Ergens in ons mooie Westerwolde ligt een statig dorp. Een rustieke bomenlaan met villa’s als paleizen en boerderijen als kastelen. Herenboeren woonden daar, zo is me verteld, en een herenboer is niet zomaar een boer. Herenboeren hadden veel werkvolk en een beetje herenboer sprak tot zijn knechts via de hoofdknecht. Een knecht uit de lagere orde rechtstreeks aanspreken was een herenboer te min. Ik vraag me af of de vrouw van een herenboer herenboerin heette, of damesboer, damesboerin, of gewoon boerin. Hoewel ik dat laatste dan wel weer wat gewoontjes vind.
Op een van de boerenerven is in de zestiger jaren, nadat een voormalige herenboerenresidentie was ingestort, een verzameling bejaardenhuisjes gebouwd. Blokjes van vijf en blokjes van zes, haaks op elkaar. Piepkleine hokjes naar huidige maatstaven, met gaskachels en geisers. Een fietsenschuurtje was er ook nog bij, maar dan moest de fiets wel diagonaal gestald worden want anders paste hij er niet in. Bejaarden kwamen er in die tijd maar bekaaid af, wat woongenot betreft. In de negentiger jaren schoof men de vreselijk gedateerde huisjes tegen de vlakte en er voor in de plaats verrees een heuse seniorenflat. Het woord bejaarde kon ook echt niet meer. Grote kamers, moderne keuken, extra slaapkamer, badkamer en toilet rolstoelbestendig, deuren en gang breed genoeg voor tweebaans rollatorverkeer. Inpandige galerijen. Volgens mij noemt men zoiets een atrium. Herenboer of knecht maakt niet uit, tegenwoordig worden alle senioren botweg geïntegreerd in een flat met een atrium.
“Dinsdagmorgen tien uur koffie bij vrouw Noordhuis op nummer 53!” Het commando wordt me medegedeeld als ik maandagmorgen nietsvermoedend bij de eerste klant aanbel. De stem komt van de eerste verdieping, tegenover de eerste klant op de begane grond. De man die open doet trekt wit weg en stottert een bevestiging richting vrouw Noordhuis, die als een vorstin met beide handen op de balustrade leunt. Elke dinsdagmorgen om tien uur wordt er op nummer 53 koffiegedronken. Er verzamelen zich dan een contingent atriumsenioren bij vrouw Noordhuis. Ze is niet kwaadaardig maar haar goede bedoelingen zijn wel bindend. Verzet is zinloos. Als ze weer in haar flat is verdwenen herneemt de man zijn waardigheid. “We kunnen hier ook wel koffiedrinken,” zegt hij op samenzweerderige toon, “ we hoeven toch zeker niet te doen wat vrouw Noordhuis zegt?” Vrouw Noordhuis is duidelijk afkomstig uit de categorie ‘herenboeren’, de eerste klant positioneer ik gemakshalve even in het kamp ‘knechts’.
Als ik dinsdag om vijf voor tien bij meneer aanbel is de koffie al klaar. Er zijn nog twee dissidenten aanwezig. Ja, vrouw Noordhuis kan zich wel van alles in haar hoofd halen maar wij doen toch wat we zelf willen. Ach ja, zonderling mens, die Noordhuis, maar echt veel kwaad zit er niet in, menen ze allemaal. Tweede kopje? Ja lekker.
Dan gaat de bel. Argeloos doet meneer open en een seconde later is de kamer gevuld met vrouw Noordhuis. Wat dit wel niet te betekenen heeft. “Ja maar….…de monteur……”, hij kijkt mij hulpeloos aan. Er is geen ontkomen aan. De knecht, de twee dissidenten en ik moeten mee naar nummer 53. In het atrium weet ik te ontsnappen. Vrouw Noordhuis trekt haar wenkbrauwen op. Maar ik heb immers nog wat te doen dus mijn vertrek is gepermitteerd. Ik ben benieuwd welke sanctie er staat op het opzettelijk verzuimen van de koffieplicht bij vrouw Noordhuis. Ik kan de neiging om stiekem even aan de deur te luisteren ternauwernood onderdrukken. Feit is dat me de rest van de week geen koffie meer is aangeboden. Behalve in de laatste woning. Ik vraag gekscherend of ze geen problemen krijgt met vrouw Noordhuis. “Nee, ik niet….”, lacht ze, “Mijn man was vroeger notaris hier op het dorp. “