vrijdag 15 december 2017

Ik heb een AT.....

Wie wel eens naar een Amerikaanse film of serie kijkt waar FBI, CIA, en spionnen in voorkomen ziet ze wel. Mannen en vrouwen die met een hand aan hun oor hun omgeving compleet negeren en aandachtig naar het grote niets staren. Ze stappen in het rond als een puber op cowboylaarzen en zwaaien met hun schouders heen en weer als Zeeuws Meisje met tegenwind. Daarbij trekken ze een gezicht alsof ze wel degelijk een gewone burger zijn. In hun oor hebben ze dan een dingetje waardoor ze kunnen horen wat de commanding officer te melden heeft. En ze kunnen er ook door terug praten. Een zogenaamd ‘oortje’. Bejaarden hebben ook veelvuldig oortjes. Daar praat men ook wel eens in maar dat hoort verder helemaal niemand. Mijn vader zat de laatste jaren ook veel met zijn hand aan zijn oortje, starend in het grote niets. Maar daar was verder niets spannends aan.






Ik ging voor mijn bier altijd al naar de Lidl. Volle tray halve liters Veltins. De laatste tijd ging ik wel eens naar de Getraenkehalle in Haren Dtsl. De smaakbeleving van zo’n dikke fles naast mijn geërfde Warsteinerglazen uit moeders glazenkast is beter als bij zo’n papierdun blikkie. Maar nu had ik dus last van gemakzucht en toog ik maar weer eens naar de Lidl. Het was smoordruk en dus waren er wel 2 kassa’s open. Elk met een rij tot aan de vleeswaren. Bij de Lidl hebben ze ook oortjes. En een Alcohol en Tabak procedure.  Als er iemand met alcohol of tabak bij de kassa komt moeten de medewerkers dat in hun ‘oortje’ roepen: “Ik heb een AT!” De lieftallige dame die me voor mijn bier liet betalen zei het op een verzuchtende toon,  alsof ze voor de zoveelste keer een lege fietsband had en het stadium van chagrijn al lang voorbij was en was overgegaan op berusting : “Mijn band is weer eens leeeeg…….. Ik heb een ATeeee….”.

Een oudere man achter de andere kassa, de baas waarschijnlijk, zei het op een toon alsof hij een terrorist zag aankomen terwijl hij juist de koning aan het beschermen was. “Bedreiging op rechts! Bewapend! Red alert! ........ Ik heb een AT!” Dat klinkt toch heel anders. Hij wist dat wij allemaal naar hem keken. Wij konden immers toch geen kant op. Natuurlijk moest hij terwijl hij op de kassa aan het rammelen was tevens in zijn oortje praten. Hij kon er zelfs de telefoon mee opnemen. Of de telefoon daadwerkelijk over ging weet ik niet maar hij keuvelde er luidkeels op los. Tussendoor kon hij ook mooi bevelen naar ondergeschikten roepen op de groenteafdeling. “Hoofdkantoor belt! Levering komt later! Onmiddellijk nu eerst de bloemkolen! Appels in de volgende zending!” Man, man, man wat is dat stoer zo’n oortje.

Ik vroeg aan de juffrouw wat een AT was. Ik verstond alleen ‘alcohol en tabak’ en ‘vier ogen’. De rest ging verloren in de brij aan informatie die stantepede verzonk in mijn sponzig geheugen. Als ik later dement ben en niet meer weet dat ik nog leef dan zal ik waarschijnlijk, als de kleinkinderen op bezoek zijn voor het laatste afscheid, met mijn hand aan mijn oortje starend in het grote niets plotseling uitroepen wat een AT precies is. Volgens mij ging het er om dat er iemand met de kassajuffrouw mee moest kijken of de klant wel 18 is. In mijn geval bestond daar geen twijfel over, stelde ik met zekere weemoed vast.

dinsdag 14 november 2017

Maarten Luther


Op 31 oktober 2017 was het 500 jaar geleden dat Luther zijn 95 stellingen aan de kerkdeur te Wittenberg spijkerde. Die schreef hij in het latijn. Dat zal de gewone man in Wittenberg fijn gevonden hebben want die las geen latijn. Het is vermoedelijk ook helemaal niet waar (Wikipedia). Los van deze geschiedkundige beeldspraak is deze aanklacht tegen de moederkerk het begin van wat wij later de reformatie zijn gaan noemen. Luther heeft ongetwijfeld alle reden gehad om zich tegen Rome te keren en daarin stond hij vast niet alleen. Wel vroeg ik me af waarom hij dat nou juist op Halloween deed. Verkleed als killerclown sloop de monnik Maarten Luther in pikkedonker door de straten van Wittenberg met een uitgeholde pompoen op een stok met een kaars er in. In een onbewaakt ogenblik prikte hij stiekem zijn geschrift tegen de kerkdeur. Als de pastoor, of de koster, hem zou betrappen zou er zeker wat voor hem zwaaien! Brrrrr!  Zoiets stel ik me dan voor want ik heb een levendige fantasie.




Maar later las ik dat Halloween komt van All Hallows Eve en dat is in gewoon Nederlands de vooravond van Allerheiligen, de avond van 31 oktober. Dat is ook de avond van een heidens (Keltisch) feest. “Bij de Kelten begon na de oogst, op 1 november, het nieuwe jaar. En ze geloofden dat bij het begin van het nieuwe jaar de geesten van de overledenen een poging deden om een lichaam te kapen van een levende, om daarmee het nieuwe jaar in te gaan. Op dat moment konden de wereld van de doden en de wereld van de levenden elkaar ontmoeten. ” (bron: www.gerritveldman.nl)

Een dag na Allerheiligen is het Allerzielen. Op die dagen is er druk verkeer op weg naar en terug uit het vagevuur. Heiligen hoefden niet naar het vagevuur. Gewone stervelingen moesten dat wel, dan werd je ziel weer schoongebrand, maar als je nou bij de plaatselijke pastoor een zak geld afliet dan zorgde hij ervoor dat je in de koets kwam die rechtstreeks naar de hemel reed. Enkeltje rechtstreeks, stopt niet bij vagevuur. Een soort Monopoly met zielen. Maarten vond dat maar niks, die aflaathandel, en omdat aflaten te maken hebben met Allerheiligen en Allerzielen deed Maarten zijn ding op Halloween. Vagevuur is trouwens typisch rooms. Katholieken komen zomaar niet in de hel. Dan moet je het wel erg bont maken. En dan nog is er genade mogelijk. Luthersen doen niet aan vagevuur. Niks boetedoen en dan alsnog naar de hemel! De hel in! Branden zal je! Voor eeuwig!

In ieder geval was de herdenking van deze daad van protest aanleiding voor Koning Willem om zijn gezicht en zijn vrouw weer eens te laten zien. De koning was aanwezig bij de viering van 500 jaar reformatie. Alsof dat iets is om te vieren: de hele zondag een beetje in je zwarte kousen zitten te kniezen. Gezellig hoor. Het past ook in het geheel niet in mijn beeld van een onafhankelijke koning voor iedereen. Tenzij hij te zijner tijd bij het 25-jarig jubileum van de Kerk van het Vliegend Spaghettimonster aanwezig is, hetgeen ik waag te betwijfelen. Beetje wrang vind ik het ook want in deze tijd die bol staat van politieke correctheid had Willem zich wel eens mogen laten informeren over wie Luther eigenlijk was. Als ik het even kort voor u mag samenvatten: een xenofobe antisemiet met extremistische trekjes. Alle synagogen en huizen van joden moesten in brand worden gestoken en iedere jood die zich niet wenste te bekeren tot het christendom kon van Maarten aan het gas. Ook de Islam was niet populair bij Luther. Hij riep Karel V op om een oorlog tegen de Turken te beginnen want Mohammed was geen profeet maar een kind van de duivel. Keizer Karel was van dat gesteukel echter niet gediend zodat Maarten moest onderduiken om aan de galg te ontkomen. Eeuwen later was het gedachtegoed van Luther een dankbare bron voor Nazi-Duitsland om de Joden opnieuw op de korrel te nemen. Of Geert Wilders de ideeën van Luther als bron heeft voor zijn jacht op de Islam is mij niet bekend. Hij heeft het wel steeds over de Joods-Christelijke normen en waarden die we moeten bewaken en bewaren. Nou, lekker dan. Antisemitisme is een christelijke uitvinding bij uitstek dus hoe hij dat nou precies bedoeld is me niet geheel duidelijk. Om van de houdbaarheid van die zogenaamde christelijke normen en waarden maar te zwijgen.

