woensdag 26 december 2012

Westerwolde Buffelt

Samenkomst is tussen 16.00 en 17.00 uur en we worden ontvangen met een welkomstdrankje. De keuze is tussen bubbeltjeswijn met of zonder alcohol. Er wordt ons een tafel aangewezen en zodra het welkomstglas leeg is komt een lieftallige jonge dame vragen wat we willen drinken.

Al een jaar of vier/vijf gaan we met kerst uit eten. ‘We’ zijn mijn echtgenote, mijn schoonfamilie en ik. Schoonmoeder reserveert al in september een tafel. Dit jaar zijn we met acht personen. Het etablissement is rustiek gelegen in de bossen. De ambiance is bijzonder prettig en de kwaliteit van spijs en drank is prima. Verder genieten wij van de ongedwongen sfeer. In tegenstelling tot commerciële vreetschuren is er slechts één lichting gasten die de hele avond in alle rust met elkaar doorbrengen.

De gastvrouw gaat elke tafel persoonlijk langs om uit te leggen hoe het buffet werkt. We krijgen een seintje als we ons naar de buffettafel kunnen begeven waar we kunnen kiezen uit 2 amuses en 2 soorten soep. Na de voorgerechten gaan de gasten op eigen gelegenheid en in eigen tempo langs het buffet. Er is voldoende voor iedereen , er is geen gedrang, alles verloopt ordentelijk en beheerst.

Maar helaas houdt de idylle geen stand. Er breekt onherroepelijk een moment aan waarop het tijd is voor het nagerecht. Het ijsbuffet is beroemd. Zoals gebruikelijk mogen de kinderen het eerst kiezen nadat ze samen met de goedmoedige kok spetterkaarsjes hebben aangestoken. Het unieke fotomoment voor de ouders. Dit jaar waren er aanzienlijk meer ouders dan kinderen. Ouden van dagen schuiven hun reeds lang volwassen kinderen naar voren. Deze zakken door hun knieën om kleiner te lijken en zetten een piepstemmetje op om ook een spetterkaarsje te mogen aansteken. Niet voor het fotomoment maar om vooraan te staan als het sein brandmeester wordt gegeven. Dan gaan alle remmen los. Ellebogen stoten tegen elkaar, opscheplepels worden uit elkaars handen gerukt, woedende blikken worden gewisseld, kortom, er ontstaat een voedselgevecht waar de oude Romeinen jaloers op zouden zijn geweest. Ik zie volwassen mensen op handen en knieën over tafel tussen de schalen door kruipen, links en rechts ijsbollen verzamelend, soezen in hun wangzakken proppen en met hun handen grote hoeveelheden chocoladebavarois op hun bord kwakken. In drie minuten tijd is het ijsbuffet één grote ravage. De gewonden worden naar hun tafel teruggebracht door familieleden die nog wel op hun benen kunnen staan.

Bedremmeld staan wij met onze schone bordjes en glanzende dessertlepeltjes te kijken. Er zijn nog net acht roomsoesjes, voor elk een. Verder is er nog voor ons allemaal een likje ijs of vanillepudding. Er wordt zwijgend gegeten. Het is voor ons allemaal een traumatische gebeurtenis, hoewel we toch best wel wat gewend zijn. Gelukkig is er een bonbon bij de koffie.

donderdag 13 december 2012

Compliment

Nadat de zuster me heeft verzekerd dat ik naar binnen mag klop ik op de deur van kamer 114 en steek meteen mijn hoofd om de deur: “Goedemorgen!” Zoals verwacht komt er geen reactie. Mevrouw L. ligt nog in bed met de rug naar mij toe. Ik loop meteen door naar de badkamer om te doen waar ik voor gekomen ben, het onderhouden van het ventilatiesysteem. Als ik klaar ben blijkt ze wakker te zijn en kijkt me aan. “Ik kom voor de ventilatie!” verklaar ik mijn aanwezigheid.

Het gebouw is ruim 30 jaar oud en wordt gerenoveerd. Al weken wemelt het van de werklui in vele verschillende bedrijfskleuren. Mevrouw L. uit kamer 114 laat zich achterover in de kussens vallen en ademt zwaar. “Ik heb het zo benauwd!” kreunt ze. “Zal ik een zuster voor u roepen?” vraag ik. “Dat is misschien wel een goed idee.” antwoord ze. Tot mijn grote opluchting kom ik snel iemand tegen. “Mevrouw L. van kamer 114 heeft het benauwd! Of je even wil komen kijken!” “Oh , dat hoort een beetje bij haar ochtendritueel hoor, dat doet ze altijd” stelt de zuster me gerust, “maar ik ga er meteen even langs.” Tien meter verder kom ik een andere zuster tegen. “Je kunt nu naar kamer 120 hoor!” Zonder mijn antwoord af te wachten loopt ze door. De verzorgers en ik zijn al aardig op elkaar ingespeeld.

