maandag 23 december 2013

Schuldloos gescheiden……

In het grote gebouw met aanleunwoningen viel haar verschijning niet in positieve zin op. Toch keek ze verrassend kwiek uit haar ogen. Mensen van haar leeftijd die naar een aanleunwoning verhuizen hebben vaak een wat gelaten, berustende blik. Dan laten ze een vrijstaande woning achter met een grote tuin waar ze het grootste deel van hun leven gewoond hebben. Tot ver na de pensioengerechtigde leeftijd hadden ze alles nog zelf gedaan en dan komt de tand des tijds toch nog onverwacht aan de voordeur knagen. Maar bij deze dame niet. Ze zag er weliswaar breekbaar uit, alsof ze zojuist als door een wonder uit een rolstoel was opgestaan, maar ze keek me aan met een blik van ‘nog even de wasmachine naar boven tillen en dan eerst koffie’.

Ze woonde er nog niet zo lang. In de anderhalve minuut na mijn entree had ze al drie keer laten vallen dat ze ‘een moeilijke tijd achter de rug had’, waarna ze een seconde stilte liet vallen en mij verwachtingsvol aankeek. De hint was duidelijk, ze wilde alles vertellen over de moeilijke tijd maar ik moest er eerst om vragen. Voorzichtig probeerde ik het met: “Heeft u altijd hier in het dorp gewoond ..…?”. Dat was voldoende. Er volgde een lang relaas over haar man, waarbij ze af en toe diep moest zuchten. Het was duidelijk dat het een vent van niks was, die man van haar. Ik nam onwillekeurig aan dat ze pas weduwe was geworden en dat het schelden op haar man bij het verwerkingsproces hoorde.  Achteraf had ze het 30 jaar eerder moeten doen, zei ze. Dertig jaar eerder…..? Probeerde ze me nou wijs te maken dat ze pas was gescheiden? Dat bleek inderdaad het geval. Na 47 jaar huwelijk was de koek op. Ze waren bij elkaar gebleven voor de kinderen. De jongste was nu 40 jaar. Op die leeftijd moeten ze oud genoeg worden geacht de schok van een gezinsbreuk te weerstaan, vond ze. Ik vroeg me in stilte af of de zoon nog bij zijn ouders had gewoond of misschien inmiddels zelf alweer gescheiden was, maar iets aan de hele situatie maakte dat ik vond dat ik maar beter niet te veel moest zeggen. Het was haar waarheid en enige vorm van nuance paste daar niet bij.

Inmiddels had ik mijn werk in het appartement er op zitten. Blij toe. Ik had genoeg gehoord. Slechts een klein detail miste nog om het plaatje compleet te maken. Ik wilde dolgraag weten wat de reden van de scheiding was geweest maar daar kon ik natuurlijk niet naar vragen. Maar het toeval bewees me een goede dienst. Ik maakte een opmerking over het interieur, om de aandacht even van het huwelijksdrama af te halen, zodat het makkelijker is om op te stappen. Ze vertelde dat ze niet vaak in het appartement was omdat ze veel bij haar vriend verbleef. Ik moet haar erg schaapachtig hebben aangekeken. “Tja…..”, zei ze, “….het was niet de bedoeling dat mijn man er achter kwam…..maar ja…..het moest wel een keer mis gaan…..”

vrijdag 20 december 2013

De evangelist

Hun huis is op alle mogelijke en onmogelijke plekken behangen met uitgeknipte en ingelijste bijbelspreuken en psalmregels. Een vroom stel. Siebe en Martha zijn van huis uit christelijk gereformeerd maar gaandeweg kregen ze het gevoel dat ze iets misten. Er moest meer zijn. Binnen de eigen gemeente kwamen ze niet verder en via een tip kwamen ze in contact met een dominee die was gespecialiseerd in Bijbelstudie. Gedurende drie maanden kwam de dominee een keer per week bij Siebe en Martha thuis. Aan het eind van die periode gebeurde er iets vreemds met Siebe. Op een nacht werd hij wakker gemaakt door een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en zag dat Martha in diepe slaap was. In verwarring ging hij naar beneden. In de woonkamer voelde hij weer een hand op zijn schouder en omdat er niemand anders in de kamer was kon het niet anders dan de hand van God zijn. Siebe was bekeerd. Hij liet zich dopen door onderdompeling en vanaf dat moment wilde hij niets anders dan ook anderen bekeren en dopen.

Op een zonnige dag in juni viel er een kaartje op de mat. Het was tijd voor het jaarlijkse onderhoud aan de centrale verwarming  en in de brief stond de datum waarop de monteur zou komen.
Vreemd is dat, je weet niet hoe laat de monteur precies komt en zit je dus eigenlijk de hele dag op wacht in je eigen huis. Toch nog onverwacht ging de bel. De monteur stelde zich voor als Dennis. Het was juist tijd voor koffie en vanzelfsprekend boden Siebe en Martha hem ook een kopje aan. Na de koetjes en de kalfjes viel het gesprek wat stil. Maar toen vroeg Dennis iets over een bijbelspreuk aan de muur en Siebe begon te vertellen. Onvermijdelijk kwam de vraag hoe het met zijn geloofsleven gesteld was. Dennis zat daar echter in de bedrijfskleuren van zijn baas dus hij hield zich beleefd op de vlakte. Dat werd door Siebe opgevat als een signaal dat de monteur ontvankelijk was voor de blijde boodschap welke uiteindelijk moet leiden tot bekering tot Jezus en dopen door onderdompeling. Na enige tijd moest Siebe stoppen want Dennis moest nodig aan de slag. Hij zou de rest van de week in het wijkje aan het werk zijn.  Martha had er geen goed gevoel bij.
“Wees voorzichtig Siebe! Je kent die man niet. Je vergist je in hem.”
Maar Siebe was vol van zijn bekeringsdrang. Aangemoedigd door vermeende belangstelling sprak hij Dennis later die week een paar keer aan om het er nog eens over te hebben. Uiteindelijk bleek dat Martha gelijk had en de monteur liet Siebe op niets aan duidelijkheid te wensen overlatende wijze weten dat hij niet tot de doelgroep behoorde. Geschrokken liet Siebe zich daarna niet meer zien.

Siebe en Martha zitten in de kamer. Siebe kijkt somber, in zichzelf gekeerd, voor zich uit. Martha ziet zijn worsteling met lede ogen aan.
“We hebben gedaan wat God van ons vraagt, Siebe. Laat het rusten.”
“Misschien heb ik het verkeerd aangepakt…….”
“Laat het los, Siebe, je hebt gedaan wat je kon, die man is er niet klaar voor, je kunt niet iedereen redden…”
“Zou je denken, Martha?”
“Het is goed zo, Siebe, we zullen de Heere God in ons avondgebed bidden om kracht en wijsheid. Nog koffie?”


Siebe en Martha hebben het goed bedoeld. Ze hebben oprecht het idee dat ze dit moeten doen in het belang van de ander. Zelf winnen ze er niets bij, behalve de voldoening dat ze een ziel hebben kunnen redden. Eigenlijk best wel sneu voor ze. Zouden ze ooit te bekeren zijn tot het realisme?

vrijdag 6 december 2013

De aanslag.

Het was hoogzomer. We waren druk in de weer om de weekendtassen, wij reizen graag licht, in te pakken voor onze vakantie naar Normandië. Plotseling viel de bekende blauwe enveloppe op de mat. Het betrof een aankondiging van de inspecteur. Hij was van plan om de voorlopige aanslag over 2010 te wijzigen. En dan heb ik het niet over zomaar een paar tientjes. Ook niet een bedrag waarvan je zegt: even slikken en weer doorgaan. Maar een bedrag waar je wit van wegtrekt. Prettige vakantie.
Onmiddellijk lieten wij de weekendtassen in de steek en doken in de archieven van ons huishoudboekje. In 2010 kwam een loonspaarplan tot uitkering waarvoor je toen belastingvrijstelling kreeg als je 15 jaar aaneen premie had betaald. Dat hadden wij wel en waanden ons veilig maar helaas dacht de fiscus daar nu plotseling heel anders over. Maar zo genereus als hij kan zijn mochten we binnen 5 dagen bezwaar maken. Wij beten ons in de materie vast en al gauw wisten wij bewijs te leveren dat er wel  degelijk 15 jaar premie was betaald. E.e.a. werd in een klinkend stuk verwoord en samen met de bewijzen netjes in de retourenveloppe gestopt.
Opgelucht haalden we adem. Tot begin november. In de verstreken drie maanden had de inspecteur dag in dag uit onze stukken bestudeerd, tot hij er nachtmerries van kreeg. In een van die nachtmerries kwam hij tot de conclusie dat ook waterdicht bewijs zo lek kan zijn als een mandje. Betalen. Maar ook nu weer kregen we de kans om de gaten in het mandje te dichten. Dat konden we doen door de verzekeringsmaatschappij te laten verklaren dat we inderdaad wel 15 jaar hadden betaald. Half november bleek ook dat niet voldoende. Met het zweet in mijn handen belde ik de inspecteur om te achterhalen wat er nou precies aan ontbrak. Hoewel er zwart op wit stond dat er vijftien jaar was betaald en de stukken die wij in de zomer al hadden gestuurd hetzelfde aantoonden kon de inspecteur dat er niet uit opmaken. Maar als coulanceregeling kregen wij een derde kans en dat mocht zelfs per e-mail. De verzekeraar vatte alle bewijzen nog maar eens samen en die stuurden wij met mijn nieuwe emailprogramma braaf door. Voor de zekerheid schreef ik het nummer van mijn werktelefoon er bij om de verlossende woorden zo snel mogelijk te horen. Het telefoontje kwam. Betalen. Ik wist me gelukkig verbaal te beheersen en vroeg wat er nou precies aan schortte. Het antwoord was al even menselijk als onprofessioneel. De verzekeraar diende de mouw op te stropen en de zodoende vrijgekomen arm moest langzaam tot aan de elleboog anaal worden ingebracht. De telefoon viel uit mijn handen. De verzekeraar was echter niet voor één anus te vangen en heeft voor dergelijke gevallen altijd een lange plastic zak paraat. Voor de vierde keer mailden wij dezelfde boodschap in andere woorden door. De fiscus knoopte tevreden zijn broek dicht en deelde me telefonisch mede dat er een nieuwe definitieve aanslag 2010 zou komen met als eindbedrag nul komma nul.
Wij wachten nog op de definitieve schriftelijke bevestiging van de telefonische toezegging. Voor volgend jaar denken wij aan Oostenrijk.

donderdag 21 november 2013

In de wolken

Hij is al oud. Oud en traag en zijn geheugen is vol. En YouTube-filmpjes afspelen kan hij ook al niet meer. Hij komt uit de tijd van voor USB en Plug-and-Play. Uit de tijd dat als je een nieuwe printer kocht je die moest installeren met vele bijgeleverde CD’s waarna het kreng vastliep en je terug moest naar de winkel of naar een of andere obscure nerd, die achteloos vreemde dingen op het scherm toverde en dat je dan dacht: dit komt nooit meer goed.
Mijn oude pc, type desktop, kocht ik bij een handelaar zoals je die toen nog veel had. Die hadden veel verstand van computers en hadden hun fietsenschuur verbouwd tot computerwinkel die vol stond met half gedemonteerde computers. Overal slingerden kabels, beeldbuizen, printplaten en schroevendraaiers rond en op magische wijze wist de entrepreneur precies het juiste plugje in het bijbehorende gaatje te steken. Onderwijl sloeg hij jargon uit waar je uit op diende te maken dat hij er veel van wist. Zo was ik daar eens om mijn pc weer op te halen nadat hij een week in quarantaine was geweest omdat ik aan knopjes had gezeten waar ik af had moeten blijven. De nerd was natuurlijk niet thuis. Er werd open gedaan door een dame met in haar ene hand een baby, de andere een pak luiers en in haar mondhoek bungelde een sigaret. In die jaren werd er nog gewoon in het openbaar gerookt. In plaats daarvan loopt men nu met een smartphone in zijn of haar hand. De sigaret seinde dat ik door moest lopen naar de fietsenschuur waar ik mijn pc herkende tussen enkele dode computerkarkassen. Ik legde een aantal bankbiljetten op tafel en pakte de pc onder mijn arm. Ik vroeg nog, tegen beter weten in, wat er kapot was. “Oh, de netbios stond verkeerd…..”, zei de baby vanaf zijn plekje op moeders arm. De vrouw in kwestie wist een zelfverzekerde blik te tonen waar uit bleek dat verder vragen er slechts op zou duiden dat ik een ongelooflijke sukkel was.