Ik heb in mijn gesprekken en contacten met gelovige mensen nooit iets gehoord over deze duistere kant van Luther. Wel valt me telkens weer op dat er in reformatorische kringen vanuit wordt gegaan dat het ware christendom eigenlijk pas begint in 1517. Lekker makkelijk, je laat de roomse missionarissen en inquisiteurs 1500 jaar lang de hete kolen uit het vuur halen met gevaar voor eigen leven en als dat dan klaar is zeg je gewoon: “Die roomsen hebben het helemaal fout!”. Kinderachtig, laf en historisch onjuist want men gaat voorbij aan 15 eeuwen ontstaansgeschiedenis. Om kort te gaan: zonder Rome geen reformatie. Overigens heeft de actie van Luther ertoe geleid dat veel meer mensen in de gaten kregen hoe eenvoudig het eigenlijk is om onder het kerkelijke juk vandaan te komen: gewoon niks meer van aantrekken en voor jezelf beginnen. Dat heeft geleid tot een oerwoud van ontelbare afsplitsingen en kerkscheuringen. Als u wilt weten hoe dat in zijn werk gaat raad ik u de boeken van schrijver Maarten ’t Hart aan, daar staat dat haarfijn in beschreven.

Nee, als ik ooit in God ga geloven dan word ik weer gewoon katholiek. Rode wijn, cognac, krentenbrood en carnaval. En tussendoor is er altijd wel een reden om het glas te heffen op een of andere heilige. Ik snap werkelijk niet wat die calvinisten bezielt. Was het niet Jezus zelf die water in wijn veranderde en voedsel vermeerderde? Nou ja, ik zal het wel niet goed zien.

Op naar Sinterklaas. Ook zo’n goedheiligman.

dinsdag 12 september 2017

Lief zijn voor de Antichrist

Ik neem een stukje aarde in beslag, ik heb het vruchtgebruik van de grond waarover ik loop en dat wordt dan nog net gedoogd, maar eigenlijk doe ik er helemaal niet toe. Ik behoor weliswaar tot de diersoort mens maar dan van een mindere soort. Een Untermensch. Slachtvee. Disposable.

Schrijven over religie lukt niet met een scherpe pen gedoopt in zuivere, bijna transparante natuurinkt maar dat kan alleen met een 14 centimeter blokkwast uit de bouwmarkt, druipend van de zwarte koolteer. Schrijven over religie is als met een 40 ponds kloofbijl een luciferstokje splijten in 10 exact gelijke flintertjes fineer. Dat gaat altijd mis. Je raakt altijd wel iets wat je niet wilt raken. Er is altijd wel iemand geraakt die je had willen ontzien. Het zij zo. Er zijn zo’n zeven miljard mensen op aarde. De helft daarvan geloofd in iets bovennatuurlijks, de andere helft niet. Van die drieënhalf miljard gelovige mensen wereldwijd zijn er pakweg vijfhonderdduizend bevindelijk gereformeerd. En die wonen in Nederland. En alleen die kolonie doet er toe. De rest kan weg. Die worden vroeg of laat vernietigd door de Antichrist.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik tot voor kort niet wist wat werd bedoeld met de Antichrist. In mijn onschuldige katholieke jeugd werd zulke taal niet gebezigd. Op de kleuterschool leerden wij van de nonnen een liedje, een gebedje eigenlijk. Het ging zo: “Lieve Heertje, geef mooi weertje, geef een mooie dag, dat het zonnetje weer schijnen mag.” Later op de Bonifatiusschool ging het verhaal van Jezus voornamelijk over lief zijn voor elkaar. De nadruk lag op fatsoen, op barmhartigheid en op naastenliefde. Wat gij niet wilt dat u geschied, doe dat ook een ander niet. Het ging over de balk in je eigen oog en over de splinter in die van de ander. Alleen dat stukje over de andere wang toekeren was aan mij niet zo besteed. Over de Antichrist werd met geen woord gerept.

Als praktiserend atheïst schop ik wel eens tegen heilige huisjes aan en wie de bal kaatst kan hem terug verwachten. Zo overkwam het me laatst dat iemand mij vroeg of ik soms de Antichrist ben. Nu moet ik eerst even ter verduidelijking een vergelijking maken met Sinterklaas: als je niet in Sinterklaas geloofd, moet je dan nog bang zijn om in de zak meegenomen te worden naar Spanje? Precies. Dus omdat ik niet geloof dat er een god is zeggen begrippen als ziel, hemel, hel en zoals nu dus de Antichrist mij niet zo veel. Aanvankelijk nam ik het voor kennisgeving aan. Maar omdat ik niet wist wat dat was ging ik op onderzoek uit. Zo kwam ik er achter dat de Antichrist wel zo ongeveer het allerergste is wat de diepgelovige mensheid kan overkomen. Ze kunnen mij afvallige noemen, of ongelovige, of dwalende, of verloren ziel, of gemakshalve gewoon atheïst wat eigenlijk het meest voor de hand ligt, maar geen Antichrist. Antichrist gaat over eindtijd, over beesten die uit de zee komen en beesten die van het land komen en die krijgen het volk achter zich en zo vernietigen ze de hele aarde en alles wat daarop is. Of zoiets. Alleen de Nederlandse club van 500.000 wordt gespaard. Er zijn zelfs, los van de bijbel, hele boeken over de Antichrist geschreven. Een hooggeleerde dominee schreef in zo’n werkje dat Adolf Hitler ook een Antichrist was want die had het land Israël verminkt. Dat het land Israël pas in 1948 is opgericht als gevolg van een VN-resolutie op grondgebied van een Britse kolonie toen Adolf Hitler al lang en breed dood was is natuurlijk slechts een detail…. Iemand, vermoedelijk uit die club van 500.000 gezien haar devotie voor de Antichrist, plaatst mij dus doodleuk even op hetzelfde niveau als Adolf Hitler.

De aanleiding was een artikel op de Facebookpagina ZwolleNu. Gelovige mensen hadden voor de school bijbels uitgedeeld aan middelbare scholieren. Ouders waren daar niet van gediend en die klommen in de pen. Er werd veelvuldig op gereageerd. Het viel me op dat van de zijde van degenen die het uitdelen van de bijbels niet zo erg vonden en verdedigden, het argument kwam dat reclame voor bijvoorbeeld maandverband, of de Telegraaf, ook erg opdringerig kan zijn. Het was hun om het even. Reclame is irritant en als je het niet bevalt gooi je het weg. Dat is opmerkelijk want kennelijk is het uitdragen van een religieuze overtuiging op de Pyramide van Maslow van hetzelfde niveau als maandverband. Zo van: “Heb je er nog aan gedacht maandverband voor me mee te nemen uit de supermarkt?”, waarop het antwoord luidt: “Nee sorry vergeten, ik was psalmen aan het zingen en zieltjes winnen en bijbels aan het uitdelen. Maar zakdoekjes heb ik wel meegenomen”. Kortom, een volstrekt onhoudbare stelling uit het Handboek Apologetiek. Ik vroeg wat het doel zou kunnen zijn geweest van het ongevraagd in de hand drukken van bijbeltjes in puberhandjes, nog los van de vraag of het dezelfde mentale impact op zo’n kind heeft als reclame voor maandverband. En of men dan werkelijk geloofd dat het ongevraagd uitdelen van bijbels bijdraagt aan het verspreiden van de blijde boodschap. Daarna plaatste ik nog een opmerking over de inhoud van de bijbel en welke impact dat heeft op mensen die niet gediend zijn van religieuze opdringerigheid. Dat was genoeg om de lange tenen van religie te raken.

Dus wee degenen die net als ik niet willen dat een bevolkingsgroep keer op keer een uitzonderingspositie verwerft op wet- en regelgeving die voor ons allemaal zou moeten gelden en die zichzelf daarnaast vrijwillig leefregels oplegt en daarbij eist dat die leefregels ook voor mij moeten gelden. Wij zijn kennelijk van hetzelfde morele niveau als Adolf Hitler. Nou, bedankt dan maar weer. We moeten het er maar mee doen.

