omzet bij zijn klanten zoekt.
Stemmers blijven weg omdat het hele systeem veel te ondoorzichtig is door campagne prietpraat, stemmingmakerij, valse beloftes, eenzijdige voorstelling van zaken, partijpolitiek en eigenbelang. Ook het grote aantal partijen maakt het er niet makkelijker op. Stem op mij en alle diertjes krijgen het beter! Nee, stem op mij want dan wordt alles gratis! Nee, stem op mij want dan wordt polygamie legaal! Ok, dat laatste heb ik zelf verzonnen. Maar wat een heisa, wat moet je met al die geneuzel-in-de-kantlijn partijen. En dan ga je een keer stemmen en wat krijg je dan? Partijen zijn onderling zo hopeloos verdeeld dat een minderheid samen met een club hersenloze gedoogdelinquenten kans ziet een af-en-toe-zetelmeerderheid in elkaar te knutselen. En wie weet nog dat bij de voorlaatste verkiezingen de partij met de grootste coalitiekans voortijdig de handdoek in de ring wierp? Walgelijke vertoningen. Laten we blij zijn dat we het recht hebben om niet te gaan stemmen.
De oplossing is simpel: de grote partijen maken van te voren bekend met wie ze een coalitie gaan vormen en wat dan, als die coalitie gekozen wordt, het regeerakkoord zou zijn. Het aantal stemmers per coalitiepartij bepaald dan alleen nog hoeveel bewindvoerders het mag leveren en kan eventueel voor een nuanceverschil in het akkoord zorgen. En al die geneuzel-in-de-kantlijn-partijtjes dan? Die vormen samen een grote partij, de Oneliners Partij.

donderdag 9 augustus 2012

Olympiade 1928

Daar zitten ze, aan de hoge tafel in de kamer tegenover elkaar. Natuurlijk is de achterdeur op slot. Een klopje op het raam en twee blije gezichten lachen mij toe. Ik kan me niet herinneren dat ze ooit niet gelachen hebben als je langskomt. Altijd blij met bezoek, altijd welkom. Binnenkort wordt hij 90 jaar. Zij is net 89 geworden. Koffie natuurlijk, nee nee, blijf zitten! Dat kan ze zelf nog wel! Stel je voor, visite die zelf koffie gaat halen. Ze wonen nog steeds zelfstandig in hun eigen huis met tuin. Beetje hulp voor het zware werk, verder doen ze nog alles zelf. Mooi zo laten. Ze willen niet verhuizen, hier willen ze blijven. Tot het niet meer kan. Dan houdt het op.
Vader ‘s gedachten worden beheerst door de Olympische Spelen. Er zit hem een liedje dwars. Van vroeger. Amsterdam 1928. Hij is dan 6 jaar en speelt met zijn kornuitjes op straat in Laren NH. Op school hebben ze een liedje geleerd en dat zingen ze op straat na. Hij kent het nog precies.

Hup, hup, hup, olympiade,
Jongens zet je beste beentje voor,
Drink geen bier maar limonade,
Olympiade, olympiade….

De herinnering is voor hem zo helder als was het gisteren. Terwijl dingen die hij vorige week hoorde vandaag al verdwenen kunnen zijn. “Ik kan toch merken dat ik geen zestig meer ben!”. Tja, zo gaat dat. Op 3 augustus 2012 klinkt het nog vast en zuiver, zonder haperingen. Van de olympische spelen in 1928 weet hij verder niets. Maar dat liedje, dat laat hem vandaag niet meer los.

Ik moet alweer gaan, ik heb nog boodschappen in de auto en die moeten nodig in de koelkast. “Hoe laat kom je morgenmiddag?” Ik kijk haar vragend aan. “Of hebben we het er niet over gehad?” Dat hebben we niet maar dat geeft niet. De ooms en tantes blijven allemaal slapen en of ik wil helpen de bedden klaar te zetten. Natuurlijk. 90 en 89 jaar. Hotel la Mama. Dag en nacht geopend.

vrijdag 3 augustus 2012

Pensioenleeftijd

Toen Jan Peter Balkenende minister-president was mocht hij van zijn moeder eens bij de Tros op de televisie. Hoe het programma heette weet ik niet meer maar het werd wekelijks uitgezonden. Er werd een vijf minuten durend filmpje getoond waarin een burger een vraag mocht toelichten en de minister-president gaf dan in de studio antwoord. In een van de uitzendingen kwam er een man aan het woord die op 52-jarige leeftijd werkloos was geworden en niet meer aan de bak kwam. Een hele ordner vol met brieven toonde de man op televisie en nog zo’n map vol met afwijzingen. De reden van afwijzing was eenvoudig. Te oud. Voor Jan Peter was het een inkoppertje. Zojuist was namelijk de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid van kracht geworden. Na het tranentrekkende relaas van die arme werkloos geworden vijftiger antwoorde Balkenende met een stalen gezicht in één zin dat ‘afwijzing bij sollicitatie op basis van leeftijd verboden was’. Mission accomplished. Meteen daarna een reclamespotje voor maandverband. Ik geloof dat dat het moment is geweest waarop ik het vertrouwen in de politiek voor altijd heb verloren.