Nu is het dan zover dat ik dit schrijf op een laptop met Windows 8. Een dag na aankoop waren er 67 beveiligingsupdates geïnstalleerd en was 8 ge-upgrade naar 8.1. Na ruim een week kon ik het kreng eindelijk laten e-mailen. Op mijn oude pc deed ik het met Outlook Express. Maar dat bestaat niet meer in de wereld van 8.1. Een compromis bestaat er uit dat ik nu helemaal opnieuw begin met Office2010-Outlook. Met een leeg adressenbestand en zonder berichten die ik nog had moeten lezen. Alle oude gegevens zijn nog slechts via vele omwegen beschikbaar. Acht-punt-een ondersteunt geen POP3-accounts maar heeft daarentegen bedacht dat je de gegevens van Express kan uploaden naar de Cloud. U begrijpt het al: daar zijn ze nu nog. De wolk blijft voor eeuwig voor mij gesloten. Al mijn contacten en oude mails staan nu ter beschikking van iedereen die zich daar boven ophoudt. Ik verwacht dan ook binnenkort een email van onze lieve heer. Of ik in het vervolg niet meer zo wil vloeken als 8.1 weer eens onverwacht uit de hoek komt.

donderdag 7 november 2013

Te laat.....

Zesennegentig is ze nu en ze leeft in de wetenschap dat de kleine aanleunwoning op het Drentse platteland haar laatste plekje op aarde is. Ze kijkt terug op een bewogen leven, met al haar ups en downs. Op een donker eiken wandbord staat in koperen letters het obligate: “Van het concert des levens krijgt niemand een program.” De kamer is ingericht met een bloemlezing uit wat de jaren tachtig aan woninginrichting design heeft  voortgebracht. Haar dagen bestaan naast een enkel boodschapje in de supermarkt en een kopje koffie met de buurvrouw voornamelijk uit het wachten op de dood. Die heeft echter nog geen termijn genoemd. En de huisarts heeft ze ook al in geen tijden meer gezien. Met een zucht stelt ze vast dat haar aardse dagen kennelijk nog niet geteld zijn.

Ze heeft een kleinzoon die al jaren in de oerwouden van een ver en warm land verblijft. Daar werkt hij bij een firma die iets doet met boortorens. Twee of drie keer per jaar komt hij een weekje naar Nederland. Een jaar of wat geleden is hij daar getrouwd met een prachtige inlandse dame. Haar foto prijkt op een prominente plaats in het wandmeubel. De kleinzoon wil niets liever dan zijn vrouw aan oma in Holland voorstellen. Maar om de een of andere reden kon ze haar land niet uit. Vorige maand kwam er eindelijk beweging in de bureaucratische molens en bij zijn volgende bezoek zou ze meekomen.

Het concert des levens mag wat haar betreft wel afgelopen zijn. Ze wil niet weten wat er nog meer op het program staat. De dirigent met de zeis heeft haar diep teleur gesteld. Vaak sloeg hij te vroeg af. Bij haar man, bij haar broers en zussen, en nu bij haar aangetrouwde inlandse kleindochter. Een onschuldig lijkende muggenbeet met fatale gevolgen. Knokkelkoorts. Nee, de dirigent mag wat haar betreft haar partij nu wel afslaan. “Moar hij kump hierhen zeker met de bellebus. Die is ook eeuwig te loate.”

woensdag 9 oktober 2013

Meerwaarde

Sommige dingen schrijf je gewoon niet op. Dan kom je in een situatie die je weliswaar aangrijpt maar meteen komt het besef dat het opschrijven daarvan een inbreuk zal zijn op de persoonlijke levenssfeer van de hoofdpersonen. Niet dat men zichzelf ooit in het verhaal zal herkennen, vooropgesteld dat ze ooit te weten zouden komen dat er over ze geschreven is, maar eigenlijk omdat het te gênant voor woorden is. Zulke dingen opschrijven is een vorm van voyeurisme, een inbreuk op de integriteit.
Bijvoorbeeld als de deur open zwaait en je een warme windvlaag tegemoet komt die bezwangerd is met een adembenemende urine- en uitwerpselenstank. In eerste instantie denk je aan katten en honden maar als je in de buurt van de toilet/douchecombinatie komt begin je daar opeens aan te twijfelen. Pas dan ontdek je dat de oorzaak van de walm, nog verergerd door de verzengende hitte in huis, zich niet op de daartoe geëigende plekken bevind maar gewoon op de grond. Nee, daar kan ik geen verhaal van maken.
Neem dan bijvoorbeeld een woning waar alle ramen, deuren, kieren en ventilatiekanalen hermetisch zijn afgesloten. Behalve dat het gebruik van stofzuigers bij de bewoners volstrekt onbekend is, lopen, kruipen en fladderen er een complete dierentuin rond. Terwijl men de ene sigaret met de andere aansteekt klaagt men hoestend en proestend over COPD. En de dokter heeft gezegd dat het aan de verhuurder ligt. Ook daar kan ik met goed fatsoen niets over vertellen.
Terwijl de mechanische ventilatie de lucht in huis met kubieke meters tegelijk door het dak naar buiten blaast beweert men bij hoog en bij laag dat er door die enge gaten in het plafond van alles de woning in komt. De spruitjeslucht van Mevr. De Vries van drie huizen verderop bijvoorbeeld. Of allerlei levende have. Zelfs boze geesten vinden vanuit de spouw en kruipruimte via de ventilatiekanalen hun weg in de woning alwaar men het hoofd van de arme bewoners op hol brengt. Of het ventilatiesysteem is een uitvinding van hoge heren die alleen op ons geld uit zijn, of ze zijn een dekmantel voor spionageactiviteiten van de CIA. Ongewis blijft dan waarom de CIA de van alles vermoedende bewoners zou willen bespioneren, maar dat is slechts van ondergeschikt belang. U begrijpt dat ik hier niets over kan schrijven.

Vergeef het me dus als mijn hoofdbrekens slechts gaan over alledaagse mensen, zoals u en ik, in al onze dagelijkse saaiheid. Onmogelijk kan ik vertellen over die totaal verknipte, door God verlaten of juist door God bezeten, kapot gezopen en suf gesnoven breinen. De verschopten en verstotenen, de verlatenen en verjaagden, de gehandicapten en armlastigen, de sjacheraars en de eenzamen. Nee, het recht op privacy van deze kwetsbare groep verbiedt me om daar ook maar iets over te zeggen. We moeten ze in hun waarde laten. Hoewel ze eigenlijk best wat meerwaarde zouden kunnen gebruiken.

dinsdag 1 oktober 2013

Immorele Wipkip

Gisteren was er in het nieuws dat steeds meer bedrijven van hun personeel een loonoffer vragen om de crisis door te komen. Zo kwamen er onder andere een medewerker en de directeur van een speeltoestellenfabriek in beeld. Ik moet toegeven dat haar totale gebrek aan inlevingsvermogen in de positie van haar personeel en de zelfvoldane grijns die ze daarbij trok er toe hebben bijgedragen dat ik nu mijn ergernis op mijn toetsenbord afreageer. De eerlijkheid gebiedt mij daarentegen dan weer dat de verstrekte informatie ontoereikend was om het gevraagde loonoffer in de wipkippenfabriek op waarde te schatten.
De wipkippenfabriek telt ca. 60 medewerkers en een van de offers was het inleveren van het salaris van het eerste uur overwerk. Het totale pakket aan offers zou een kostenbesparing opleveren van 100.000 euro. Onbelicht bleef de vraag hoe het kan dat er moet worden overgewerkt ten tijde van een stagnerende afzet en hoe zich dat verhoudt tot het gevraagde loonoffer. Ook bleef onbelicht hoe het mogelijk is dat een besparing van 100.000 euro op de totale loonsom van 60 medewerkers meer is dan een druppel op een gloeiende plaat. De ondervraagde medewerker daarentegen vroeg zich dat ook niet af en vond het verzoek van zijn wipkippendirectrice redelijk. Hoe argeloos kun je zijn dacht ik bij mezelf. Ik verdenk de directrice er van dat ze hetzelfde dacht en daarom in staat was die zelfvoldane grijns op haar gezicht te toveren.

Het verzoek om een loonoffer lijkt op het eerste gezicht billijk maar er zitten een aantal flinke adders onder het gras. Zo wordt er nergens gerept van een winstdeling als het weer goed gaat met het bedrijf. Want als je moet meebetalen aan het verlies mag je toch ook meedelen in de winst lijkt me. Verder is er geen garantie dat het loonoffer een eventueel onverhoopt bankroet voorkomt. In dat geval snijdt het personeel zich namelijk twee maal aan hetzelfde mes want de werkloosheidsuitkering is een percentage van het laatst verdiende loon. Ook komt het verzoek om een loonoffer op een moment dat het op de arbeidsmarkt ronduit slecht gesteld is en het weigeren van het loonoffer ongeveer gelijk staat aan het tekenen van je eigen ontslagvergunning bij de onvermijdelijk volgende reorganisatie. Verder beschikt het personeel niet over dezelfde informatie als de directie en kan dus niet objectief beoordelen of het verzoek er redelijkerwijs toe bijdraagt dat het bedrijf blijft voortbestaan. Daarmee is een verzoek om een loonoffer een beroep op het moreel van de werknemer. En dat op een moment dat die in een uiterst zwakke positie staat. En dat is ronduit immoreel.

vrijdag 13 september 2013

Dipje

niemand op je donder
niemand op je huid
niemand op je falie
niemand in je kuit

niemand op je zenuwen
niemand op je ziel
niemand aan je stoelpoot
niemand op je hiel

je denkt alleen is beter
je denkt alleen is fijn
je denkt alleen maar vrijheid
maar zou dat wel zo zijn?

niemand op je bank
niemand onder je pet
niemand in je keuken
niemand in je bed

niemand die je helpt
niemand die je stuurt
niemand bij de hand
niemand in de buurt

je dacht is dat nou alles
of komt er nou nog meer
je wou een nieuwe start!
maar ach, het gaat wel weer

vrijdag 6 september 2013

JSF

De Joint Strike Fighter biedt zekerheid. De zekerheid dat je het ding ooit nodig zult hebben. Ten slotte heb je geen straaljager voor de sier, er zal een keer flink mee geknald moeten worden. Dat is nou het leuke van de JSF, de VS levert er namelijk een brandhaard bij, zodat je als eigenaar van een JSF niet om een oorlogje verlegen hoeft te zitten. Ok, het is nu even rustig, maar er komt een moment dat er weer zo’n Republikeinse christenextremist president wordt en die vind vast wel ergens een warm en droog land waar wij, trotse bezitters van het duurste in serie geproduceerde jachtvliegtuig ter wereld, naar hartenlust, in opdracht van het Amerikaanse Opperbevel, met ons nieuwe speeltje mogen schieten. Weliswaar op mensen die we niet kennen en die ons niets gedaan hebben, maar ja, zo is het nou eenmaal. Waar gehakt wordt vallen spaanders.
Nee, neem dan zo’n Saab Grippen, goedkoop toestelletje van de plank. Vliegt heel verdienstelijk hoor, daar niet van. Kun je ook leuke boordwapentjes bij bestellen, radiootje standaard, radar optioneel. Maar status heeft zo’n Saab natuurlijk niet. Stel je voor dat Rutte of zijn opvolger  met klotsende oksels in het Witte Huis is geweest en heeft ingestudeerde complimentjes met bevende stem naar meneer de president gestotterd. De Grote Amerikaan heeft hem dan weer zijn grootste bondgenoot in Duitsland, oh nee, Europa genoemd en als dank mogen we meedoen op het slagveld. Kom je aanzetten met je Saab. De Taliban lacht je uit. Stelletje kneuzen met hun speelgoedstraaljager. Boe-ha-ha! Een Saab Grippen!