De kans dat de dame die mij vergeleek met Adolf Hitler om de eenvoudige reden dat ik niet geloof wat zij geloofd dit stuk ooit te lezen krijgt is denk ik nihil. Maar wens ik haar verder alle goeds toe. Want we moeten lief zijn voor elkaar, heb ik vroeger geleerd.

zaterdag 12 augustus 2017

BiG M 420

We waren in de dierentuin. Niet zo’n modern belevenispark met hier en daar een gnoe en een verdwaalde prairiehond. Nee, dit is een groot bos aan de rand van de stad waar honderden beesten wonen. Parkeren doe je vlak voor de poort en voor de hele dag kost dat net zoveel als een softijsje. Er is één loket en daar koop je een kaartje voor de prijs van Wiener Schnitzel mit Pommes. 

De propvolle shop heeft een vloeroppervlakte van een normale doorzonwoonkamer. Dat is inclusief de diepvries met ijsjes. De toonbank wordt beheerst door een struise dame van middelbare leeftijd die waakt over haar handel als een wolvin over haar welpen. Verder is er op het park nóg een uitspanning. Ook weer een loket in de muur waar je in de rij gaat staan voor je versnapering. De bezetting achter de balie bestaat uit een stuk of vijf vrouwen die elk een eigen taak hebben. Het is druk op het terras. Maar ze blijven vriendelijk en behulpzaam, ook voor kleine kinderen met ongeduldige moeders. Er is nog tijd voor een kwinkslag links en rechts. De dierentuin ziet er uit als Dierenpark Emmen vroeger maar dan met achterstallig onderhoud. Bij de tijgers vraag je je ongerust af of het stuk kippengaas van drie meter hoog voldoende is voor als het beest echt naar buiten wil. Waarschuwingsbordjes zijn overbodig, je laat het wel uit je hoofd om dichterbij te komen. De giraffen en de struisvogels hebben alle ruimte om de inhoud van de kinderwagen te besnuffelen. Ouders worden geacht zelf op hun kroost te letten. De hoofdact bestond uit twee bruine beren zoals we mochten opmaken uit het reclamebord. Eenmaal terug, zere voeten en zweet op de rug, schoot het ons weer te binnen: we hebben die beren helemaal niet gezien……

Het leuke van Mecklenburg Vorpommern is verder dat je nog stukjes land tegen kan komen waar de laatste 70 jaar niks meer aan is gedaan. Sla gewoon ergens op een hoofdweg links of rechts af en je bent in een andere tijd. Oude dorpsgezichten zijn nog gewoon als zodanig in gebruik. En dat zonder overbodig onderhoud of mooimakerij. Dat geeft ze een natuurlijke uitstraling. Al staan er tegenwoordig dan wel Japanse en Koreaanse auto’s tussen de rommel, wat overigens niet eens misstaat. Wat verder heel leuk is is dat het personeel in winkels, horeca en de plaatselijke dierentuin veelal bestaat uit volwassen mensen. Het kan dus wel zonder die typisch Nederlandse kinderarbeid. Op de  terugweg gingen we nog langs de supermarkt. De man van de slagerij kon wel raden dat wij uit Holland kwamen. Zelf was hij pas nog in Holland geweest. Noordzeekust. Hij heeft er genoten zei hij. Dat doet me deugd.

Langs het weggetje naar ons vakantieverblijf stond een groot bord. ‘Staudengärtnerei’ stond er op. Een grote pijl eronder gaf de te volgen rijrichting aan. Na twee dagen wilden we persee weten wat Stauden zijn. Na een half uurtje dwalen door de negorij kwamen we weer langs zo’n bord. Het moest vlakbij zijn. Achter een hoge heg stond een kleine hobbykas, nauwelijks groter dan de borden waarmee ze werd aangekondigd. We besloten om thuis maar even op Google te kijken. Terug naar de bewoonde wereld bleven we steken achter een lomp gevaarte wat beide weghelften nodig had. Dit tot groot ongenoegen van tegenliggers en van de auto’s achter ons, want inhalen was onmogelijk. Achterop het ding stond met grote letters de typeaanduiding geschreven. Wat voor machine dat is besloten we ook later op te zoeken. Maar eenmaal met de beentjes omhoog in de ligstoel was ik niet meer zo nieuwsgierig. We zijn nu alweer twee weken thuis. Onder uit een tas kwam een briefje tevoorschijn waarop de woorden Stauden en Big Muro geschreven stond. Stauden was snel gevonden: het is Duits voor vaste planten. Big Muro was een probleem, geen enkele hit. Big Muzo dan? Ook niet. Echtgenote wist nog dat het op die machine stond, je weet wel, waar we achter zaten, toen. Oh ja, dan maar gezocht op achtereenvolgens combines, oogstmachines, merken landbouwmachines, Erntemaschinenhersteller, niets leverde Big Muro of Muzo op. Dan maar eens in mijn  geheugen spitten. Ik kon op de namen komen van Claas, Fendt en John Deere. Meer wist ik niet. Geen resultaat. Uiteindelijk, inmiddels flink geagiteerd, was ik op Google afbeeldingen aan het bladeren. Toen viel mijn oog op het merk Krone. Krone Big Muro ingetypt. Jawel! Ik had iets! Het bleek echter geen Muro of Muzo te zijn maar M 420. Beetje snel opgeschreven onder het rijden. Het betreft trouwens een bovenmaatse grasmaaier. Tien hectare per uur of zoiets.

zaterdag 5 augustus 2017

Naakt zwemmen in de paradijsvijver

Ik zag een filmpje voorbij komen op Facebook. Een ouderwetse videofilm uit 1991. Liefdevol gedigitaliseerd om op de hedendaagse sociale media te kunnen worden getoond. Onze plaatselijke postbode ging met pensioen. Collega’s versierden zijn fiets met ballonnen en slingers. Aan de fietstassen hing een stuk karton waarop met een dikke viltstift iets van ‘Laatste Ronde’ geschreven was. Na de laatste ronde zette hij zijn dienstfiets tegen het postkantoor, gaf zijn collega’s en de directeur een hand en ging naar huis. Veertig jaar post bezorgen en klaar was je. Een baan voor het leven. Je kon je gezin ermee onderhouden en je kreeg er een hypotheek op. Zo ging dat vroeger.









Ik verlang erg terug naar de tijd toen alles nog gewoon was. Toen de rechtbank verzoeken om schadevergoeding voor gemiste schoolfoto’s in het openbaar onderwijs vanwege persoonlijke feestjes nog gewoon niet ontvankelijk zou hebben verklaard. Toen we Sylvana Simons nog gewoon een aai over haar bolletje zouden hebben gegeven: “Ach kind, maak je toch niet zo druk”. Toen mannen en vrouwen nog gewoon zo genoemd konden worden in plaats van te worden aangesproken met Genderneutrale Identiteit. Want u snapt wel dat het woord Mens als aanpreektitel erg onbeschoft gaat overkomen op de aanstaande hulprobotten die zichzelf hebben gemaakt als gevolg en met behulp van kunstmatige intelligentie. Want mens zijn ze niet en uit het woord robot klinkt minachting voor hun tere machinezieltjes. Neen, ze zijn een identiteit. Dan hebben we nog niet gehad over het identiteitsprobleem van dieren. Want sommige dieren zijn net mensen. Terwijl in Groot Brittannië de rechter moest ingrijpen om verder onnodig leed van baby Charlie te voorkomen hielden we in Nederland op Facebook een crowdfundactie om een ten dode opgeschreven demente kat met kanker voor dik 3000 euro een experimentele operatie te laten ondergaan. Tien tegen een dat het mormel een roze halsbandje droeg met een zilverkleurig belletje er aan. Om de vogeltjes weg te jagen als poesjelief er eens achteraan zou willen. En dat terwijl het beest nooit buiten kwam.