In de loop van de middag moet ik weer op kamer 114 zijn. Mevrouw L. zit parmantig in haar stoel bij het raam. Op haar schoot staat een mandje met make-up spulletjes. Felrode lippen en azuurblauwe oogleden stralen achter een klein spiegeltje. Het gezicht wordt uitgebreid lichtroze gepoederd. Triomfantelijk kijkt ze me aan. “Krijgt u bezoek?” gok ik. “Mijn vriend komt” gniffelt ze, “woont hier ook op de gang!” Natuurlijk moet ik raden hoe oud ze is. Zoals altijd noem ik een belachelijk laag getal, 72. Glunderend vouwt ze haar handen op haar knieën. Ik mag er ruim 20 jaar bijrekenen. Plotseling kijkt me ze ernstig aan. “Maar jij bent wel 72!” stelt ze resoluut. Even ben ik van mijn stuk gebracht. Dan neem ik aan dat ze een grapje maakt en minzaam glimlachend noem ik mijn echte leeftijd.
“Oh!” roept ze verschrikt, “wat zie je er dan oud uit voor je leeftijd!”

zaterdag 1 december 2012

Tempelbos

De oudste bossen rond Ter Apel zijn al zo’n 800 jaar oud en bestonden oorspronkelijk uit Eiken en Beuken. Daar zijn nog maar een paar stukjes van over want er is rond Ter Apel altijd bosbouw bedreven. Het Tempelbos bestaat bijna geheel uit aangeplant naaldhout waarvan de oudste bomen ongeveer honderd jaar oud zijn. Ik zwerf al ruim 40 jaar door de Ter Apeler bossen en dus ook door het Tempelbos. Het eerste stuk, waar jonge dennen en sparren dicht bij elkaar staan, komende vanaf de Westerwoldse Aa, heb ik zien planten, voor die tijd liep er een pad door het bouwland waarlangs je het ‘oude’ Tempelbos kon bereiken om aan de andere kant uit te komen op de Vossebergweg. Ik ben in mijn jeugd ook wel eens ‘s nachts in de bossen geweest , op zwoele zomeravonden, in het gezelschap van een alleraardigste schoonheid. Het enige wat ik daar ’s nachts tegen ben gekomen waren padvinders die ‘Vlagveroveren’ speelden in het donker en andere koppels die daar waren met dezelfde bedoelingen als wij, namelijk het onderzoeken van het wel en wee van de bloemetjes en de bijtjes.


Op een spiritueel forum verschijnt op 8 april 2010 een verhaal over een verschijning van de geest van een vermoord meisje in het Tempelbos. Even later in dat draadje geeft de schrijfster toe dat ze het verhaal verzonnen heeft (duh!), maar de teerling is geworpen. Er zijn nu legio mensen die menen dat het daar spookt. In diverse fora duiken getuigenverslagen op van mensen die in het Tempelbos vreemde zaken hebben waargenomen. Altijd ’s nachts en altijd betreft het mensen die op gruwelijke wijze aan hun eind gekomen zijn. Daarnaast zijn er nog de nodige mistflarden en enge schaduwen.

De moderne mens bestaat al zo’n 200.000 jaar, en kwam zo’n 40.000 jaar geleden naar Europa. De wereldbevolking bestaat nu uit ongeveer 7 miljard mensen. Gezien de gemiddelde leeftijd van de mens zijn er dus vele malen meer doden dan levenden. Stel dat 0,1 procent van alle doden er voor kiest om na hun overlijden te blijven rondspoken dan nog zouden we alleen al in het Tempelbos zowat moeten struikelen over de dolende zielen. We kunnen dus wel van een wonder spreken dat het in Ter Apel is gebleven bij een vermoord meisje, een achtjarige jongen en een Duitse soldaat.

Het ontwikkelen van meetapparatuur, of het nou analoog of digitaal is, is een tamelijk exacte wetenschap. Wil je een apparaat maken om geesten, entiteiten, orbs, kobolden, zielen en spoken te kunnen waarnemen moet je dus precies weten uit welke materie deze bestaan en welke soorten straling deze afgeven. Als dat werkelijk zou kunnen dan zouden deze apparaten bij de Action te koop zijn voor een paar tientjes zodat iedereen naar hartenlust kan communiceren met zijn dierbare overledenen, fabeldieren en kaboutertjes. Clowns als Char, Ogilvie en alle andere bekende en onbekende zelfbenoemde mediums zouden allemaal een andere hobby hebben.

Nog even over de mens. We hebben kans gezien als kwetsbare zoogdiersoort tussen sabeltandtijgers en holenberen te overleven dank zij een zeer doeltreffende reflex, namelijk het wegrennen bij gevaar. Voor dit vluchtgedrag zijn we afhankelijk van ons gezichtsvermogen. ’S Nachts zijn we erg kwetsbaar want dan zien we een hongerig roofdier niet aankomen. Daarom heeft de evolutie ons geleerd om al onze zintuigen en hersenen op scherp te zetten als we onverhoopt toch ’s nachts op pad moeten. Het verschijnsel ‘bang zijn in het donker’ is dus niets anders dan een oud overlevingsinstinct. Dat we ’s nachts in het Tempelbos van alles en nog wat menen aan te treffen is dus niet zo heel bijzonder, het zijn onze eigen hersenen die proberen ons te laten toegeven aan ons oerinstinct: weg hier!

Ik twijfel er geen moment aan dat mediums allerlei waarnemingen doen en voorgevoelens hebben. Spoken bestaan wel degelijk, in ons eigen hoofd. Met de nodige creativiteit en fantasie kom je dan onbewust tot fantastische resultaten. Zeg dus nooit tegen een medium dat hij uit zijn nek kletst, zijn waarnemingen zijn voor hem of haar net zo reëel als Sinterklaas dat is voor een kind. Het wordt een ander verhaal als je kwetsbare mensen wijs maakt dat je in staat bent, tegen een onkostenvergoeding uiteraard, ze in contact te brengen met een overleden dierbare die zo nodig nog iets tegen zijn of haar nabestaande wil zeggen. Dan maak je misbruik van hun kwetsbaarheid om er geld aan te verdienen. In gewoon Nederlands noemen we dat bedrog en dat is strafbaar.