Kortom, als kleinste schreeuwlelijk van Europa kún je niet zonder de JSF. Onze Europese vrienden vinden het prachtig. Zij kopen niet zo’n wanstaltig duur kreng waar ze niets aan hebben. Zij hoeven geen schulden te maken om met de JSF boven een godverlaten woestijn te vliegen. Zij hoeven geen staatsburgers te offeren door ons volstrekt onbekende Arabieren voor hun raap te schieten. Zij kunnen het uitgespaarde geld steken in de wederopbouw van hun economie. Zij kunnen hun defensiegeld binnenboord houden door hun vliegtuigen zelf te ontwikkelen en bouwen. Wij niet, wij moeten de JSF. Als beloning hebben 300 mensen in Hoogeveen een baan. Als Stork Aerospace nou eens een offerte zou maken voor een Europese straaljagerbouwer? Is dat wat?

zondag 1 september 2013

Middeleeuws Ter Apel

In de heerlijkheid Westerwolde, daar waar de Runde vanaf het Bargerveen komende uitmondt in de Ruiten Aa, ligt op een zandplaat, verscholen in de bossen, het Klooster Ter Apel. Het is augustus  1594. Johannes Emmen zit in de Priorkamer en slaat met zijn vuist op tafel.
“Ik ben Prior Johannes Emmen! Ik doe hier Gods werk en gehoorzaam alleen aan de Paus!”
Johannes kijkt de edelman strak aan maar moet uiteindelijk zijn blik neerslaan. Hij is nou eenmaal prior en geen krijgsheer.
“Luister Johannes, Rome is ver weg en het leger van Oranje ligt hier vlakbij in ‘t veld. Westerwolde en het Klooster vallen vanaf nu onder Gronings bestuur. Neem gerust een pakezel en zoveel je dragen kunt en begeef je op weg naar het zuiden. Maar kijk niet vreemd op als je onderweg wordt opgehangen door een stel Lutherse huurlingen. Die zijn de brandstapels van de Spanjaarden nog niet vergeten en zullen hun woede met liefde op jou botvieren. Allemaal in Gods naam natuurlijk….”.
Johannes ziet de redelijkheid van het argument in. Vorige maand is Groningen namelijk gevallen en Maurits van Oranje en zijn leger hebben de stad ingelijfd bij de Republiek. Destijds, bij de beeldenstorm in Holland, zou er sprake zijn geweest van brandstichtingen en lynchpartijen door woedende menigten. Je kan niet weten hoe de Westerwoldse bevolking op de Reductie reageert.
“Je ligt goed bij de plaatselijke bevolking. We kunnen hier geen opstand gebruiken. Jij kan het volk rustig houden, maar niet meer als pastor…..”.
Johannes kijkt de edelman vragend aan: “Waar wil je naar toe?”.
“Het volk, ook al zijn ze dan nu min of meer vrijwillig Nederlands Hervormd, heeft een herder nodig en jij bent een goede herder. Je gebruikt dezelfde kerk en je blijft lekker hier in het klooster wonen. En zondags spreek je dezelfde parochianen vaderlijk toe. Alleen vanaf nu met een andere muts op. Die pij kan echt niet meer. De broeders moeten ook weg, ook die jonge novices die af en toe bij jouw op de kamer slapen…..trouw desnoods een weduwe met een dienstmeid. En over de landerijen heb je ook niks meer te zeggen. In ruil daarvoor blijf je leven. Het is jouw keuze Johannes, de weg naar Rome is lang en vol ontberingen…….”.
Johannes Emmen moet er even over nadenken. Hij levert nogal wat in. De handel in aflaten en relikwieën ligt nou natuurlijk compleet op zijn gat. Maar aan de andere kant, een strop om de nek is ook niet alles. En wat zou Rome er wel niet van denken? Hoewel, die kregen van de opbrengst van de aflaten ook nooit iets te zien. Wat niet weet wat niet deert. Die Groninger heeft gelijk, Rome is ver weg en de Oranjes zitten stevig in het zadel. De Lieve Heer zal het hem wel vergeven, het is toch meer iets van oude wijn in nieuwe zakken. En had hij laatst niet een weduwe in goeden doen in de biechtstoel? En als hij de boomgaard en wat vee mocht houden…..en het klooster als logement voor reizigers brengt ook nog wel wat op……vooral als die Groninger blaaskaak straks weer weg is…….
“Ik doe het!”, roept Johannes, “Ik wordt de eerste Hervormde Predikant in Ter Apel!”

zaterdag 10 augustus 2013

Salie

Het Boeddhabeeld neemt in het appartement een prominente plaats in. Ongelukkigerwijs precies onder het brandalarm. Dat ontlokte mij de vraag of een waxinelichtje in de daartoe bestemde uitsparing in Boeddha’s schoot niet voor problemen zorgt. Maar ik werd er fijntjes op gewezen dat het bakje niet is bedoeld voor waxinelichtjes maar voor olie. Etherische olie. Rudolf, de bewoner van het appartement, liet me aan een klein bruin flesje ruiken. “Voorzichtig….”, zei hij nog. Meteen sprongen de tranen in mijn ogen. “Fisherman ’s Friend…..”, meende ik, nadat het me was gelukt om adem te halen zonder in een hoestbui te geraken. “Salie……”, volgens Rudolf.

Ah, salie. Ik vertelde Rudolf een anekdote welke ik enige dagen terug beleefde in hetzelfde appartementencomplex. In een woning, waar druk werd geschilderd en behangen, had tot voor kort een oude dame gewoond. Deze dame leed aan allerlei kwalen, pijnen en onbehagen welke volgens haar werden veroorzaakt door alle installaties in het appartement. Met name de mechanische ventilatie was oorzaak van veel ellende. (Heb ik weer, dacht ik nog.) Maar hoe dan ook, artsen en techneuten konden onderzoeken wat ze wilden, geen oorzaak werd gevonden. Woonbegeleiders en andere goedbedoelende bemiddelaars konden lang en breed praten, mevrouw bleef op het standpunt dat ze ziek werd van haar huis. Een buurvrouw had het lange tijd aangezien en aangehoord. Op enig moment was bij haar de rek er uit. “Ga dan maar salie branden in alle hoeken van de kamer, dat verdrijft de boze geesten……”, beet ze haar toe. Of de oude dame het advies heeft opgevolgd weet ik niet maar tussen de beide buren is het nooit meer goed gekomen. 

Rudolf hoorde mijn verhaal vriendelijk knikkend aan. “Ja, daar is salie óók voor……”, zei hij en hij trok er een geleerd gezicht bij. Even dacht ik dat hij me voor de gek hield maar het werd me snel duidelijk dat Rudolf zeer op de hoogte is van het wel en wee van boze geesten. “Of een muts op….”, vervolgde hij ernstig. Daar begreep ik niets van maar geduldig doceerde hij dat een muts bescherming biedt tegen boze geesten. Nog beter is het om zink of tin in de muts te verwerken. “Vandaar dat men op oude schilderijen, van Jeroen Bosch bijvoorbeeld, wel eens een afbeelding kan zien van iemand met een zinken trechter op het hoofd.”, aldus Rudolf. Boze geesten kunnen kennelijk wel door een flinke haardos, voor zover aanwezig, maar niet door een muts. Helaas reageer ik soms wat sceptisch op boze geesten en aanverwante voor waar aangenomen waanideeën. Op mijn vraag of men boze geesten voor het lapje kan houden door een pruik op te zetten kreeg ik geen antwoord maar slechts een minzaam glimlachje. Ik vertelde Rudolf dat ik thuis nog wel een verchroomd vergiet had liggen. “Want mijn trechtertje is te klein.”, zei ik er nog bij. Dat was te veel voor Rudolf. De glimlach was verdwenen. Later meende ik op de gang een sterke Fisherman ’s Friendlucht waar te nemen. Ik ben bang dat mijn boze geest bezit heeft genomen van Rudolfs appartement.

zondag 21 juli 2013

Slim Punt

Met een smartphone kan je waar je ook bent kijken wat voor weer het is in Timboektoe. Of het laatste nieuws volgen. Of Whatsappen met een ieder die ook een smartphone heeft. Met internetabonnement, anders werkt het niet. Beetje jammer dat de pret maar een paar uur kan duren. Dan is de batterij leeg en ben je weer net zo onthand als voor het mobiele tijdperk. Erger nog eigenlijk want inmiddels bestaan er ook geen telefooncellen meer. U weet wel, zo’n  groen hokje met veel glas met een vaste telefoonaansluiting waar je een kwartje, bestaat ook niet meer, in kon gooien om te bellen.  Wat ben ik blij met mijn ouderwetse Nokia.

De dames wilden de plaatselijke middenstand blij maken en lieten de gezinsbolide tot onze beschikking. Dus zoonlief en ondergetekende hadden de handen vrij om te doen wat we niet mogen als de dames erbij zijn zoals bier drinken terwijl je nog moet rijden en patat met mayonaise en frikadel snacken terwijl je nog moet eten. Omdat we in Limburg waren moesten we ook naar het Drielandenpunt. Dat hoort zo. Op kilometers afstand voor het eigenlijke Punt stond een bord waarop stond “Laatste Parkeergelegenheid!”. Iedereen weet dat zo’n waarschuwing voortkomt uit commerciële motieven en niets met de plaatselijke ruimtelijke ordening van doen heeft. Dus gaven we nog wat extra gas en belandden we bij Het Drielandenpunt. Daar was inderdaad geen parkeerplaats maar wel een onooglijk smal weggetje met een bordje dat je er niet harder op mag dan met 30 km/uur. Niets over verboden voor zwarte Fords uit 2003. Dus gas erop en karren maar. Na nog geen honderd meter werd ons de doorgang versperd door hordes toeristen. Wij vroegen ons af waarom die in hemelsnaam midden op de weg stonden. Na enig aandringen met de voorbumper werd ons, hetzij dan met wat verongelijkt kijken, doorgang verleend. Pal naast ons verrees een grote stenen obelisk, leuk aangekleed met gebeeldhouwde letters NL en B. Er zal aan de achterkant beslist een D hebben gestaan. We waren over het heiligdom der heiligdommen gereden. Vlak daarna een leeg parkeervak. Zei ik het niet? Aan de andere kant van de weg lag een hectare groot bestraat terrein met daarop een terras, een horecagelegenheid, en Belgische uitkijktoren, een friettent, hier en daar een toerist en verder niets. Ruimte genoeg voor een fatsoenlijke doorgaande weg naar België en nog veel meer parkeerplaatsen. Maar nee, het Drielandenpunt bestaat uit een met klinkers bedekte kale vlakte met aan de rand, verstopt achter een boom en een heg, een schamel aangeklede cirkel van zes meter doorsnede met een marmeren paal en drie vlaggen. En over die zes meter cirkel loopt de doorgaande weg naar België. Die drie vlaggen fleuren de boel nog een beetje op. Ik verbaas me niet zo snel meer over de kronkels waartoe de menselijke geest in staat is maar de inrichting van het Drielandenpunt kan alleen aan een zeer ernstig vertroebelde geest zijn ontsproten.