Als we al deze waanzin ook nog overgieten met een zoetkleverig spiritueel sausje is het laatste restje gezond verstand, nuchterheid, redelijkheid en billijkheid uit onze maatschappij verdwenen. En dan rennen we elkaar achterna van de ene volstrekt irrelevante hype naar de andere. Straks klinkt het op de perrons: “Beste Genderneutrale Identiteiten, Genderneutrale Identiteit 73 (want treinen zijn dan ook zelfdenkende robots met een gevoel en een ziel) vertrekt van perron 4 met een paar minuutjes vertraging.” En in het Vondelpark staat er straks op de bordjes: “Beste Genderneutrale Identiteiten, het is verboden om uw Genderneutrale Identiteiten in het gras te laten schijten. Gebruik bij ongelukjes de daarvoor bestemde Genderneutrale Identiteitenstrontopraapzakjes.” Ziet u het al voor u? Genderneutrale beschuit met muisjes, genderneutrale kinderkleertjes. Het bange zwangere meisje vraagt tijdens de feestelijke nul-uren-echo bij haar thuis als onderdeel van de babyshower, waar het hele dorp voor is uitgelopen, aan de geilkwijlende echoscoopbediener of het kind toch vooral geen uiterlijke kenmerken van geslacht vertoont. Bij de burgerlijke stand wordt bij het vakje geslacht ‘nee’ ingevuld: het kind is ongeslacht geboren. Godsamme, hou toch op.

Ondertussen zal  de verdediging van onze landsgrenzen tot zoiets banaals zijn gereduceerd dat alle genderneutrale defensiemedewerkers verplicht op schildercursus moeten met een roze bril op. Want ook de Mohammedaanse IS strijders die met hun kromzwaarden aan de poorten van de stad staan te rammelen zijn Genderneutrale Identiteiten. Op zondagmiddagen dartelen we allemaal in onze wijdvallende bloemetjesjurken naar de plaatselijke parkvijver om te zien hoe een kunstenares voorzichtig een rietveld inloopt, er geknakte stengels uitplukt, deze op haar mobiele werktafel onder een parasol spalkt en schildert en deze vervolgens onder luid applaus terugplaatst. Daarna schrijft ze er een versje over wat we allemaal hardop moeten nazeggen. Dit verzin ik niet hé, stond vandaag nog in de krant.

Wat leven we toch in een ideale wereld. Iedere eenling of marginale minderheid kan de evolutie door de rechter laten stilleggen vanwege hun Calimero-complex. Minderheidsdictatuur heet zoiets. Verbazend wat een eenling teweeg kan brengen. Dat doet me denken aan wat God zei toen hij Eva betrapte op naakt zwemmen in de paradijsvijver: “Verdomme Eva, nou krijg ik die lucht nooit meer van die vissen af.”

zaterdag 8 juli 2017

Ze is dood.

Ik stond in haar woonplaats vroeger op de markt. Met brood en banket. Bakkerij Het Stoepje, voorheen De Mikke. Daar verscheen ze bijna wekelijks aan mijn kraam. Jaren lang. Ze bleef ook wel eens een paar weken weg, maanden ook wel, maar kwam altijd weer terug. “Hé hallo, ook weer in de grote stad? Gevulde koeken in de aanbieding mevrouw!”. En dan herken je elkaar als je elkaar tegen komt maar meer is het nooit geweest. Hoeft ook niet wat mij betreft want anders komen er binnen de kortste keren 500 man op je verjaardag en dat kan de bedoeling niet zijn. Nog even los van het idee dat ik dan ook 500 verjaardagen zou moeten bezoeken. Theoretisch dan hè.







Als ik haar zou moeten omschrijven dan zou ik zeggen dat ze een zacht karakter had. Ze keek altijd wat zorgelijk vond ik. Maar omdat ik nou eenmaal graag de clown speelde achter de kraam, wat trouwens behoorlijk omzet verhogend werkt op de markt, kwam er vroeg of laat altijd wel een glimlach tevoorschijn. Ook als ze wat langer moest wachten omdat het druk was. Verder sprak ze met een zachte stem en die verhief ze nooit. Soms sloot ze even haar ogen en wachtte een paar seconden en dan keek ze me weer aan. Dan wist ik dat ik me gedeisd moest houden en even moest luisteren. Verder kwam er van haar kant nooit een onvertogen woord. Nooit. Ik zei altijd beleefd ‘mevrouw’ tegen haar want ze was een stuk ouder dan ik. Dat is trouwens wel gek. Ik heb altijd het idee gehad dat bijna iedereen ouder is dan ik. Aan de kraam kwamen veelal oudere klanten, mensen waar je verder zaken mee deed, vertegenwoordigers en ander los lopend spul, allemaal ouder. Maar de laatste jaren is dat beeld wat aan het kantelen. Geen idee hoe dat kan. Mensen die ik niet ken spreken mij vaak zomaar spontaan aan met meneer. Of soms hangen ze een verhaal aan mij op waarvan ik denk: ‘Jezus, kind, ik had je vader kunnen zijn. Moet ik dit allemaal aanhoren?’ Maar andersom kan ook. Laatst was ik in een woning van een jongeman en die begon meteen met jij en jouw alsof ik bij hem in de klas had gezeten. Dat voelde toch ook wel heel apart. “Nou ja, zal er wel bij horen, had ik maar niet zo oud moeten worden”, zei mijn pa altijd.

Even terug naar de mevrouw aan de kraam. Na mijn vertrek van de markt heb ik haar vanzelfsprekend nooit meer gezien. Maar jaren geleden kwam ik haar via mijn huidige werk weer tegen. Meteen was er de herkenning, van beide kanten. “Goh, dit is ja heul wat aans as op’t maarkt stoan ja.”, meende ze. Daar moest ik haar wel gelijk in geven. Toevalligerwijs kwam ik juist in haar woning wat vaker dan normaal want in haar ventilatiesysteem moeten elk half jaar filters worden vervangen. En onlangs belde ik daar weer aan en toen deed er een onbekende mevrouw open. Eerst dacht ik even dat het een dochter was of een zus of zo, of gewoon iemand die daar op bezoek was, en dat ik haar dan straks wel in de kamer zou zien. Maar de kamer zag er heel anders uit. En ik wist zeker dat ik in het juiste huis was. Ze woonden hier net vijf weken. Wat of er dan wel met de vorige bewoner is gebeurd. “Ik heb heurt dat ze is overleden….”, hetgeen later door buren werd bevestigd.

Ik moest er even van bijkomen. Iemand die je eigenlijk helemaal niet kent maar ergens toch ook weer wel is dan zomaar dood. Ze had er de jaren wel voor hoor, daar niet van. “Dik in overuren”, zeggen we dan. En dood gaan we allemaal een keer heb ik me laten vertellen. Maar het was toch wel een beetje een schok.

woensdag 28 juni 2017

Honni soit qui mal y pense….

Het standpunt van de schilder bevind zich schuin boven het dak. Alsof de schilder vanaf een elektriciteitsmast naar beneden kijkt. De kleur van de muren is donkerrood, paars bijna. Het gras en de bladeren aan de bomen zijn van hetzelfde heldere groen. De lucht is strakblauw. Er is geen contrast tussen lichte en donkere plekken en van schaduw is geen sprake. Alle voegen zijn ingetekend in helder grijs. De bakstenen zijn veel te groot, de voegen veel te dik. De toeschouwer kijkt tussen de bomen op de voorgrond door naar het huisje. Daardoor lijkt het net alsof het huisje op een punt balanceert, als betrof het een kubuswoning van Piet Blom. De bomen lijken vlak voor het huisje te staan en toch belemmert geen van de bomen het zicht op het huisje. Daardoor lijkt het huisje veel te klein in verhouding tot de rest van het schilderij. De schilder had kennelijk moeite met het vinden van het perspectief, het bepalen van de verhoudingen en met het mengen van de kleuren. Het werk is wel gesigneerd. Ik denk dat de schilder het uit het hoofd heeft gemaakt, zonder foto of voorbeeld. Gewoon zoals het hem voor de geest stond. Maar wie ben ik om er iets van te zeggen?

Het schilderijtje hangt aan de muur in de gang van het appartement op de eerste verdieping. Over het algemeen hebben ouderen teveel spullen. Die vulden de schier oneindige ruimtes van de oude vertrouwde vrijstaande woning. Komt men ter bezichtiging naar een seniorencomplex met een atrium dan lijkt zo’n appartement nog heel wat. Zodra het bankstel en het wandmeubel op hun plek staan zie je de beperkingen. De beschikbare wandruimte heeft net genoeg plaats voor de onvermijdelijke foto’s van kinderen, aangetrouwden en kleinkinderen. Een enkele overleden dierbare past er nog wel bij. Maar voor erg veel kunst is er geen plaats. Amateurkunst wordt bewaard vanwege de herinneringen die aan een object kleven of uit piëteit met de kunstenaar. Wat niet in de kamer past komt in de gang aan de muur. Wat daar ook niet past maar wat men desondanks niet kwijt wil komt op de galerij aan de muur. De rest gaat onvermijdelijk naar de kringloop. Het huisje op het schilderij is het huisje waar een overleden dierbare in de eerste lijn nog heeft gewoond. Heel lang geleden. De schilder was in de verte ook nog familie. Hij moest tante zeggen tegen iemand die in de verte ook nog familie was. Het huisje stond in een gehucht in Westerwolde, niet ver van de plaats waar het seniorencomplex staat.


