Het is
nauwelijks mogelijk om iets over mensen uit bepaalde bevolkingsgroepen te
schrijven zonder ze meteen een stempel op te drukken. Maar we zijn niet
allemaal gelijk en de een weet zich nou eenmaal wat beter te gedragen dan de
ander. Heb ik me zo voorzichtig genoeg uitgedrukt?
Jaren terug
stond ik op de markt. Op een rustige herfstdag, in een heerlijk zachte nazomer,
sloeg op het plein tussen twee supermarkten in zomaar ineens de vlam in de pan.
Een echtpaar, de volgeladen boodschappentassen nietsvermoedend in de hand, werd
plotseling aangevallen door enkele leden van één en dezelfde familie. Vanuit
mijn kraam had ik een goed zicht op de gebeurtenissen. Terwijl de man zich
kranig verweerde sloot de vrouw zich op in de auto waar ze werd belegerd door
de vrouwelijke aanvallers. De boodschappen rolden over straat. Onder de
aanvallers was ook een bejaarde vrouw met een rollator. Ze was niet meer tot
fysiek geweld in staat maar daarentegen krijste en gilde ze als een viswijf met
jeuk aan haar gat. Op enig moment liet ze zelfs haar rollator in de steek en
begon ze met haar onvermijdelijke handtas op het autodak te timmeren. Telkens
na drie klappen moest ze even hijgen waarbij ze zich aan de dakrand vasthield. Met
haar hysterische gedoe zweepte ze de belagers tot ongekende hoogten op. Intussen
was de man voor zijn belagers op de vlucht geslagen maar werd al snel ingehaald
en klem gezet tegen de muur van de supermarkt. Het slaan hield op maar hij kon
geen kant op en hem werd op hoge toon de waarheid verteld. Wat die waarheid
inhield weet ik niet. Hij zag lijkbleek en zijn ogen waren groot als
schoteltjes, maar hij leek opgelucht dat het lichamelijke gedeelte van de
aanval voorbij was.
Een van de
aanvallers vocht niet mee maar danste als een medicijnman met ontbloot
bovenlijf en wild met zijn vuisten zwaaiend om het tafereel heen. Ik kende hem,
zijn vrouw kwam wel bij mij aan de kraam. Zijn armen zaten onder de
inktvlekken. Tattoos kan ik het niet noemen. Het waren kinderlijk eenvoudige
symbolen die kriskras door hem zelf met een kroontjespen moeten zijn aangebracht,
in de tijd dat tattooshops nog zeldzaam waren en onbereikbaar voor de gewone
man. Het waren net keurstempels op een karkas. Udemastempels, vernoemd naar de
bekende voormalige slachterij te Gieten. Toen het slachtoffer tegen de muur
geklemd stond zag hij zijn kans schoon. Hij nam een flinke aanloop en sprong
pardoes tussen de groep mannen en sloeg het weerloze slachtoffer keihard tegen
de zijkant van zijn hoofd. Dat ging zelfs zijn bondgenoten te ver en ze stuurden
hem weg. Breed grijnzend, voldaan en trots op zijn dappere bijdrage aan het
gevecht ging hij een eindje verderop staan. Zijn T-shirt werd hem aangereikt
door zijn echtgenote die in verwondering naar hem opzag.
Tien jaar
later sta ik weer op hetzelfde plein. Het plein is ingrijpend gemoderniseerd.
Waar eens molgoten, parkeervakken en stoepranden aan duidelijkheid niets te
wensen overlieten zijn willekeurig op de nieuwe steentjes hippe strepen geverfd
wat kennelijk parkeervakken moeten voorstellen. Om het extra lastig te maken
zijn her en der betonnen blokken geplaats die tegenwoordig met een duur woord
‘straatmeubilair’ worden genoemd. En het carillon stond natuurlijk doodverkeerd,
het staat nu twee meter verderop, waar het midden op de rijbaan veel beter tot
zijn recht komt. Het speelt nog wel hetzelfde deuntje. Het verbaasd mij telkens
weer hoe het praktisch nut van de openbare ruimte volledig teniet kan worden gedaan
door bureaucraten die nog nooit een echt plein met echte levende mensen van
dichtbij hebben gezien. Snel door naar de aanpalende flat met aanleunwoningen
waar ik me op deze zonnige maandagmorgen mag bezighouden met de mechanische
ventilatie. De eerste twee woningen zijn eigenlijk nog best normaal;
vriendelijke oude vrouwtjes waar de koffie klaar staat. Vanuit de derde woning
klinkt etherpiratenmuziek van het ergste soort. Ik baan me een weg door de
herrie naar de keuken. Daar zitten ze. De dappere bestempelde straatvechter in
een rolstoel en zijn vrouw. Gelukkig is zijn bovenlijf nu niet ontbloot. Met de
vuisten zwaaien kan hij niet meer. De nog steeds aanwezige Udemastempels zien
er op zijn uitgemergelde armpjes potsierlijk uit. Eens de schrik van de straat, nu afhankelijk van thuiszorg en scootmobiel. Later kom ik nog
meer mensen tegen die me sterk doen denken aan de tijd dat ik daar nog op de
markt stond. Omdat het enige nadeel van de appartementen het ontbreken van een
balkon is zit men bij goed weer buiten voor de ingang. Net als vroeger, toen ze
nog in hun rijtjeshuizen woonden, ze voor het huis zaten in plaats van er
achter. De crème de la crème van de bloemenbuurt gebroederlijk naast elkaar op
het plein.
Pauperparadijs
2.0, limited edition.