Op het drielandenterras schoof zo nu en dan op trage wijze een zwarte gedaante met gebogen hoofd heen en weer. Ik had die avond ervoor gelezen in een boek over enge spoken en andere paranormale idioten dus even dacht ik dat spoken echt bestaan. Het bleek echter een horecamedewerker te zijn. Omdat ons niet duidelijk werd waartoe zijn geschuifel diende en hij, het was een jonge man, ook geen aanstalten maakte om het ons te vertellen liep ik hem na tot in zijn domein. Geschrokken keek hij op en meteen werd me duidelijk waardoor hij werd afgeleid. Zijn smartphone speelde zojuist een, kennelijk heel boeiend,  gewhatsappt filmpje af. Toch handig, zo’n ding.

zondag 30 juni 2013

Mummelende besjes

In de weken dat ik in het seniorencomplex aan het werk ben zie ik de man van nummer 41 veelvuldig over de galerijen schuifelen. Meestal heeft hij iets in zijn hand, een handvegertje of een gietertje of een ander huishoudelijk voorwerp. Niet dat hij het ergens druk mee heeft hoor, het is eigenlijk gewoon om maar iets in zijn hand te hebben, als excuus om over de galerijen te schuifelen. In het complex wonen voornamelijk vrouwen. Hun mannen zijn reeds lang geleden overleden, toen ze nog werkten of toen ze net met pensioen waren. In dergelijke woongemeenschappen wordt pijnlijk duidelijk wie er nou eigenlijk het zwakke geslacht zijn. Op zijn trektochten door het seniorencomplex maakt hij veelvuldig praatjes met zachtjes mummelende besjes. Besjes brengen, per twee of in groepjes bijeen, een zacht mummelend geluid voort, met af en toe een uitschieter omhoog van wel twee octaven. Ze mummelen door en langs elkaar heen en er is voor een man geen touw aan vast te knopen. Maar het schenkt hen zelf kennelijk veel voldoening want ze kunnen er uren mee doorgaan.

Onvermijdelijk komt het moment waarop ik bij nummer 41 aanbel. Inmiddels kennen we elkaar want als er eens geen mummelend besje beschikbaar was sprak hij mij wel eens aan. Tot mijn verrassing is er een vrouw in huis. Ze is door ziekte en gebrekkigheid aan haar stoel gekluisterd. Haar stembanden doen het echter nog prima. Ze zal verbitterd zijn of misschien heeft ze gewoon een moeilijk karakter, maar vanaf haar troon blaft ze met schelle stem commando’s en venijnige opmerkingen door het appartement. Ze treffen de man pijnlijk en het lijkt alsof hij telkens iets ineen krimpt. Mijn vooroordeel over de man is dan inmiddels al veranderd van zeurkous tot meelijwekkend. Tegen mij roept ze niet rechtstreeks maar via haar man.
Zij, fel: “Ga die man eens vragen of hij er een erge bende van maakt in huis!”
Ik, ad rem: “Dat valt wel mee mevrouw en ik ruim het ook allemaal weer op.”
Hij, timide: “…eh..….maak je veel rommel?......”
Ik had voor mijn beurt gepraat. Onze blikken kruisen elkaar en hij heeft het zichtbaar moeilijk. Even ben ik bang dat hij zal breken en zich snikkend in mijn armen zal storten maar hij houdt het gelukkig  droog.
Hij, timide: “…..ik denk dat het wel meevalt, lieve…..”
Zij, nog feller: “Ja, he-he, dat zegt ‘ie net! Ik ben niet doof!”
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik me uit de situatie kan redden door aan het werk te gaan. Maar meneer kan geen kant op en ligt zwaar onder vuur.


Ik heb nog niet bij de volgende woning aangebeld of achter mij gaat de deur van 41 open. Ik kijk hem even na hoe hij met afhangende schouders als een geslagen hond over de galerij schuifelt. Hij draagt zowel het vegertje als ook het gietertje. Alsof hij van plan is om deze keer extra lang weg te blijven. Op zoek naar troost bij zacht mummelende besjes. 

zondag 23 juni 2013

Dood in Groningen

Haar zoon kreeg een goeie baan in Winschoten. Manager of zo iets. Dat was een hele stap, van Den Haag naar het hoge noorden, maar hij had het er reuze naar zijn zin. Vader en moeder gingen een paar keer per jaar een weekje logeren in Winschoten, ook voor de kleinkinderen natuurlijk, en dan maakten ze uitstapjes in Westerwolde. Ze vond het hier meteen prachtig. Regelmatig had ze aan haar man voorgesteld om ook naar Groningen te verhuizen. Maar hij had steeds geweigerd. “Mens, ik ga dood in dat Groningen van je, ik ben en blijf in Den Haag!”, zei hij dan.

Op een dag, twaalf jaar geleden, reed ze met haar schoondochter door Vlagtwedde. Goh, best leuke huisjes hier en ook nog best wel een leuke buurt.  Kijk, er staat er een leeg. Meteen maar even langs Acantus gereden. Stel je eens voor dat je zo’n huis zou kunnen krijgen. In Den Haag vind je dit niet en als het er is betaal je de hoofdprijs. Ach, kom ik vast niet voor in aanmerking, met drie slaapkamers, zal wel alleen voor gezinnen zijn, dacht ze. Maar het liep anders. Acantus vond het prima en het object was per direct te huur. Toen had ze het maar gedaan. Binnen drie maanden zat ze in Vlagtwedde. Vanaf het begin zat ze op haar plek. Ze wil nooit meer terug. Als ze alles over mocht doen dan was ze meteen gegaan, toen haar zoon die baan kreeg. Maar ja, manlief wilde niet.


Twaalf en een half jaar geleden waren ze weer in Westerwolde geweest. Zó prachtig had ze het gevonden. Ze had er weer bij haar man op aangedrongen. Zullen we niet toch….. “Mens, hou er over op!”, had hij uitgeroepen, “Een weekje is leuk, maar wonen? Ik doe het niet, ik ga dood in dat Groningen van je!” In de trein van Winschoten naar Groningen Centraal hadden ze geen woord meer tegen elkaar gezegd. Zij boos en verdrietig en hij zo chagrijnig als de pest. Altijd dat gezeik over dat verhuizen. Op het station in Groningen had hij gevraagd of ze een bakkie zouden doen, de trein kwam toch nog niet. Ze had niet geantwoord, ze had er even geen zin meer in. Het waren zijn eerste woorden sinds ze in Winschoten in de trein stapten. De eerste woorden sinds de laatste ruzie over het verhuizen. Het zijn ook zijn laatste woorden geweest. Hartstilstand. Zomaar midden op het perron valt hij neer. Morsdood. In Groningen.

zondag 16 juni 2013

Panaceum Ridiculum*

Pluk, voor dag en dauw, de kleine witte klokjes van de lelietjes-van-dalen (Convallaria majalis). Een zeer geschikt moment is de ochtend van de vierde dag na volle maan. Voor de meest gunstige periode verwijs ik naar de dierenriem zoals die wordt gehanteerd in Ysykköl, een provincie van Kirgizië. Als volgens deze dierenriem sterrenbeeld ‘Meikever’ ( хрущ) in het teken van ‘Vuur’ (пожар) staat hebben de celkernen van de Convallaria Majalis de meest optimale energiestroom.  Meng de klokjes met evenveel bloemblaadjes van de Goudsbloem (Calendula officinalis). Verwarm een ruime hoeveelheid water op gloeiend houtskool van eiken- of beukensnippers. Beslist geen briketten gebruiken! Trek met dit water een sterke thee van de bloemblaadjes. Voeg een flinke beker ochtendurine van een menstruerende maagd toe.  Eventueel een klein schepje suiker voor de smaak. Dit in een half in de grond, gewone zwarte tuinaarde is prima, gegraven pan bewaren tot de eerstvolgende volle maan. Het beste resultaat bereikt u als er in de periode tussen de beide maanstanden zonnevlammen zijn geweest waardoor door middel van het fotonenbombardement de ongewenste energie- en emotiebestanddelen  uit de cellen van de bloembladeren zijn getrokken. Als het zover is filtert u de vloeistof door een schone witte theedoek. Het bezinksel gooit u weg. Het panaceum is klaar voor gebruik en kan in een beugelfles (bijvoorbeeld Grolsch) lang worden bewaard.

Het aldus verkregen Panaceum Ridiculum* wordt veel gebruikt als natuurvriendelijk middel tegen mieren in gazons en terrassen. Hiervoor tekent u een pentagram op een stuk papier. Maak precies in het midden en op de punten gaatjes. Leg het vel papier met het middelste gat precies boven de ingang van het nest en met een van de punten naar het noorden. Dit komt vrij nauwkeurig dus het gebruik van een kompas is aan te raden. Druppel dan met een pipet enige druppels panaceum in de nestopening en door de punten van het pentagram. Verder wordt Panaceum Ridiculum veel gebruikt bij lusteloosheid, vermoeidheid, vage krampjes en pijntjes en neerslachtigheid. Enkele druppels in uw favoriete kruidenthee en u voelt zich snel weer beter.

Panaceum Ridiculum* is zeer beperkt te koop. Is het onverhoopt niet verkrijgbaar bij uw favoriete kruidenvrouwtje en ziet u zich geen kans het panaceum  zelf te maken dan is er een zeer krachtig alternatief. Bij bovengenoemde klachten stemt u de televisie af op uw favoriete programma. U nestelt zich op uw favoriete plekje op de bank of in uw luie stoel met een kop koffie of thee. Koek of gebak erbij naar keuze. En het allerbelangrijkste: een flinke bel cognac. Liefst twee. Ga na de koffie over op wijn , bier of borrels. Ga niet later dan elf uur naar bed en ‘s morgens bent u weer fit. Dit helpt echter niet tegen mieren. Maar ach, daarvoor is er gewoon gif te koop.


*Denap is niet aansprakelijk voor letsel of schade van welke aard dan ook, ontstaan tijdens de bereiding of het gebruik van Panaceum Ridiculum.

zondag 9 juni 2013

Herinneringen

Ik heb helemaal geen verstand van schilderkunst. Ik weet wat me aanspreekt en wat niet. Wel heb ik een voorkeur voor schilderijen waaraan je kan zien wat het voorstelt. Een soort foto maar dan met verf en kwast. Als de kunstenaar gaat uitleggen wat ik moet voelen als hij klodders verf op een doek smijt en er daarna met zijn vingers in gaat smeren dan haak ik af. Ik geloof dat mijn voorkeur ‘realisme’ heet, maar zelfs dat weet ik niet zeker.