Op de derde verdieping valt mijn oog op een schilderijtje van een huisje. Hier hangt het op de galerij aan de muur. Het voorportaal van de kringloop. Gelukkig heeft een seniorencomplex met atrium veel galerijmuur. Je kunt er amateurkunst van vele generaties op kwijt. Maar er zijn te weinig seniorencomplexen zodat veel kunst alsnog in de kringloop verdwijnt. Ik zet mijn leesbril er bij op. Het is een schilderij, geen drukwerk. De overeenkomsten met het werk op de eerste verdieping zijn overduidelijk. Het is hetzelfde huisje en dezelfde schilder. Aan het werk kent men de meester. Dit schilderijtje is niet gesigneerd. Je kunt als kunstschilder niet aan de gang blijven met dat gesigneer, moet de kunstenaar gedacht hebben. Misschien vond de schilder oude huisjes in gehuchten een heel mooi onderwerp om te schilderen en lijken dit soort huisjes in Westerwolde gewoon allemaal op elkaar. Of was er een andere inmiddels overleden dierbare die ook eenzelfde schilderij van de ouderlijke woning wilde. We zullen het nooit weten. De eigenaar wilde het eerst wegdoen. Maar ach, het was een link naar het verleden. Het was, hoe verrassend, het huisje van een overleden dierbare in de eerste lijn. De schilder schijnt ook nog familie te zijn geweest. Maar dat wist hij niet zeker. Het huisje moet hier in de buurt hebben gestaan, waar precies wist hij niet meer. Ik vroeg of hij soms familie heeft hier in de flat. Dat bleek niet het geval te zijn. Daar heb ik het maar bij gelaten. Wie ben ik om er wat van te zeggen?

zondag 4 juni 2017

Gat in de Wapiti

Op zoek naar plaatjes van indianen surfte ik langs een website met een namengenerator voor indiaanse namen. Ik hoopte op iets als Dappere Adelaar of Witte Veder. Bevreesd was ik voor Ranzige Bunzing of Kwakende Kikker. Nee, het werd Gat in de Wapiti. Moet ik hier nou blij mee zijn? Slaat het Gat in de Wapiti op de anus van de Noord-Amerikaanse versie van ons edelhert? Of is het Gat ontstaan omdat ik in een vorig leven als indiaan buitensporig bekwaam was in het doorboren van het hart van een rennende Wapiti op 100 meter afstand met een door mijn krachtige arm geworpen kunstig zelfgemaakte speer? Zelf nijg ik naar de laatste optie. Maar zeer verrast was ik op de verwijzing naar Wapiti. Daarvoor verwijs ik graag naar mijn jeugdherinneringen betreffende het Wapitigebied (Denap, 13 januari 2017). Is dit toeval? Of is er dan toch iets spiritueels aan de hand? Zelf nijg ik naar de eerste optie. Het kan ook zijn dat de programmeur van de namengenerator er een paar slimme algoritmes heeft ingebouwd die razendsnel in het wereldwijde web een link hebben gevonden tussen mijn naam en het woord Wapiti. Algoritme is een woord wat je tegenkomt in moderne spionageromans. Het is iets waarmee de goeden en de kwaden elkaar op het internet te lijf gaan. Meer weet ik er niet van.

Maar genoeg hierover. Misschien moet ik even uitleggen hoe ik bij de indianen terecht ben gekomen. Dat komt omdat ik op mijn expedities door huurwoningen op zoek naar (sporen of resten van) mechanische ventilatie vaak geconfronteerd wordt met afbeeldingen van Dappere Krijgers. Veelal in combinatie met dromenvangers die aan het plafond hangen en afbeeldingen van wolven. Wolven en indianen hebben kennelijk iets met elkaar. Indianen, op een enkele Pocahontas na, zijn bijna altijd oude mannen met gerimpeld gelaat. Niet alleen als poster of schilderij maar zelfs complete standbeelden kom ik tegen. Het toppunt van kitsch vind ik de 3D-posters waarbij het gezicht of borstbeeld van het opperhoofd als een spook uit het doek naar voren komt. Laats was ik in een huis waar de hele inrichting was samengesteld uit attributen van inheemse volkeren. De indianen en dromenvangers waren gecombineerd met bamboe, middeleeuws wapentuig, Afrikaanse beelden en Djembés. Grappig vond ik een scalp van een van zijn slachtoffers. Het bleek gelukkig echter te gaan om een oude pruik. Volgens de bewoner is het inderdaad een allegaartje van culturen en tijdperken maar past dat samen in een stroming van mensen die Fantasy als hobby hebben. Pseudomystiek. Er zijn hele festivals van waar men samenkomt en elkaars kostuum met bijbehorende act bewonderd en waar kramen zijn waar men Fantasy-attributen kan kopen. De laatste keer dat ik in zijn woning was liep hij rond in een lange jurk. Ik keek daar niet meer van op.

Wat mij echter opviel was de uitdrukkingen van die eindeloze stroom indianenplaatjes. Ze kijken allemaal, maar dan ook echt allemaal, echt, geen fake news, ik meen het, geloof me, vertrouw me, strontchagrijnig. Indianen waren vroeger allemaal strontchagrijnig. Niemand uitgezonderd. Echt. Wat moet dat een treurig en mistroostig zooitje zijn geweest in die wigwamdorpen. Geen lachje kon er af. De hele dag liep men daar in die tentenkampen rond met een chagrijnig gezicht: “Hoe was je dag Eenzame Wolf?”, “Ach, hou toch je bek Pocahontas…….” Zoiets stel ik me voor. Een en al ellende.

Op mijn surftocht op het internet (Denap doet soms summier vooronderzoek voor zijn stukjes) kwam ik langs echte oude zwart-witfoto’s van indianen. En wat bleek? Ook op de originele foto’s die ongetwijfeld als voorbeeld hebben gediend voor die wanstaltige kitschposters kijken ze ook allemaal chagrijnig. Daar keek ik wel van op. Tot voor kort dacht ik dat die gezichtsuitdrukkingen expres door de tekenaar waren aangebracht en moesten duiden op een soort grote wijsheid of pseudo-melancholie maar nu weet ik dat ze inderdaad zo uit hun ogen keken. Verder onderzoek bracht aan het licht dat op oude zwart-witfoto’s uit West-Europa uit die tijd de mensen ook allemaal zo’n uitgestreken smoel trokken. Zal wel iets te maken hebben met het wantrouwen ten opzichte van figuren die met een zwarte mantel over hun hoofd door een gat in een vierkante zwarte doos naar je keken en dat je dat na enkele dagen kon terug zien op een stuk dik papier.

Of dat voor die indianen ook gold weet ik niet. Kan ook zijn dat ze zo chagrijnig waren omdat ze zojuist bijna waren vermoord door die blanke vreemdelingen maar op het nippertje werden gespaard omdat ze door die bloody foreigners zonodig als curiositeit tentoongesteld moesten worden. Dan zou ik ook strontchagrijnig kijken. Misschien kijkt Donald Trump, de man die de Verenigde Staten terugwerpt naar de donkerste middeleeuwen, daarom wel zo chagrijnig. Hij is ook gewoon bang voor bloody foreigners.

zondag 14 mei 2017

Zalig zijn de eenvoudigen van geest

Als J.K. Rowling een boek schrijft over een voor gewone mensen onzichtbaar en onvindbaar kasteel waar kinderen les krijgen in toveren, zich verplaatsen via de brandende open haard en vliegende auto’s en dan onderweg klappen krijgen van een woedende boom, vind iedereen dat eigenlijk heel normaal. Oké, toveren kan niet echt maar het is knap geschreven, spannend en vooral de verfilming is prachtig om te aanschouwen. Ook zijn hele generaties opgegroeid met een zeshonderd jaar oude man die gekleed in een rode mantel op een wit paard over de daken rijdt om cadeautjes door de schoorsteen te gooien. Ook als je in een flat twaalf hoog woont. En met wolven die omaatjes en geitjes opeten, die dat echter gewoon overleven. En met boze heksen en onschuldige kinderen die op miraculeuze wijze de strijd tegen die heksen telkens weer weten te winnen. Iedereen snapt dat deze verhalen niet waar gebeurd zijn.

