zaterdag 16 februari 2019

Bob Marley


Toen ik in de planning de straatnaam zag van de storing waar ik heen moest werd ik een beetje ongerust. En toen ik het witte bord met de blauwe rand naderde met daarop de naam van de wijk wist ik het zeker: dit wordt er weer zo een. De moed zonk me al een beetje in de schoenen. Maar de navigatie stuurde me de hele wijk door en ik kwam in een deel terecht waar de wereld nog heel was. Er waren geen brandplekken van vreugdevuren op straat. Er lagen geen vuurwerkresten in de goot. Er stonden geen kapotte tuinstoelen, fietsen en scooters in de voortuintjes. Geen kranten of landbouwplastic voor de ramen. Geen rondhangende kinderen die eigenlijk op school zouden moeten zitten. Nee, integendeel. De huizen waren nieuw. Smaakvolle raamdecoratie. Kamerplanten zelfs, waar zie je die nog tegenwoordig? De auto’s stonden gepoetst tussen de lijntjes en de invalidenparkeerplaatsen waren netjes vrijgelaten. Daar zet ik mijn bus dan altijd neer.

Mevrouw deed open met een flauwe glimlach. Een glimlach waaraan je ziet dat het huilen haar nader staat dan het lachen. Dat ze even geen reden heeft om het leven nog enigszins leuk te vinden. En dan maakt de ventilatie ook nog lawaai. Ze kon er niet van slapen en dat kon ze toch al zo moeilijk de laatste tijd. Ze verontschuldigde zich er voor dat ze de stekker van het apparaat uit het stopcontact had getrokken. Maar ik gaf haar groot gelijk. De storing was evenwel snel verholpen: nieuwe motor/waaiercombinatie er in, zender even aanmelden en klaar. Het systeem opnieuw inregelen kostte wat meer tijd maar mevrouw dribbelde trouw achter me aan door de woning en op een of andere manier vond ik dat ook wel weer gezellig. Of ik dan ook wel een kopje koffie lustte. Dat was het geval. Of het dan wel oploskoffie mocht zijn want de koffiemachine was stuk. Als het dan maar zwart is zonder suiker meende ik en dat was goed.

Ze vertelde dat haar man nog maar kort geleden was overleden. En ze vertelde dat haar man dominee was geweest. Ik weet niks van het werk van een dominee en ik weet niet hoe dominees hun huis inrichten. Of eigenlijk toch wel want ik had vroeger, in een vorig leven, een klant op de Bible-belt en die was dominee en die had zijn huis ingericht zoals ik verwachtte. Donker eiken. Met velours bekleedde zetels. Een indrukwekkend bureau. Met verwijzingen naar hogere machten aan de muur. Met grote statige boekenkasten met veel boeken over Jezus en zijn avonturen. In een van die zetels kreeg ik dan altijd koffie van de vrouw van de dominee die zich daarna dan weer uit de voeten maakte alsof ik een dolende ziel was die raad zocht bij haar man. Maar later, toen meneer naar zijn laatste beroeping aan Gods zijde was vertrokken bleef ze tegenover me zitten koffiedrinken. In zíjn stoel. Verder had ze in huis weinig durven veranderen want de ouderlingen, of liever gezegd de dames van de ouderlingen, kwamen nog regelmatig langs met een woord van troost in ruil voor koffie met cake. En ingrijpende veranderingen in het huis van ‘hun’ oude dominee zouden ze niet kunnen bevatten.

En nu ben ik tien jaar verder en zat ik weer in het huis van een overleden dominee en ik had het niet eens door. Modern kan ik de inrichting niet echt noemen maar het was smaakvol en netjes. Natuurlijk hing er een groot houten kruis aan de muur maar ja, die zie je wel vaker ergens hangen. En er hing een schilderij aan de muur van Bob Marley. Niet uitbundig met veel geel, groen en rood maar juist gedekt, bijna monochrome en wat nog vreemder was, Bob was en profiel getekend en hij keek een beetje in gedachten schuin naar boven. Zo stemmig zie je Bob Marley niet vaak afgebeeld. Nu moet ik er bij zeggen dat mevrouw zelf schilderde. Meestal dieren. Op het terras aan de schutting hing inderdaad een hele ark vol boerderijdieren en pluimvee. Allemaal op paneel geschilderd met steigerhoutmotief als achtergrond. Maar portretten van kleinkinderen deed ze ook wel en ik moet zeggen, ze kan het wel. Ik durf mijn eigen werk, ik schilder ook, nauwelijks aan de buitenwacht te tonen maar de domineesweduwe hoeft zich echt nergens voor te schamen. Dus toen kwam de onvermijdelijke vraag of ze van reggae hield en fan is van Bob Marley. Ze staarde me verbijsterd aan alsof ik haar zojuist een oneerbaar voorstel had gedaan. Ik knikte naar de afbeelding van Bob Marley. “Dat is Jezus…..”, zei ze en het klonk een beetje afgemeten.