Herinneringen kunnen soms knap zeer doen. En dan heb ik het niet over slechte herinneringen of jeugdtrauma’s, nee, ook prettige herinneringen kunnen je soms behoorlijk van slag brengen. Bijvoorbeeld als degene met wie, of aan wie, je prettige herinneringen hebt er niet meer is om ze mee te delen. Verder zijn herinneringen voor een ander waardeloos. “Ken je het verhaal van die jongeman die altijd met zijn meisje stond te zoenen in de nis in de zijgevel van haar ouderlijke woning in 1954?” Nee, natuurlijk niet, het mag voor hem en/of haar een dierbare herinnering zijn, voor mij is het niet meer dan een mededeling uit een andere tijd.  Apart spul, herinneringen.

Tot mijn grote vreugde heeft de hobbyschilder die opendoet ook een voorkeur voor realistische schilderijen. Behalve schilderen tekent hij veel. Dat vindt hij makkelijker. Een stuk papier en een potlood en je kunt beginnen. Vaak wil hij wel schilderen maar dan heeft hij geen zin om de schilderspullen klaar te zetten. Of hij heeft geen zin om de verf en kwasten op te bergen als het schilderen klaar is. Kom je een dag later terug is de verf uitgedroogd en de kwasten hard. Tekenen dus. Mijn oog valt op een tekening van een oud keuterboerderijtje. Het huisje is erg gedetailleerd maar de omgeving is slechts summier of helemaal niet weergegeven, het huisje zweeft als het ware op het papier. Het is het huisje waar zijn vrouw geboren is. In de zijgevel zit een nis met een uitsparing in het dak waar de deur naar de stal zit. “In die nis hebben we heel wat afgevreeën!” Hij wijst met zijn vinger tot vlak bij de nis, alsof hij de hoek wil aanwijzen waar ze altijd stonden. Het huisje staat er al lang niet meer. Ik krijg een rondleiding door zijn privémuseum. Hij wijst op een schilderij wat hij voor haar maakte toen ze al ziek was. Het zit vol symboliek die mij volkomen ontgaat maar die hem erg ontroert. “Kiek laiverd, dizze heb ik veur die mokt….” had hij gezegd. Een week later was ze dood. Dit is duidelijk een herinnering die zeer doet. Het is een halve minuut stil. Dan opeens is hij terug in het heden. Op weg naar de deur komen we langs een tekening van een jonge meid. Het is het meisje waarmee hij uren in de nis in de zijgevel stond. “Joa, dat was wat!” Zijn ogen glinsteren en hij grijnst van oor tot oor. Kijk, deze herinnering gaat dan wel weer.

zondag 2 juni 2013

Uit de oude doos…………

Het schrijven van verhaaltjes die zijn gebaseerd op een waar gebeurde anekdote doe ik al heel lang. Op mijn harde schijf vond ik enkele stukjes die ik in 1996 schreef voor een reclameblaadje wat werd uitgegeven door de bakkerij De Mikke waar ik toen marktkoopman was.

Vandaag het vierde en laatste deel:  De Deftige dame…….


De Deftige Dame.

Ergens in een mooi en vredig Drents dorp is op de brink onder de eeuwenoude bomen één middag in de week markt. Natuurlijk mag een kraam van De Mikke daar niet ontbreken. Albert is de gelukkige franchiser die daar wekelijks in alle rust zijn koopwaar aan de man brengt. Met een zekere regelmaat verschijnt er een Deftige Mevrouw aan de kraam. Altijd zeer correct gekleed. Altijd vriendelijk en beleefd en nooit een onvertogen woord. Mevrouw heeft zeker smaak! Telkens belieft zij gaarne een Waldcornbrood, een Zesgranenbrood en een Zonnevolkorenbrood. Eén soort een keer net op? "Geen probleem hoor, geeft u dan maar een brood wat u nog wel heeft, als het maar volkoren is!".
Albert is zeer op de Deftige Dame gesteld. Hij is er trots op dat dat zo'n vrouw, die toch vast en zeker niet de eerste de beste is, bij hem aan de kraam komt om in haar verfijnde behoefte te voorzien. Hij stelt zich voor hoe deze vrouw des morgens aan de feestelijk gedekte ontbijttafel van haar hooggeplaatste echtgenoot complimenten krijgt over het Voortreffelijke Brood. Van De Mikke! Van Albert!
Op een kwade dag verschijnt weer de rijzige gestalte van de Deftige Dame bij Albert aan de kraam. Na de immer zeer hartelijke doch beleefde begroeting grijpt Albert met een wederzijdse blik van verstandhouding het Brood om het te gaan snijden. "Even de voorraad weer aanvullen, mevrouw?" informeert Albert vriendelijk doch beleefd.

"Ja, onze hond is er zó gek op, hij wil alleen maar dit brood door zijn blikvoer!"

zaterdag 25 mei 2013

Dossier Zelfhulp

Er zijn lampjes met enkele contacten en lampjes met dubbele contacten. Lampjes met dubbele contacten hebben twee gloeidraden waar de eerstgenoemde het met slechts één schlemielig gloeidraadje moet doen. Voor beide soorten bestaat er een specifieke toepassing. Het is maar even dat u het weet.

Het was op een regenachtige en koude avond dat de eerste medeweggebruikers constateerden dat er aan de achterzijde van onze gezinsbolide iets niet in de haak was. Naar goed gebruik geeft men dat in zulke gevallen te kennen door irritant met de lichten te gaan knipperen en bij het inhalen hysterisch naar de achterkant van de auto te wijzen. Daarbij trekt men dan een gezicht alsof er een dood hert aan de trekhaak hangt. Bij de eerste denk ik “Flikker op!”. Bij de tweede “Wel godverdegodverde….”. Maar na tien van die etters ga ik dan toch twijfelen of er niet toch iets aan de trekhaak hangt.

Eenmaal thuis werd de auto aan een grondige inspectie onderworpen. Geen dood hert te bekennen natuurlijk maar technisch onderzoek leerde dat het linker achterlicht het niet deed. Dit vereiste onmiddellijk en adequaat optreden. Na enig bladerwerk gaf het instructieboek prijs op welke vernuftige wijze de complete achterlichtunit van het voertuig dient te worden gescheiden alvorens bij de lampjes te kunnen komen. Het kapotte lampje werd bekeken en ik constateerde dat er twee gloeispiraaltjes in zaten waarvan de ene nog spiraal was en de ander niet. “Laf!”, schold ik, “Om het na één kapot spiraaltje al helemaal niet meer te doen!” In de set met reservelampjes trof ik een lampje aan welke perfect in de ontstane opening paste. Weliswaar met slechts één gloeispiraal maar ach, hij geeft het toch op als één van de twee spiraaltjes doorbrandt dus dan is een enkele gloeispiraal ook genoeg. Nadat achterlichtunit en voertuig weer waren herenigd leerde een quickscan dat het zaakje weer brandde. Trots als een pauw schreed ik heen.

Maar de volgende dag begon het getreiter door medeweggebruikers opnieuw. Wijs geworden besloot ik eerst zelf maar even te kijken alvorens ze de huid vol te schelden. Het bleek dat als ik de lichten aan deed tevens de remlichten gingen branden. En als ik met de lichten uit remde gingen de koplampen aan. Geschrokken stelde ik vast dat zoiets niet normaal is. Met zwaar gemoed begaf ik me naar de plaatselijke garagist en luchtte mijn hart bij de receptionist van vertrouwen. Het zou vast en zeker geen kleinigheid zijn, zo vreesde ik. De auto werd betast, beknepen en beklopt door ernstig kijkende mannen in overall met dot poetskatoen nog in de hand. Alsof men onder handen werk spoorslags had verlaten om dit bijzondere fenomeen met eigen ogen te aanschouwen.

Na enige tijd werd ik door de chef-arts uit de wachtkamer bij de patiënt geroepen. Ik was er op dat moment zeker van dat de auto was overleden. Mijn balievertrouweling nam me apart en met zijn arm troostend om mijn schouders vertelde hij dat het euvel was ontstaan doordat er op onverklaarbare wijze een lampje met een enkele gloeispiraal op de plaats van die met twee spiraaltjes was geraakt. Onmiddellijk gaf ik de garagist de schuld. Zwijgend keek hij mij aan. Ik weet wanneer ik verloren heb en deemoedig bekende ik dat ik me geheel zelfstandig aan de behandeling van het zieke achterlicht had gewaagd. Uit pure schaamte was ik bereid om elk bedrag te betalen wat de geneesheer-directeur me zou vragen. Maar hij toonde compassie en berekende slechts een half uur en het lampje. Opgelucht maar verslagen verliet ik de herstelwerkplaats.

zaterdag 18 mei 2013

Eurovisiesongfestival

Begin deze week zag ik een foto in de krant van een meisje met een tattoo en een microfoon in de hand. Ze beeldde een zangeres uit zo leek het en uit het onderschrift kon ik opmaken dat het kind Anouk heet. Ik had nog nooit van haar gehoord maar vanavond verdedigde ze ons land op het Eurovisiesongfestival tegen vijandige mogendheden.

Vorig jaar hoorde ik gedurende een paar weken een liedje op de radio voorbij komen wat me bijzonder beviel. Het ging over een meisje van vijf wat met een jongetje van drie op straat danste. Telkens als ik het liedje hoorde deed ik de radio harder, zo mooi vond ik het. Bij het liedje stelde ik me een rijpere vrouw voor die mentaal door de tijd getekend een melodramatische beschouwing bezong van haar jeugd. Totdat iemand me er op attent maakte dat het de Nederlandse inzending voor het EVSF 2012 betrof. Prompt was voor mij de lol er af. Het bleek dat in plaats van rijpe vrouw het een jong schepsel betrof die weliswaar mentaal getekend leek, maar niet door de tijd. Ik stelde me voor hoe het arme kind omringt werd door kleffe Trosnichten die haar een Pocahontasjurk aantrokken en een verentooi opzetten. Totaal overstuur dribbelden ze met samengeknepen billen om haar heen. Ze hielden de rug van hun rechterhand tegen hun voorhoofd en terwijl ze met hun ogen knipperden kirden ze luidkeels: “Oh my god….!!!”. En dan in de pauze evengoed wel staand pissen. Nepwijven. Geen wonder dat het arme indianenvrouwtje kansloos was.

Ik weet van Anouk verder niets, hoewel ik haar best even had kunnen Googelen. Maar laat maar. In een reclamespotje van een verzekeringsmaatschappij speelt ze een ruig wijf wat met een forse kater het hele EVSF mistte. Dat beeld houdt ik liever vast. Terwijl ik dit schrijf is de uitslag aan de gang. Verweggiestan trois points. Weet je wat? Ik vind het wel best.

zondag 12 mei 2013

SS 707

Lang, lang geleden kocht ik op een rommelmarkt een SS 707. Een SS 707 is een Schwing Schleifer van het merk AEG. Het betreft een hulpstuk welke je voor op je boormachine kan klemmen en dan heb je voor weinig geld een professionele vlakschuurmachine voor het serieuzere werk. Het ding kostte me drie euro vijftig. De SS 707 stamt uit de tijd van de eerste oliecrisis, de Lockheed-affaire, ABBA en de opkomst van de kleurentelevisie. En het is de tijd van het ontstaan van ons nationale trauma: het verliezen van de WK finale tegen Duitsland. Toen ik daar op die rommelmarkt struinde en de SS 707 tegen het lijf liep wist ik het meteen. Dit kon ik niet laten liggen. Ik zag voor me hoe ik kinderlijk eenvoudig het zwaardere schuurwerk aankon wat met zo’n klein goedkoop bouwmarktschuurmachientje onmogelijk is. En, het allerbelangrijkste, ik heb een AEG boormachine. Niets stond de professionalisering van mijn kluswerkzaamheden meer in de weg.