Er is iets aan de hand met onschuldige kleine kinderen in combinatie met dingen die niet kunnen. Het is een thema wat voor vele doeleinden geschikt is. Zo is er een heel oud boek wat vol staat met dingen die niet kunnen zoals tovenarij, onmogelijke natuurverschijnselen, wrede koningen en onschuldige kinderen die daar het slachtoffer van zijn. Volgens mij heeft Rowling dat boek eens goed bekeken, zich achter de oren gekrabd en gedacht: “Dat kan ik ook, maar dan beter.” Dat is haar goed gelukt al had haar marketingcampagne niet de kracht en het volume van tweeduizend jaar indoctrinatie. Daardoor wordt dat oude boek klakkeloos als waarheid geaccepteerd en worden de boeken van Rowling en de gebroeders Grimm als sprookjes afgeserveerd.

Gisteren zag ik op het journaal de heiligverklaring van twee Portugese kinderen langs komen. Mijn mond viel open van verbazing. Hoe is dit mogelijk? Het antwoord ligt voor de hand: in godsnaam. In een tijdperk waar huilende madonna’s gewoon stenen beelden blijken te zijn die door een oude priester op stille momenten van tranen werden voorzien, waar wonderen natuurverschijnselen bleken te zijn of toevalligheden die door belanghebbenden met valse verklaringen werden verdraaid tot dingen die toch ‘zeker geen toeval meer konden zijn’, krijgt het Vaticaan het voor elkaar om twee kleine kinderen heilig te verklaren omdat ze een personage uit het voornoemde tweeduizend jaar oude sprookjesboek zouden hebben gezien. Ik heb eens even gegoogeld en stuitte op een heuse website, beheerd door een Nederlandse stichting die god betere het ook nog eens de ANBI-status heeft gekregen en daar ook nog trots op is. Op die site staat letterlijk beschreven hoe een en ander in zijn werk ging. Van een engel die uit de hemel kwam en die de kinderen voordeed hoe ze moesten bidden en vooral hoe vaak ze het moesten doen, die uiteindelijk met de aankondiging kwam dat Maria zelf ze zou bezoeken die ze van alles zou vertellen. Het is werkelijk te bizar voor woorden. Men verwijt mij wel eens dat ik religie ridiculiseer. Nou, dat doen ze toch echt zelf. Natuurlijk ging het er over dat de kinderen erg zouden lijden maar dat ze het konden dragen omdat ze na hun dood bij Jezus zouden zijn. Typisch christendom om altijd maar weer onschuldige kinderen te laten lijden en dat goed te praten met de onvermijdelijke allesverzoenende dood. Ook deed Maria allerlei voorspellingen en liet ook nog eens drie geheimen achter die door het Vaticaan werden gekoesterd. Niemand mocht weten wat die geheimen waren want anders was het immers niet meer geheim. Hoe die geheimen dan op genoemde website, en ook op Wikipedia, terecht zijn gekomen is een bijkomstigheid waar we niet over moeten vallen vrees ik.

Met Maria is wat geks aan de hand. Naast deze Portugese kindertjes heeft ze dat geintje vaker geflikt. Bekend is ze van Lourdes natuurlijk, maar ook in het nabijgelegen Heede, hier vlak over de grens in Duitsland, is ze op bezoek geweest in 1934. Ook weer bij een stel kleine meisjes die in een schuur aan het spelen waren terwijl de ouders het zo druk hadden met Frühschoppen dat ze de kinderen totaal vergeten waren. Maria zoekt kennelijk kinderen op uit eenvoudige orthodox katholieke milieus, door hun ouders op pad gestuurd om geiten te hoeden, hout te sprokkelen of gewoon even uit het oog verloren, helemaal alleen in een bos of veld, overgeleverd aan hun eigen fantasie en gedurende langere tijd geen volwassene in de buurt om zaken te relativeren of de kinderen in de werkelijkheid terug te laten keren met een glaasje ranja, een knuffel of een aai over de bol. Zonder de juiste duiding gaan kinderen met hun fantasieën op de loop. Er zitten monsters onder hun bed en de favoriete pop kan echt dingen terug zeggen die alleen de poppenmoeder kan horen. Dagen lang alleen op een berghelling om op de geiten te passen leidt tot enge beesten achter een struik en een zonnestraal tussen het gebladerte door kan zomaar een geestverschijning zijn. Maria zoekt juist die kinderen op om aan te verschijnen. Naast de gebruikelijke rimram over de rozenkrans die de kinderen ook van de pastoor horen vertelt Maria hen ook over grote wereldse zaken. En dat is gek. Want als ik Maria zou zijn en ik heb een boodschap voor de hele mensheid dan zou ik een ander podium zoeken dan een arm ongeletterd kind in een kleine afgesloten katholieke dorpsgemeenschap. Dat is ook zoiets, Maria doet het alleen bij katholieke kindertjes, nooit bij gereformeerde kindertjes.

Ik vraag me toch werkelijk af of de paus en zijn gevolg dit zelf allemaal geloven. Zijn ze er echt van overtuigd dat god naast zijn zoon lang geleden nu nog steeds engelen en zelfs de moeder van zijn zoon die echter niet zijn vrouw is, naar de aarde stuurt? Of is het poppenkast voor de simpele ziel om het geloof en de trouw aan de kerk in stand te houden? Of om de geldstroom op gang te houden? Mijn ouders waren zeer gelovige katholieken. Zouden zij echt geloofd hebben in huilende beelden en Mariaverschijningen? Ik kan het me niet voorstellen, sterker nog, ik weet haast wel zeker dat zij dit met een flinke korrel zout zouden hebben genomen. Niet geheel toevallig is het christendom ontstaan in Rome. Daar waar de Romeinse keizers heersten over de halve wereld. En die hadden al een truc om het morrende gepeupel koest te houden: “Geef het volk brood en spelen”. 

donderdag 13 april 2017

Een gewone straat.

Het is een gewone straat in een nette buurt. Twee blokken van vier woningen vlak bij het centrum van een Gronings dorp. De rest van de huizen in de straat zijn vrijstaande koopwoningen. Deze twee blokken vormen samen de laatste sociale huurwoningen in dit deel van het dorp. Ze stammen uit de tijd dat er nog toewijzingsbeleid was. De huur nog wekelijks contant werd opgehaald waarbij de ontvanger dan tevens keek of de hegjes waren geknipt, het gras was gemaaid en of de gordijnen nog wel netjes voor de ramen hingen. En was dat niet het geval dan werd er een opmerkingen over gemaakt. En in die tijd liet je het wel uit je hoofd om zo’n opmerking te negeren. Deze straat was bedoeld voor gemeenteambtenaren, postbodes, buschauffeurs en voorlieden. Dat soort lui.




Toewijzingsbeleid bestaat al lang niet meer al beweert men nog steeds het tegenovergestelde. Zo kan het dus gebeuren dat in een seniorencomplex, compleet met atrium met gezamenlijk biljart en zitjes met vloerbedekking op de galerijen zomaar een verslaafde overlast gevende sociaal onaangepaste viespeuk naast de 85 jarige mevrouw De Vries komt te wonen aan wie 15 jaar geleden is beloofd dat ze levensloopbestendig en veilig tot aan haar dood in dit seniorencomplex kon blijven wonen. Een straat verderop woont echtpaar Janssen al dertig jaar in hetzelfde huis. De Janssens hebben de stap naar koop nooit durven maken en toen de buurt begon te verpauperen waren ze te oud om er nog aan te beginnen. En nu krijgen ze bij de grootscheepse renovatie geen nieuwe keuken omdat die er nog te netjes uitziet al is hij dan 30 jaar oud terwijl de nieuwe buren inmiddels toe zijn aan hun derde keuken omdat het ze maar niet lukt zich fatsoenlijk te gedragen. Nog los van de Pitbullstront, het lawaai, de intimidaties en de pesterijen.

