Toen ik in de planning de straatnaam zag van de storing waar
ik heen moest werd ik een beetje ongerust. En toen ik het witte bord met de
blauwe rand naderde met daarop de naam van de wijk wist ik het zeker: dit wordt
er weer zo een. De moed zonk me al een beetje in de schoenen. Maar de navigatie
stuurde me de hele wijk door en ik kwam in een deel terecht waar de wereld nog
heel was. Er waren geen brandplekken van vreugdevuren op straat. Er lagen geen
vuurwerkresten in de goot. Er stonden geen kapotte tuinstoelen, fietsen en
scooters in de voortuintjes. Geen kranten of landbouwplastic voor de ramen.
Geen rondhangende kinderen die eigenlijk op school zouden moeten zitten. Nee,
integendeel. De huizen waren nieuw. Smaakvolle raamdecoratie. Kamerplanten
zelfs, waar zie je die nog tegenwoordig? De auto’s stonden gepoetst tussen de
lijntjes en de invalidenparkeerplaatsen waren netjes vrijgelaten. Daar zet ik
mijn bus dan altijd neer.
Mevrouw deed open met een flauwe glimlach. Een glimlach
waaraan je ziet dat het huilen haar nader staat dan het lachen. Dat ze even
geen reden heeft om het leven nog enigszins leuk te vinden. En dan maakt de
ventilatie ook nog lawaai. Ze kon er niet van slapen en dat kon ze toch al zo
moeilijk de laatste tijd. Ze verontschuldigde zich er voor dat ze de stekker
van het apparaat uit het stopcontact had getrokken. Maar ik gaf haar groot
gelijk. De storing was evenwel snel verholpen: nieuwe motor/waaiercombinatie er
in, zender even aanmelden en klaar. Het systeem opnieuw inregelen kostte wat
meer tijd maar mevrouw dribbelde trouw achter me aan door de woning en op een
of andere manier vond ik dat ook wel weer gezellig. Of ik dan ook wel een kopje
koffie lustte. Dat was het geval. Of het dan wel oploskoffie mocht zijn want de
koffiemachine was stuk. Als het dan maar zwart is zonder suiker meende ik en
dat was goed.
Ze vertelde dat haar man nog maar kort geleden was
overleden. En ze vertelde dat haar man dominee was geweest. Ik weet niks van
het werk van een dominee en ik weet niet hoe dominees hun huis inrichten. Of
eigenlijk toch wel want ik had vroeger, in een vorig leven, een klant op de
Bible-belt en die was dominee en die had zijn huis ingericht zoals ik verwachtte.
Donker eiken. Met velours bekleedde zetels. Een indrukwekkend bureau. Met verwijzingen
naar hogere machten aan de muur. Met grote statige boekenkasten met veel boeken
over Jezus en zijn avonturen. In een van die zetels kreeg ik dan altijd koffie
van de vrouw van de dominee die zich daarna dan weer uit de voeten maakte alsof
ik een dolende ziel was die raad zocht bij haar man. Maar later, toen meneer
naar zijn laatste beroeping aan Gods zijde was vertrokken bleef ze tegenover me
zitten koffiedrinken. In zíjn stoel. Verder had ze in huis weinig durven veranderen
want de ouderlingen, of liever gezegd de dames van de ouderlingen, kwamen nog
regelmatig langs met een woord van troost in ruil voor koffie met cake. En ingrijpende
veranderingen in het huis van ‘hun’ oude dominee zouden ze niet kunnen
bevatten.
En nu ben ik tien jaar verder en zat ik weer in het huis van
een overleden dominee en ik had het niet eens door. Modern kan ik de inrichting
niet echt noemen maar het was smaakvol en netjes. Natuurlijk hing er een groot
houten kruis aan de muur maar ja, die zie je wel vaker ergens hangen. En er
hing een schilderij aan de muur van Bob Marley. Niet uitbundig met veel geel,
groen en rood maar juist gedekt, bijna monochrome en wat nog vreemder was, Bob
was en profiel getekend en hij keek een beetje in gedachten schuin naar boven.
Zo stemmig zie je Bob Marley niet vaak afgebeeld. Nu moet ik er bij zeggen dat
mevrouw zelf schilderde. Meestal dieren. Op het terras aan de schutting hing
inderdaad een hele ark vol boerderijdieren en pluimvee. Allemaal op paneel
geschilderd met steigerhoutmotief als achtergrond. Maar portretten van
kleinkinderen deed ze ook wel en ik moet zeggen, ze kan het wel. Ik durf mijn
eigen werk, ik schilder ook, nauwelijks aan de buitenwacht te tonen maar de
domineesweduwe hoeft zich echt nergens voor te schamen. Dus toen kwam de
onvermijdelijke vraag of ze van reggae hield en fan is van Bob Marley. Ze
staarde me verbijsterd aan alsof ik haar zojuist een oneerbaar voorstel had
gedaan. Ik knikte naar de afbeelding van Bob Marley. “Dat is Jezus…..”, zei ze
en het klonk een beetje afgemeten.