Mijn boormachine, de onvolprezen SBE 500R, is de eerste en enige klopboormachine die ik kocht en hij doet het nog steeds. Je eerste boormachine, dat was wat. Behalve levenspartner, Fiat 850 en je eerste woning is het bezit van een eigen klopboormachine een van de voorwaarden waar het ontwikkelen en uitbouwen van je leven op gebaseerd is. Ik ken gezinnen die het aanvankelijk heel gezellig hadden samen maar die dan later toch onverwacht uiteenvielen. Nadat de tranen waren gedroogd kwam het hoge woord er uit. “Had ik nou toch ook maar een eigen klopboormachine gehad……”. Tja, zo gaan die dingen. Mijn trouwe AEG stamt uit de tijd van de tweede oliecrisis, van glasnost en perestrojka, de komst van kabeltelevisie, fax en autotelefoon. Michael Jackson, Prince en Madonna. Oranje wint het EK tegen de Sovjet-Unie met 0-2.

Gisteren was het dan eindelijk zo ver. Ik wilde enkele ruwe planken te lijf zodat ze van splinterkanon zouden veranderen in lieflijk perzikhuidje. De boorkop werd van de SBE 500R gehaald en de klem van de SS 707 werd losgedraaid. Na lange eenzame jaren kwam het eindelijk tot de langverwachte technologische coïtus. De stekker werd behoedzaam, met gevoel voor dramatiek, in het stopcontact gestoken. Een laatste veiligheidscheck. Dan gebeurt het. De SBE 500R draait zoals ik dat van hem verwacht. De SS 707 staat stil. Er volgt een moment van vertwijfeld duwen, draaien en trekken. Niets. De SS 707 Schwing Schleifer swingt niet. De coitus wordt ruw beëindigd en de beide geslachtsdelen worden aan een onderzoek onderworpen. De SBE 500R gaat er niet ver genoeg in. Is ‘hij’ te kort of is ‘zij’ te diep? Nee, het is het leeftijdsverschil. De SS 707 is gewoon te oud voor een vruchtbare samenwerking met de SBE 500R.

ABBA en Michael Jackson. Nee, dat gaat niet samen.

maandag 6 mei 2013

Gouden bladzijden, zwarte randjes

In het oude vakwerkhuis zit het gezin Muller zwijgend rond de tafel. Het anders zo opgewekte gezin staart de nieuwe dwangarbeider geschokt aan. Zo’n hongerig scharminkel  kan toch niet werken! Bont en blauw en broodmager is deze 21 jarige man uit Holland. Een jochie nog. Ze hebben wel vaker dwangarbeiders gehad maar dat waren krijgsgevangenen die ’s nachts opgesloten zaten in het voormalige oude klooster. Deze bleke Hollander is de eerste die bij het gezin inwoont. Natuurlijk moet de jongen eerst eens gevoed worden. En hij moet ook nodig in bad. Dat bad heeft hij die dag niet meer gehaald. De rijke maaltijd van Frau Muller was te veel  voor het uitgemergelde lichaam en het volgende etmaal ligt hij in zijn strobed boven de paardenstal. In de dagen daarna wordt hij langzaam op krachten gebracht met broodpap en suiker. Zorgzaam wordt de jongen verpleegt tot hij weer enigszins normaal op zijn benen kan staan.

Amper een maand eerder was Paul Haaskamp een vrije jongen die het verdomde om voor de moffen te werken. Tot de razzia. Op het bureau blijkt al gauw dat hij zich niet heeft gemeld voor de arbeidsdienst. Na vijf dagen cel gaat Paul op transport naar Duitsland.

Het is een warm gezin, vader en moeder met 6 kinderen. Twee zonen dienen aan het oostfront. De oorlog is ver weg, op het Duitse platteland gaat het leven zijn gewone gang. Af en toe komen de jongens een paar dagen met verlof. Dan spelen ze schaak met de Hollander. Paul leert dat niet alle Duitsers slecht zijn maar net zo goed slachtoffer van het regime. Op een avond verzamelt jongste dochter Maria al haar moed en neemt met het schaakbord in haar handen plaats tegenover Paul aan de keukentafel. Of hij haar ook wel wil leren schaken. En geschaakt wordt er. Maar de ogenschijnlijke idylle is broos. Onvermijdelijk komt het moment waarop in de verte het gebulder van de geallieerde artillerie te horen is. Een voltreffer maakt het oude vakwerkhuis met de grond gelijk. Het berooide gezin vind onderdak in de ruïne van het oude klooster. Uiteindelijk lukt het om achter de geallieerde linies te komen. De zoons keren niet terug uit Stalingrad. Paul gaat terug  naar Holland. Hij is vrij en het verlangen naar thuis is nu even sterker dan Maria.

Bart Haaskamp loopt rond het oude klooster waar zijn ouders met opa en oma Muller schuilden voor de bommen en staat op het erf waar het oude vakwerkhuis heeft gestaan. Met zijn ogen dicht ziet, hoort en ruikt hij de verhalen van vroeger. Duizend keer heeft hij de verhalen gehoord. Ze staan als een dvd in zijn geheugen gebrand. Op een koperen plaquette leest hij de namen van de beide ooms die hij nooit heeft gehad. Hij voelt een hand op zijn arm. Mamma. Kom, pappa zit al in de auto. Zestig jaar getrouwd. Zestig gouden bladzijden maar met zwarte randjes. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De kanonnen zwijgen maar de oorlog woedt nog genadeloos voort in deze twee oude mensen.

vrijdag 26 april 2013

Het omaatje op het balkon

Vaak zit ze voor het raam van haar appartement op de eerste verdieping, vanwaar ze ruim zicht heeft over de drukke straat beneden en het kanaal er naast. Zomers zit ze op haar kleine balkonnetje en zwaait naar de boten die voorbij komen. Het bootjesvolk zwaait altijd terug. “Kijk”, zeggen ze tegen elkaar, ”Het omaatje zit er nog steeds”.  Ze hoort ze wel, maar ze glimlacht alleen maar. En zwaait naar de bootjes. Laat ze maar, laat ze maar blij zijn, ze hebben immers vakantie. Vakantie die zij nooit heeft gehad. En nog niet heeft. Haar werkzame leven raast nog in alle hevigheid in haar door. Het beheerst haar dag en het beheerst ook de nacht. Soms scharrelt ze door haar kleine kamer en bladert in oude boekjes, prenten, fotoalbums. Dan begint ze zomaar een liedje te neuriën uit vervlogen tijden. Haar blik wordt zachter en de straat en de bootjes bestaan dan even niet meer. Dan heeft ze een paar ogenblikken vakantie, even terug in haar kinderjaren.

Ze trouwde met hem toen ze twintig was. Zijn vader had haar gewaarschuwd, had zelfs op haar ouders ingepraat. Doe het niet, trouw niet met hem, hij deugt niet, hij stort je in de ellende. Maar ze was eigenwijs en verliefd en deed het toch. Ze begonnen een zelfbedieningskruidenierswinkel. Dat was toen een ongekende noviteit. Achteraf nog een wonder dat ze het zo lang heeft volgehouden. En al even wonderlijk dat ze vier kinderen met hem kreeg. Terwijl, geeft ze toe, het vanaf het begin al mis was. Het drinken, de vrouwen, mooi weer spelen, met geld strooien. En het slaan. Het slaan was erg. Bont en blauw sloeg hij haar, soms tot bloedens toe, als hij weer dronken was. En dronken was hij vaak. Maar de kinderen deed hij niks. Dat was nog een geluk bij een ongeluk. Maar ze werden wel wakker als hij weer zo’n bui had, en moesten machteloos toekijken hoe hun moeder klappen kreeg. Soms renden ze in paniek de straat op, in hun pyjama door de nacht, naar de politie, naar de dokter, naar de buren. Help! Help dan toch!

Maar het allerergste vond ze het bedrog. Naar de buitenwereld was het zo’n vriendelijke man. Behulpzaam ook. Veel geld op zak. Regelmatig ging hij vreemd, zelfs met klanten die hij in ruil voor sex gratis liet winkelen. Maar ook met gewillige winkelmeisjes in het magazijn. En vaak bezocht hij prostituees. Vooral die laatsten maakten het bont, dan had hij een keer geen geld op zak en belden ze de andere dag bij haar aan, of ze wel even wilde betalen voor haar man….

Het bedrog, de pijn, de angst, de vernedering.  Maar ze kon niet bij hem weg, er was immers de winkel. En de sociale dienst bestond nog niet. Zo hield ze het vol, voor de kinderen en voor de winkel. Tot het geld op was. Ze gingen failliet. Dat was de druppel. Eindelijk zag ze in dat ze bij hem weg moest gaan. Om te overleven. Zelfs na de scheiding bedreigde hij haar en bezocht hij haar s’ nachts, als hij verzwakt, dronken, dakloos en ten einde raad was. Als ze hem niet binnen liet dan gooide hij de ramen in. Dan kwam de politie weer en nam hem mee. En zij bleef zitten met de kapotte ramen, in het holst van de nacht. Ooit bezocht ze eens een psychiater, eigenlijk deed ze het voor haar man, maar het liep anders. Aan het eind van het gesprek maakte de psychiater haar duidelijk dat haar man niet te redden was maar dat ze aan zichzelf moest denken. En hij raadde haar aan een boek over haar leven te schrijven, het zou beslist een bestseller worden. Maar ach, wie schrijft er nou een boek. En er zijn er zoveel met een man die drinkt.

Het boek zal er wel niet komen denk ik. Eigenlijk best jammer, niet voor de top tien van best verkochte boeken, maar voor haar zelf. Als erkenning voor haar verrot geslagen leven. Daarom schrijf ik het hier op, als eerbetoon voor het vriendelijke omaatje op het balkon, zwaaiend naar de bootjes.

zondag 21 april 2013

Koning Lintjeknip

Willem Alexander heeft er geen moeite mee als er democratisch wordt besloten dat zijn koningschap nog slechts ceremonieel is. Dat is jammer. Een echte koning is voor mij een ruwe bolster die te vuur en te zwaard de nodige veldslagen heeft gewonnen. Hij zit op een troon, draagt een baard, een gouden kroon en een scharlaken mantel afgezet met het fijnste hermelijnbont. Hij regeert vanuit zijn kasteel het land streng doch rechtvaardig. Hij is redelijk kort voor de kop, houd niet van parlementair gezever, stelt hier en daar beroepsverboden in, regeert per decreet en hakt knopen door met een botte bijl. OK, hij houdt er dan wat maîtresses op na, wat dan nog.

Helaas, het mag niet zo zijn. De Nederlandse democratie moet in staat worden geacht het land zelfstandig zonder koning te regeren. En daar gaat het mis. De Nederlandse democratie is tot een hele hoop bizarre bureaucratische nonsens in staat maar regeren is er niet bij. Persoonlijke- en electorale belangen maken dat we nu inmiddels aan ons zesde kabinet bezig zijn in de laatste tien jaar. Hoezo continuïteit van bestuur. Om de haverklap is het zogenaamd onze morele plicht om te gaan stemmen op een stel bestuurders die zelf niet genoeg moreel bezitten om te doen waarvoor ze zijn aangenomen namelijk vier jaar met elkaar het land besturen.
Het hele land is doodleuk een heel etmaal lang in de ban van een losgeslagen horde oppositieparlementariërs die het kabinet een hak willen zetten door een staatssecretaris murw te zeuren. Alsof ze niks beters te doen hebben. En het is ze nog niet eens gelukt ook, stelletje sukkels.