In de straat uit de eerste alinea zijn de meeste bewoners, huisjes en tuintjes nog als toen. Zeer brave burgermannen en vrouwen. In de laatste twee tuintjes is de begroeiing iets hoger dan de overige tuintjes. Bij de een betreft het de tuin van een gepensioneerde gemeenteambtenaar maar zijn tuin is geen probleem voor de overige huurders want hij woont er al vanaf het begin en bovendien is hij immers een gepensioneerde gemeenteambtenaar. De andere tuin is echter wel een probleem want daar woont een alleenstaande vrouw en die heeft een vriendin die in de weekenden komt. Dat kan natuurlijk niet en dus is haar tuin wel lelijk en die van de oude man niet. In de eerste zes woningen werd me al gewaarschuwd voor het laatste huisje met die vrouw alleen er in en met die wilde tuin. En ze heeft ook nog twee honden. En ze is een westerling want ze praat geen Gronings. In de zevende woning, die van de gepensioneerde ambtenaar, wordt me te verstaan gegeven dat niemand met haar omgaat en dat hij eens eigenhandig een tak heeft afgeknipt van een struik die wel 20 centimeter hoger was dan de struik in zijn tuin. De verwachting was hooggespannen. Wat zou ik allemaal aantreffen in het achtste huis? Ze doet open en zegt goedemorgen. Ik vertel wat ik kom doen en ze laat me binnen. Pas dan zie ik een hond zo groot als een shetlandpony. Het is bruin en ruig behaard. Tot overmaat van ramp staat er een zo mogelijk nog groter exemplaar in het keukentje er achter. Ik kan de reflex om te vluchten ternauwernood onderdrukken. Maar de dieren geven geen kik en kijken alleen maar. Mevrouw vraagt op vriendelijke toon waarom ze niet even in de tuin gaan en geloof het of niet, de beesten keren zich op slag om en lopen bedaard de tuin in. Ze keuren mij verder geen blik meer waardig. Het huis is brandschoon. Je ruikt niet dat er tevens twee volwassen Newfoundlanders wonen met voederbakken zo groot als wasteilen en drinkbakken zo groot als opblaasbare speelbadjes. Geen brokje ligt er naast en geen druppel water is gemorst. Ik moet boven zijn en terwijl ik de trap op loop zet zij vast koffie. Op de vraag of ze hier met plezier woont zucht ze diep. Toen ze hier pas kwam belde ze bij de buren aan om zich voor te stellen. “Dat doen we hier niet.” kreeg ze te horen en de deur werd voor haar neus dichtgesmeten. Sindsdien heeft niemand ooit een woord tegen haar gezegd. Vorig jaar gleed ze uit op bevroren sneeuw. Ze had een hersenschudding, een verbrijzeld bekken en een klaplong. Hoe ze thuis is gekomen weet ze niet meer. Ze heeft een dag en een nacht op de bank gezeten en kon zich niet verroeren. Toen belde ze de huisarts. Die kwam niet want ze moest maar een aspirientje nemen en vroeg naar bed. De buren in het vrijstaande huis naast het oude huurblok merkten dat er iets niet klopte en ontfermden zich over haar. Ze belden 112 en ze werd met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Daarna heeft ze 12 weken op een bed in de kamer gelegen want ze wilde niet naar een verzorgingshuis. Haar zuster kwam over uit Amsterdam en die heeft al die tijd voor haar gezorgd. De buren van het vrijstaande huis zorgden voor de honden. Niemand van de buren uit de twee huurblokjes heeft zich ooit om haar bekommerd terwijl ze toch gemerkt moeten hebben dat ze niet meer buiten kwam met haar honden. En tien tegen een dat ze de ambulance wel hebben gezien. Ook de huisarts liet zich al die tijd niet zien. Die kwam pas maanden later toen hij een berisping kreeg van de tuchtraad. Om zijn excuses aan te bieden. Vorige maand kocht ze een nieuwe auto die ze speciaal voor de twee shetlandpony’s liet aanpassen. De achterbank werd er uit gehaald en een vloer gemaakt waar de beesten op konden liggen. Er kwam een speciaal bankje bij bekleed met dezelfde stof zodat ze comfortabel in de auto konden klimmen want Newfoundlanders springen niet en optillen kan je ze ook niet. Toen kwamen de buren wel kijken. Om er hun afkeuring over uit te spreken.

Een gewone straat. Ik zou er voor geen goud willen wonen.

zaterdag 8 april 2017

Cultuurbarbaar

Ik heb er een gezien. Echt waar. Ik was er vlakbij, had haar zo kunnen aanraken. Ik was zelfs in haar huis, in haar badkamer zelfs! Verder ging het niet, ik kwam daar niet voor de lol. Al kreeg ik wel een kopje koffie van haar moeder. Terugdenkend zijn er genoeg hints geweest waarop ik had kunnen doorvragen maar het gebeurde niet. Het speelde zich namelijk allemaal in mijn volstrekte argeloosheid af.







Het is een gewone hoekwoning in een gewone straat. De eerste aanblik beloofde niet veel goeds maar dat viel honderd procent mee. Laat mij uw voordeur zien en ik vertel u wie u bent. Maar deze uitzondering bevestigt die regel maar weer eens. Eenmaal binnen is het een nette bewoning. Ik zie twee gitaren en schilderijen die op de grond tegen een zwarte kast staan. Op een van de schilderijen staat Herman Brood. Ik weet niet wie de schilder is want ik heb het niet gevraagd. Op de tafel ligt een digitale camera. Ik brand natuurlijk van nieuwsgierigheid maar ik krijg niet veel los. Wel wordt duidelijk dat de dochter des huizes een vlog bijhoudt. En dat ze singer-songwriter is. Gevat als ik ben merk ik op dat zichzelf begeleidt op gitaar. “En op piano….”, merkt ze droogjes op. De zwarte kast is een piano. Dat had ik in de gauwigheid niet eens gezien.

Trouwe lezers weten dat ik niet zo ben van de bekende Nederlanders. Dat ligt aan mij. Ik kijk namelijk niet zo heel veel televisie en op de radio heb ik een zender staan zonder dj. Of presentator. Of hoe die gasten ook mogen heten. Vorig jaar schreef ik al eens over Vlieland. Daar strompelde je zowat over de BN-ers maar ik had niets in de gaten. Zo liepen wij eens over de straat, er is daar maar één straat, en iedereen keek mij met grote ogen aan en liet zijn of haar onderkaak zakken. Ik dacht vergenoegd dat de lezersschare van Denap een ontzagwekkende omvang had bereikt tot ik in de gaten kreeg dat er 10 meter achter ons een hele bekende Nederlander liep. Echtgenote heeft me ongetwijfeld medegedeeld wie het was. Maar dat ben ik vergeten zoals er wel meer belangrijke wetenswaardigheden zijn die mijn andere oor net zo hard uitvliegen als ze door het ene zijn binnengevlogen. Jawel, de vorige zin moest ik zelf ook twee keer lezen. 
Echtgenote is beter met BN-ers. Ze is er zelfs eens tegenaan gelopen. Een nu zeer bekende politicus liep namelijk eens op een veel te drukke kerstmarkt in Leer Dtsl. en bleef plotseling stilstaan. Boem. Hij keek achterom en keek mij verontwaardigd aan. En ik deed niks! Echtgenote deed het! Nu schiet me overigens te binnen dat ik wel eens een BN-er heb gezien. Die woonde toen ergens in Drenthe. In de gang hing een levensgrote poster van hemzelf. Hij moet erg blij met zichzelf zijn geweest vermoed ik. Vraag mij niet naar zijn naam want die weet ik niet. Maar hij had lang geleden met zijn band dat liedje geschreven en gezongen van die oude Heinekenreclame. July, July, July, Julaaai ging het liedje. (Is het Freudiaans dat ik me uitgerekend nu iemand van een bierreclame herinner? Net nu ik probeer te minderen?) En tevens moet ik erbij zeggen dat wij ook in Ter Apel bekende NL-ers hebben, twee zangers en een wereldberoemde componist. En vlakbij in de Mussel hebben we die bekende boer van Boer zoekt vrouw.