Het oprekken van de pensioengerechtigde leeftijd houdt in dat je 2 jaar later pensioen krijgt. Voor de pechvogels die op latere leeftijd werkloos zijn geraakt houdt het in dat je 2 jaar langer in de bijstand blijft. Met sollicitatieplicht uiteraard. Je moet die oudjes toch bezig houden. Aan het versoepelen van de arbeidsmarkt zullen deze en volgende regeringen niets doen. Niet zolang de BMW van de werkgeversvoorzitter nog wekelijks voor het Torentje van de minister-president staat. Ik wil best werken tot mijn 67ste. Maar is het werk er dan nog? Nederland vergrijst. Binnenkort gaat de naoorlogse geboortegolf massaal met pensioen. Als gevolg daarvan zitten de werkgevers straks met een schreeuwend tekort aan arbeidskrachten. Het geschreeuw zal tot in de verste uithoeken van de wereld hoorbaar zijn, maar op een frequentie die voor vijftigers niet meer waarneembaar is.

Heiter bis Wolkig

Na twee weken te hebben rondgekeken in Mecklenburg-Vorpommern, grof gezegd in voormalig noordelijk Oostduitsland, is het tijd om de koffers en auto vertrek-klaar te maken. Of moet ik zeggen terugkom-klaar. Gisteravond hebben we de opening van de Olympische Spelen gezien op de Duitse televisie. Dat ging prima totdat de Duitse ploeg het stadion betrad. Daarna werden alle volgende binnentrekkende landen sterk door de Duitse regie verwaarloosd door de camera bijna voortdurend op de Duitse ploeg gericht te houden. Maar goed, je bent in Duitsland of je bent het niet. De Nederlandse televisie heeft ongetwijfeld hetzelfde gedaan met de Nederlandse ploeg. Ook het Duitse IOC-lid Claudia Bokel werd nog even getoond en genoemd. En dat vond ik dan wel weer leuk.

Het valt niet mee om de aandacht van de vaderlandse schrijvende pers te trekken. Het helpt als je deel uit maakt van een minderheid. Ben je als hetro-blanke-Nederlander geboren en je vind het leuk om stukjes, columns of ingezonden brieven te schrijven dan heb je, ten opzichte van minderheden-stukjesschrijvers bij gelijke taalvirtuoze kwaliteiten, een handicap. Het grappige is dat deze handicap mij helpt om te voldoen aan de criteria die maken dat ik deel uitmaak van een minderheid. Als bijna 52-jarige blonde man met een schrijvershandicap die niet van sport houdt maar het leuk vind om in Duitsland op vakantie te gaan en die in hetzelfde dorp woont waar IOC-lid Claudia Bokel vandaan komt ben ik van alle Nederlandse stukjesschrijvers veruit in de minderheid. Zo, denk daar maar eens over na. Ik ken Claudia niet persoonlijk en zij mij al helemaal niet. Maar ik ben ik haar dankbaar voor het feit dat ze uit mijn woonplaats komt, hoewel ze daar ook niets aan kan doen. Daarmee heeft ze zonder het te weten mijn kans om door te breken als succesvol columnist enorm vergroot.

Intussen is op deze laatste vakantiedag voor de terugreis naar ons vader- en moederland, waar de kranten ongetwijfeld vol zullen staan met politici, bureaucraten, kerkelijk leiders en andere ergernissen die tijdens onze afwezigheid rustig zijn doorgegaan met mij inspireren, het weer veranderd van Sonnig naar Heiter bis Wolkig. De lucht betrekt als Denap vertrekt.

woensdag 1 augustus 2012

Van langzaam leven wordt je oud.

Als ik dan ’s morgens voor haar toonbank stond en ik wenste haar een goede morgen toe, keek ze me een beetje quasi vermanend aan. Het was zonde om zolang in bed te liggen, de ochtend was immers al bijna voorbij, meende ze, en de verse broodjes hadden, hoewel ze vanzelfsprekend van uitstekende kwaliteit waren, toch wel iets van hun versheid verloren. Terwijl ze me zo toesprak schitterden haar ogen van pret en haar reprimande eindigde steevast met de allerliefste glimlach die je je maar kan wensen. Nadat we dit ochtendritueel enige dagen hadden herhaald was het tijd voor de zwaardere gesprekken. Zij meende te kunnen raden dat ik uit Holland kwam. Holland was vlak wist ze, heel wat anders dan hier, waar het landschap wijds en glooiend is. Ze vervolgde met enkele tips, bezienswaardigheden die we niet mochten missen en prachtige stukjes natuur, zowel per fiets als ook met de auto goed bereikbaar. Nu was het mijn beurt en ik merkte op dat het land er toch ‘anders’ uitzag als ik gewend was van het oude West-Duitsland. Ik bemerkte een kleine frons van haar wenkbrauwen en even was ik bang dat ik iets verkeerd gezegd had. Maar ze besloot het me te vergeven en ze vertelde dat het een agrarisch gebied is waar de aandacht vanouds meer gericht was op productie en minder op natuur- en landschapsbeheer. Als zakenvrouw met gevoel voor toerisme benadrukte ze de ontwikkeling die nog steeds gaande is op het gebied van milieu en herstel van karakteristieke dorpsgezichten en gebouwen en vermeed ze zorgvuldig politieke aspecten en dagelijkse beslommeringen. Gaandeweg wisselden wij die ochtend enkele koetjes en kalfjes uit en toen aan het eind van ons korte samenzijn alle gemeenplaatsen wel zo’n beetje waren bezocht was het tijd om uit elkaar te gaan. Er was nog werk aan de winkel en mijn echtgenote zou zich wel afvragen waar ik bleef. Ter afsluiting sprak ze de volgende onsterfelijke woorden: “Ok, we lopen hier dan wel honderd jaar achter, maar daar staat tegenover dat wij honderd jaar langer leven!”