Ik zou liever zien dat Willem Alexander in het harnas gehesen te paard het Binnenhof zou bestormen, bijgestaan door een peloton grenadiers, om de bezem er eens flink door te halen. Fred Teeven zou na een schijndebatje van anderhalf uur quasi-deemoedig de Kamer hebben verlaten en in het voorbijgaan minzaam een enkel woord hebben gericht tot de vaderlandse pers. Rutger Castricum zou doen waar hij goed in is op de postkamer van een kinderboerderij. Het koningslied zou nooit zijn geschreven. Maar helaas vind hij het wel best als Koning Lintjeknip. Geen zwaar werk en het betaald heel verdienstelijk. Dan heb ik liever een president. Scheelt ook weer een paar stuivers.

zaterdag 13 april 2013

Grijze Jezus

Nederland vergrijst. Ik kan het zelfs zien. Op straat en in de spiegel. Het is niet te geloven, zelfs mijn borsthaar vergrijst. Waar ik ook kijk, het is grijs wat de klok slaat. De natuur in maart 2013? Grijs. Het weer in het weekend? Grijs. Generatiegenoten? Grijs. Zouden de geleerden het dan toch bij het rechte eind hebben? Dat Nederland vergrijst?

In een grijs verleden woonde ik in een lommerrijke laan met vrijstaande huizen. Ik was een klein tenger jongetje met goudblonde haren. Het gebeurde op een doordeweekse dag. Ik zal een jaar of vier geweest zijn, schat ik. Ik vertel het maar zoals het mij voor de geest staat, van horen zeggen, een andere versie is net zo waar als deze. Bij ons in de straat woonde een jongetje, net zo oud als mij, met krulletjes. Niet zo mooi hoogblond als mij natuurlijk, maar verder heel verdienstelijke krulletjes. Wij speelden bij hem thuis. Zijn moeder had visite en zonder dat ik het merkte werd er over mij gesproken. Met name over mijn prachtige blonde haren. “Net Kindje Jezus”, werd er gezegd. Ik ga er van uit dat het als compliment bedoeld was want wij kwamen uit een goed katholiek milieu. Zoals dat gaat krijgen kleine jongetjes wel eens ruzie over niks, of over de hele wereld, maar in ieder geval is het kennelijk tot een handgemeen gekomen waarbij ik mijn kameraadje een stomp gaf. Vroeger heette dat nog gewoon stomp, tegenwoordig heet zoiets dreun, hengst of knal. Natuurlijk moest er verhaal worden gehaald bij moeder. Want een stomp krijgen van een vriendje in je eigen huis, dat kan natuurlijk niet. De visite had dik lol. Zoonlief had namelijk een stomp gekregen van Kindje Jezus.

Wreed als volwassenen kunnen zijn wordt je zoiets natuurlijk je hele leven nagedragen. Zit je net ergens gezellig bijeen, komt het Kindje Jezus verhaal weer op tafel. Het heeft mij echter niet verbitterd. Uit het verhaal blijkt dat ik kan worden vergeleken met Jezus, die toch zeker de eerste de beste wordt geacht, ook al is het dan slechts een verzonnen romanfiguur. En ik ben kennelijk in staat tot het gebruik van geweld. Niet dat ik dat ooit nodig heb gehad maar toch, goed om te weten dat je in tijden van nood weerbaar bent.

Het is al ruimschots 2013 als ik niets vermoedend op mijn werk verschijn. Een collega, die redelijkerwijs niets van het Kindje Jezus verhaal af kan weten, begroet me enthousiast als Kindje Jezus. De andere collega’s doen natuurlijk dapper mee. De collega woont in dezelfde straat als Kindje Jezus’ slachtoffer en bij het uitlaten van de hondjes is er blijkbaar aan Kindje Jezus gedacht. Zo zie je maar wat voor impact de naam Kindje Jezus heeft. En dat voor een grijze atheïst. 

vrijdag 12 april 2013

Uit de oude doos .......


Uit de oude doos…………

Het schrijven van verhaaltjes die zijn gebaseerd op een waar gebeurde anekdote doe ik al heel lang. Op mijn harde schijf vond ik enkele stukjes die ik in 1996 schreef voor een reclameblaadje wat werd uitgegeven door de bakkerij De Mikke waar ik toen marktkoopman was.

Vandaag deel 3:  De Eierkoeken…...


De eierkoeken.

Op een goede dag komt er een man bij Albert aan de kraam. Na honderd en één vragen over bijna alle koeken in de vitrine lijkt de man eindelijk tot een keuze te kunnen komen. Eierkoeken moeten het worden. Zo gemakkelijk kom je dan echter niet meer van Albert af. "Ik heb twee soorten meneer," zegt Albert met een stalen gezicht, "van bruine en van witte eieren!" Daar moet de man even over nadenken. "Doe maar die van bruine eieren." besluit hij. Albert geeft geen krimp, de klant ook niet. De goede man betaald en loopt verder.
Een week later komt dezelfde man weer aan de kraam. Weer wenst hij eierkoeken. Albert is het voorval van vorige week echter nog niet vergeten en vraagt zonder blikken of blozen: "Die van bruine eieren zijn op meneer, mogen het ook die van witte eieren zijn?" De klant haalt zijn schouders op. Het is hem verder wel best. Zonder er verder een woord aan vuil te maken betaald hij en gaat weer weg.
Weer een week later komt dezelfde man weer om eierkoeken. Zonder er bij na te denken vraagt Albert: "Welke eierkoeken, meneer?" Albert verschiet van kleur en vraagt zich angstig af hij nu niet iets te ver is gegaan. "Doe maar die van bruine eieren!" roept de man zeer beslist. "Die zijn toch een stuk lekkerder!"

vrijdag 5 april 2013

Goedgekeurd

Het industrieterrein heeft betere tijden gekend. Ooit was het een parel van bedrijvigheid in economisch bloeiende tijden. Hier werden eens bussen vol werknemers die toen nog arbeiders heetten naar hun werkplek gebracht. Auto’s, brommers en fietsen reden af en aan. Dat was in de tijd dat er nog grote industrieën in Nederland waren, voordat deze met subsidie onder het mom van kennisexport naar lage-lonen landen werden verplaatst. Daarna werden de subsidies verstrekt aan instanties die zich bezig hielden met het bieden van dagbesteding aan de mensen die voorheen nog prima in de fabrieken terecht konden. Nu zijn inmiddels deze subsidies ook weer opgedroogd want er is nu een goedkoper middel om het werkvolk bezig te houden: commerciële televisie rondom de klok, waar ze dan ook nog zelf voor moeten betalen. Iedereen blij.

Het industrieterrein ziet er nu uit als een filmset in een post-nucleaire oorlogsfilm. Lang en droog gras, rommelige en afgebladderde panden, bestrating als een mozaïek van stenen, tegels, zand en asfalt. Maar tussen al deze mistroostigheid wappert een trotse vlag boven uitbundig versierde reclameborden. Hier bevind zich het APK keuringsstation welke zich over mijn overjarig koekblik zal ontfermen. De binnenkant van het pand is al even rommelig als de buitenkant. Her en der ligt en staat gereedschap en garageapparatuur die hun werkzame leven reeds lang achter zich hebben gelaten. Alles is verscholen onder een dikke laag stof. De dienstdoende keurmeesters zien er al even wild uit maar zijn verder allervriendelijkst. Het onderwerp van gesprek wordt met speels gemak op de brug gereden. Er wordt getoeterd en met de lichten geknipperd. Er wordt aan de wielen getrokken en geduwd en de carrosserie wordt voorzichtig beklopt. Er worden codes op een kladblokje gekrabbeld. De man is nog geen vijf minuten bezig geweest. Maar dan is er slecht nieuws. De linker voorband is glad en de rechter bijna. Ik vind het zelf nog wel meevallen en probeer de man het door de vingers te laten zien. Maar hij is onverbiddelijk. Eerst moet er 40 euro worden afgerekend. Het kladblokblaadje met de codes dient als betaalbewijs. Dan mag ik buiten het linker voorwiel verwisselen met het reservewiel en pas daarna is de keurmeester bereid de auto af te melden. Maar er is een alternatief. Er is een bevriend bedrijf welke banden verkoopt en monteert tegen geringe vergoeding. Het bevind zich op enige kilometers afstand. Ik besluit dat twee nieuwe banden à 50 euro per stuk inclusief montage de moeite waard zijn ten opzichte van het geklungel met krik en wielmoersleutel op een koud en winderig industrieterrein. Ik verdedig mijn besluit met de gedachte dat een boete wegens gladde banden vermoedelijk sterk kostenverhogend werkt. En mijn gemoedsrust wordt gesust met het warme gevoel iets te hebben bijgedragen aan de verkeersveiligheid. En de twee bekertjes lauwe automatenkoffie zijn gratis. De hele exercitie duurde van 09.00 tot 11.30 uur, uit en thuis. De meeste tijd ging op aan wachten en heen en weer rijden. Maar mijn geliefde groene vriendje kan er nu weer een jaar tegenaan.

Op een schoolbord aan de muur van het bandenbedrijf staat met wit krijt een bemoedigende spreuk geschreven: “Verliefdheid is als in je broek poepen. Iedereen ziet het maar alleen jij kent het warme gevoel.”

zaterdag 30 maart 2013

Kamp Westerwolde

Zelf vind ik het een beetje ouderwets. Zo’n bejaardenkamp met een directrice die zichzelf zo noemt en een balie waar extern werkvolk zich ’s morgens eerst moet melden alvorens men zich aan de arbeid mag begeven. En met een hoofd technische dienst die er strikt op toeziet dat men tang en schroevendraaier op de voorgeschreven plaats in het uniform bewaart. En met een heuse omroepinstallatie, ook in de aanleunwoningen. Klokslag 08.30 uur klinkt er na enig gekraak een sonore stem. Met een intonatie alsof de man zojuist een dierbare heeft begraven dreunt hij berichten op. “Tien uur. Koffiedrinken. Grote zaal. Droogbloemschikken. Vanmiddag. Voorzaal. Zelf schaar meenemen. Vanavond. Voordracht. Piet Snotjes. Oude verhalen.” Ik krijg er een beetje een doorgangskampgevoel bij: “Afdeling Avondrood. Perron twee. Afdeling Voor Anker. Perron drie. Ontluizen. Badhuis.” Het droogbloemschikken en de voordracht van Piet Snotjes worden dan ook maar matig bezocht. Ik wordt er al niet blij van, de bewoners moeten het elke dag aanhoren. Enkelen horen het al niet eens meer. Bij sommigen zwijgt het kastje. Op de vraag hoe ze dat voor elkaar kregen glimlacht men geheimzinnig en zwijgt veelbetekenend. Alsof er op deze insubordinatie 20 stokslagen staat. Maar vele dappere ouden van jaren mopperen er over. En met succes.

Op een goede dag klinkt er om 08.40 uur, tien minuten later dan normaal, een zalvende vrouwenstem. Met deze stem zou de vrouw in staat zijn geweest om de verdoemden destijds vrijwillig in een veewagen te laten stappen. Met veel troostrijk taalgebruik wijst zij op de geurige verse koffie. Zij benadrukt de gezelligheid  van de grote zaal. De bingo in de voorzaal wordt zo wervend omschreven dat zelfs ik er zin in krijg. “Dit klinkt anders!”, merk ik op. “Dit is onze directrice zèlf!”, stelt meneer vast. Waar ik normaal spontaan buikkramp krijg bij een duo met de naam ‘Duo Tammo en Geesje’ krijg ik nu zowaar een sterke aandrang om ook aanwezig te willen zijn bij de zangavond waar liedjes van toen ten gehore zullen worden gebracht. Het is dat ik weet hoe de directrice er uit ziet anders zou ik denken dat het een beeldschone vrouw is met lang golvend haar, gekleed in een doorschijnende vitrage. Na de noodzakelijke mededelingen babbelt ze zalvend verder. Om mij heen beginnen de eersten om te vallen. Een enkeling moet per brancard worden afgevoerd. Om 09.15 uur is ze eindelijk uitgezalfd. De laatste nog overeind staande oude heer roept beduusd uit: “Godsamme-nog-aan-toe zeg, doe morgen die vent maar weer….”.

vrijdag 15 maart 2013

Doodgevroren

Het is vroeg in de ochtend. De tuin is wit van het rijp. Koud is het zeker, jas aan sjaal om. De paar meter tot aan de straat, het is vandaag grijze container dag, is al voldoende om terug te verlangen naar open haard, kerstboom, peperkoek en gluhwein. Maar ja, we hebben geen open haard.

In het voorbijgaan zie ik haar liggen. Ze is dood, maar het lijkt alsof ze slaapt. Stengel en blaadjes plat op de grond, het witte kopje een beetje ingezakt. Bedekt met kleine grijze pareltjes bevroren dauwdruppeltjes. Het is een trieste aanblik. Ik sta er even naar te kijken, wordt er wat mismoedig van. Waarom moest dit jonge leven sterven? Vol goede moed duwde ze de bol open en wrong ze haar steel door de aarde omhoog. Ik stel me voor hoe ze zich volzoog met haar eerste ademtocht kooldioxide. Hoe ze haar beide blaadjes langs haar lichaam omhoogtrok naar boven. Hoe ze haar witte kop opstak om de voorjaarszon te begroeten. Fier en vol zelfvertrouwen komt ze in een paar dagen tijd tot volle wasdom. Ze schopt met haar wortels in de aarde om de anderen wakker te schudden: “Kom naar boven! Het is voorjaar!”. Maar ze wordt niet geloofd. Het is te vroeg, vinden de anderen, het is nog te koud.

Ze hebben gelijk, het is nog te vroeg. Koning winter deelt nog lukraak flinke klappen uit. Daar is ze niet tegen bestand. Nog voor ze zich kon openen om haar stuifmeel ter beschikking te stellen sterft ze vruchteloos. Eenzaam bevriezend op de koude aarde. Het is 15 maart 2013.

zaterdag 9 maart 2013

Uit de oude doos…………


Het schrijven van verhaaltjes die zijn gebaseerd op een waar gebeurde anekdote doe ik al heel lang. Op mijn harde schijf vond ik enkele stukjes die ik in 1996 schreef voor een reclameblaadje wat werd uitgegeven door de bakkerij De Mikke waar ik toen marktkoopman was.

Vandaag deel 2:  Het IJsje…..



Het ijsje.

Bij een van de kramen van de Mikke komt zeer regelmatig een aardige mevrouw. Met Stefan. Stefan is haar zoontje. Nauwelijks drie turfven hoog stapt hij opgewekt achter moeders aan. Stefan is al groot! Stefan kan al praten! "Da bakke!", roept Stefan. "Ha boef!", zegt de bakker. Stefan loopt altijd meteen achterom. Dat is veel spannender dan bij mamma voor de kraam. Hij kan dan fijn de bakker op z'n vingers kijken. En hij kan de ijsjes van dichtbij zien. Als hij zijn handje uitsteekt kan hij er zelfs bijkomen!

"Stefan ijsje!". Hij bedoelt een klein hoorntje gevuld met créme en met een dekseltje van chocola. Het lijkt precies een ijsje. De jongens van de Mikke geven ze aan de kleintjes die met hun moeder naar de markt komen. De kinderen weten het precies. Een plakje worst bij de slager, een mandarijntje bij de groenteboer, overal krijgen ze wel wat. Met mamma naar de markt is best leuk! "Kindertjes die vragen worden overgeslagen!", probeert moeder nog. Onbegonnen werk. Stefan wil gewoon het ijsje waar hij recht op heeft.

"Stéfan ijijijsje !!" De mamma van Stefan neemt de zaak hoog op. Haar zoon is toch zeker geen schooier. Moeders moeten soms streng zijn. Kennelijk is vandaag Stefans moeder aan de beurt om streng te zijn. "En je krijgt géén ijsje !" zegt ze zeer beslist. De bakker en mamma gaan over tot de orde van de dag. Op Stefan wordt niet meer gelet. Brood en wat lekkers bij de koffie. Moeders bestelt royaal. De bakker pakt gedienstig in. Tasje erom mevrouw? Dan zijn ze klaar. "Ga je mee Stefan?" Stefan gaat zomaar mee. Geen woord meer over het ijsje. Blijkbaar heeft moeder toch indruk gemaakt. Zie je wel! Af en toe moet je streng zijn. "Ga je geen dag zeggen tegen de bakker?" Nee. Soms moet ook Stefan streng zijn. Als ze een paar meter weg zijn draait Stefan zich om. Toch nog even dag zwaaien. Uit zijn knuistje steekt nog net zichtbaar een ijsje omhoog.

woensdag 6 maart 2013

Dirkie Thee


Haar landgoed was 50 vierkante meter groot. Inclusief bebouwing. In de tuin deelden de poepdoos en het kolenhok hetzelfde dak. Zes stoeptegels deden dienst als tuinpad. Haalde je drie tegels weg dan was dat het grasveld. Het was het derde huis in een rijtje van vier. Op de hoek stond een woon-winkelpand welke dienst deed als café. De woning was zo groot als een ansichtkaart met beneden de kamer, de keuken en de hal met trapopgang. Boven was een slaapkamer. Op de overloop stond een ladder die naar de gezamenlijke zolder leidde. Het blok vormde de nieuwbouwwijk, de rest van het dorp bestond uit vrijstaande huisjes, winkeltjes, boerderijen, een molen en een smederij. De straat was net breed genoeg voor een paard en wagen.

Ze verdiende de kost door deur aan deur thee te verkopen aan de rijke lui die in landhuizen en villa’s in de wijde omtrek woonden. Hieraan had ze ook haar bijnaam te danken, Dirkie Thee.  Ze had een transportfiets met voorop een rieten mand. Zes dagen in de week fietste ze tientallen kilometers per dag. In de zomermaanden verhuurde ze haar slaapkamer aan toeristen. Dat waren gegoede burgers en middenstanders uit de stad die drie dagen per jaar op vakantie gingen op het platteland. Als ze gasten had sliep ze zelf op zolder. Ooit had ze omgang met een dagloner die in een hutje op de hei woonde. Klinkt romantisch maar was het niet. Het was een hut van plaggen, een paar planken en dikke takken. Een handvol bakstenen vormde de vuurplaats. Ze zijn een maand verloofd geweest. Het huwelijk ging niet door want op een kwade dag vatte het hutje vlam. Een kist was niet meer nodig. Enkele verkoolde resten werden in een kruiwagen naar het kerkhof gebracht en daar in een hoek begraven. De koster maakte van latten een kruis en schreef daarop de naam waaronder hij in het dorp bekend stond, Jan Bedstro. Niemand heeft ooit zijn echte naam geweten en Dirkie heeft het nooit meer over hem gehad.

Op een late zaterdagmiddag stopt er voor haar deur een rijtuig. De koetsier springt van de bok en houdt het deurtje open voor een deftige doch kwieke heer met een hoge hoed. Hij is nauwelijks binnen of de buren horen een hoge gil, een geruststellende bariton en later hard lachen. Daarna is het een hele tijd stil. Uiteindelijk komt de man weer naar buiten. Hij heeft een rood hoofd, de hoed in de hand en ziet er verfomfaaid uit. Dirkie staat in de deuropening met een deken om en loshangend haar. Er speelt een vage glimlach om haar mond. Als de dorpelingen de volgende morgen naar de kerk gaan zien ze dat de gordijnen bij Dirkie nog dicht zijn. Ze slaan er verder geen acht op. Als ze na de kerk terugkomen staat het huis van Dirkie leeg, geen gordijnen meer, geen meubels meer, niets. De deur is op slot en de transportfiets is ook weg. Niemand heeft ooit nog iets van Dirkie gehoord.

Er wordt wel eens verteld dat op de plek waar nu Theehuis “Het Mandje” staat vroeger een plaggenhut stond. In het hoekje onder de treurwilg op het oude kerkhof groeit een bijzonder plantje, Galium Odoratum, ook wel Asperula Odorata genoemd. Er zou een verband bestaan tussen die twee plekken maar het fijne ervan weet niemand. Het theehuis heeft een nieuwe soort op de kaart staan, Bedstro-thee. Een bijzonder drankje.

donderdag 28 februari 2013

Pijpen schat…..

Ik ben in de fout gegaan. Vreselijk. Ik snap zelf niet hoe het heeft kunnen gebeuren. Ik heb gisteravond per ongeluk een uitzending van PowNews gezien. Ja, onvergeeflijk natuurlijk, maar plotseling schrok ik op en constateerde tot mijn grote schrik dat de tv stond afgestemd op een zender waarvan de intervallen tussen de reclameblokken door net lang genoeg zijn om de aandacht van de doelgroep vast te houden. In de reclameblokken wordt het publiek deelgenoot gemaakt van onder andere de emotionele uitbarsting van een pratende ovenschaal. Als de inhoud van de spotjes een afspiegeling zou zijn van de geestelijke reikwijdte van de doelgroep dan is het met Nederland droevig gesteld. In dat licht is het geen wonder dat onze zogenaamde kenniseconomie nooit van de grond is gekomen. Maar goed, PowNews.

Het hoofdonderwerp in de uitzending van gisteren was de uitslag van een sexonderzoek welke door het weekblad Viva is gehouden onder vrouwen. Hamvraag was waar de vrouw opgewonden van raakt. Volgens PowNews blijkt het oraal bevredigen van de partner het meest effectieve afrodisiacum voor de vrouw te zijn. Let op, ik zeg ‘van’ de partner, niet ‘door’ de partner. Ik denk dat de losse verkoop van deze uitgave alle verkooprecords van de Viva zal breken. Het leidt geen twijfel dat de redactie van Viva stiekem bestaat uit mannen en dat deze de uitkomst van het onderzoek van te voren, in een hilarische redactievergadering, zelf hebben vastgesteld.

Ik wacht met spanning op de Viva. Zou het er echt zo staan? Stel je eens voor dat je tegen je partner zegt dat als ze zich zelf een plezier wil doen best jouw lid ter mond mag nemen. Wat zijn mannen toch genereus, soms. Maar ergens klopt er iets niet. Toen ik als kind vroeger geen spruitjes wilde eten werd me wel eens verteld dat als ik ze maar gewoon at ik ze dan vanzelf lekker zou gaan vinden. Daar ben ik nooit ingetrapt en ik vind spruitjes nog steeds vies. Het was wellicht beter geweest als men er toen bij verteld had dat spruitjes goed zijn voor de tanden. Dat brengt me trouwens op een idee…..