Mijn confrontatie met de prachtige jongedame die bekend is zonder dat ik dat wist heeft ook een artistieke moeder. Moeder houdt namelijk een blog bij en daarin schrijft ze onder andere over het verloop van de carrière van haar dochter. Dat vond Denap natuurlijk reuze interessant. Zodra ik thuis kwam heb ik dan ook meteen gegoogled. U merkt dat ik niet scheutig ben met namen noemen. Dat komt omdat ik de gewoonte heb om mijn onderwerpen anoniem te houden. Als ik het heb over Grietje in Oude Pekela wees er dan zeker van dat ze niet Grietje heet en niet in Oude Pekela woont. Ooit, heel lang geleden gebruikte ik eens in een verhaal een echte naam. Dat was van een naar verluid onvindbare verloren liefde. De volgende dag bleek ze in hetzelfde dorp te wonen als het onderwerp van mijn verhaal. Onmiddellijk heb ik toen de naam veranderd en het verhaal op punten herschreven.
Dus ik kan u niet vertellen wie deze bekende singer-songwriter is en waar ze woont. Laat ik volstaan met de mededeling dat ze hard werkt aan haar carrière en hoopt op de grote doorbraak. Aan haar optreden in DBSSW zal het niet liggen. Bij het afscheid deelde ik mede dat onze firma om de vier jaar komt om de mechanische ventilatie na te zien en dat ik bij die eventuele volgende gelegenheid om haar handtekening zal vragen omdat de grote doorbraak dan inmiddels ongetwijfeld heeft plaatsgevonden. Ze lachte me vriendelijk toe. En ik had nog steeds niets in de gaten. Cultuurbarbaar.

zondag 2 april 2017

Jeugdliefde

Het stel zit tegenover elkaar. Zij zit op de bank. Hij zit in zijn elektrische leunstoel. Een luxe geval. De bediening gaat met tiptoetsen. Het bedieningspaneel zit heel comfortabel in de armleuning verwerkt. Een compleet opvouwbaar hemelbed volgens meneer. Een duur ding maar volgens de eigenaar kan je je geld maar een keer uitgeven en dan moet het ook maar in een keer goed. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De stemming is bedrukt. Op het aanrecht staan drie kopjes klaar. De buurvrouw komt koffie drinken. De monteur moet ook een bakkie meedoen. Een vierde kopje wordt klaar gezet. Ik mag in de grote stoel naast meneer. Buurvrouw komt naast mevrouw op de bank. We zitten elkaar een tijdje zwijgend aan te kijken. Het is drie uur. “Rotkanker”, zegt meneer, “Het is weer terug. Ben er een jaar af geweest. Nu is het er weer. We zouden naar Gran Canaria. Dat hebben we eerst maar afgezegd. Eerst maar eens zien hoe dit verder gaat. Deden ze niet moeilijk over, maar we hadden dan ook een annuleringsverzekering”. 
We krijgen een honingkoekje bij de koffie. Een keihard ding van 3 bij 6 centimeter en ongeveer een halve centimeter dik. Ik snap niet dat in zo’n klein koekje nog calorieën zitten maar dat zal wel zo zijn. Dat wordt dan alweer de derde zonde van vandaag. Vanmorgen kreeg ik op het eerste adres een plak Groninger Koek. Ze had het al voor me klaar gezet en bovendien was het een aardig mens. Dan kan je toch niet meer weigeren? Later die ochtend deed een zeer oud breekbaar mannetje per ongeluk suiker en melk in mijn koffie. Vies, maar ik heb er maar niks van gezegd want het ging allemaal al moeizaam genoeg.
Meneer komt duidelijk niet van hier. Mevrouw en de buurvrouw wel. Die gaan in het Gronings met elkaar. Meneer is geboren in Utrecht maar hij verstaat het wel want hij woont al vanaf 1967 in de provincie Groningen. Dat maakt mij nieuwsgierig en stukje bij beetje komt het verhaal er uit.

“Van Utrecht weet ik niks want mijn ouders trokken naar Hilversum. Toen moest mijn vader in de oorlog in Duitsland werken. Ruhrgebied. Hij kwam niet terug. Vermist. Moeder hertrouwde met een boer uit Kortenhoef. Daar ben ik opgegroeid. Was ik plotseling boerenzoon. Dat was hard werken. Mijn moeder had een zus, mijn tante, in Warffum. Ook een boeren gezin. In de zomer mocht ik een week naar Warffum. Daar hoefde ik niet te werken van mijn oom. Dan was ik echt vrij. Op een keer was er kermis in Warffum. Dat ging wel even anders dan nu. De kermisklanten kwamen vroeger per schip. Het hele kanaal lag vol met oude pramen en schuiten van de kermis. Ook gingen we vaak naar het zwembad. Op een keer zat er achter het loket een jonge meid. Ik was toen vijftien. We keken elkaar aan en we wisten allebei dat het raak was. Liefde op het eerste gezicht. Het bestaat echt. Ik had haar nog nooit eerder gezien. Een blik door het raampje en pats! Verkocht. Andersom net zo. Vanaf toen ging ik zo vaak ik kon naar Warffum. Vijf uur met de trein. Vier keer overstappen. Als ik eindelijk op het station in Groningen was zag ik zwart van de roet en stonk naar rook. Heel gewoon in die tijd. Iedereen stonk naar rook. En dan was ik er nog niet want dan moest ik nog naar Warffum. Maar het was een harde tijd. En we waren nog zo jong. Uiteindelijk trouwde ze met een vent uit het dorp. Ik ging immers altijd weer terug. Het kon niks worden, de afstand was te groot. Hoewel ik later zelf met mijn vrouw naar Groningen verhuisde heb ik haar nooit meer gezien. Ik reed wel eens door Warffum maar zag haar nooit. Daar woonde ze toen al lang niet meer maar dat kon ik natuurlijk niet weten. 44 jaar hebben we elkaar niet meer gezien of gesproken. Zo ging dat in die tijd. Toen mijn vrouw overleed in 1996 kwam er familie over uit Warffum. Die kenden mijn jeugdliefde. Uiteindelijk vond ik haar terug in Loppersum. Eerst bellen natuurlijk. Het bleek dat haar man in hetzelfde jaar was overleden. Het was winter, het sneeuwde verschrikkelijk. Ik durfde haast niet met de auto de weg op. Maar zij zei het is nu of nooit jongen, als je wat wil moet je nou komen want ik wacht niet nog eens 44 jaar op je. Dus ik in de auto. Tomtom bestond nog niet. Ik kende heg noch steg in Loppersum en ik zag geen hand voor ogen door die rotsneeuw. Uiteindelijk heb ik bij een willekeurig huis aangebeld. Ja, wat moest ik. Pure wanhoop. Ik was ten einde raad, bang haar weer te verliezen hoewel ik haar 44 jaar niet had gezien. Die mensen kregen medelijden. Ze vroegen bij wie ik moest zijn. Bleek ze er tegenover te wonen. Ik had zonder het te weten pal voor haar deur geparkeerd! Ik ben die avond niet meer naar huis gegaan. Ik was 59 en zij was 58. En het was meteen als toen in 1952. Meteen weer smoorverliefd en we hebben elkaar geloof ik drie dagen niet meer los gelaten….”.
Ik kijk naar mevrouw tegenover me op de bank. Ze glimlacht met tranen in haar ogen. “Je kon immers ook niet terug door de sneeuw………….”.

Volgens buurvrouw konden ze wel op televisie. Opsporing verzocht. Nee, het heet anders, met die Robert van de Brink. Nee, die heet anders, Robert ten Brink. Ja, die was het. Memories. Memories heet dat op televisie waar ze wel in konden. Oh nee, dat is met Anita Witzier. Maar dat wil meneer niet: “Geen polonaise aan mijn lijf.” En dan: “Rotkanker.”

vrijdag 10 maart 2017

Groot Westerwolde

Gisteren had ik mijn laatste klusje in Bad Nieuweschans. Ik bedacht dat ik best eens even over Oude Schans en Bellingwolde terug kon rijden. Gewoon om eens te zien wat we er nou precies bijgekregen hebben nu ook de Eerste Kamer akkoord is met de Grote Eenwording. Gaat u mee? 


Over de Hamdijk richting Oudeschans. Vlak voor Klein Ulsda passeren we de Westerwolder gemeentegrens. Via de Oudeschanskerweg bereiken we Bellingwolde. Dat gaat zo nog een klein half uur door tot we uiteindelijk vlak na Vriescheloo de N368 bereiken. Ik begrijp nu waarom mevrouw Kompier ons zo graag aan de Cittaslow wilde hebben. Het schiet gewoon voor geen meter op. Alras bereiken we Vlagtwedde. Dan gaat het richting Ter Apel. Dat schiet trouwens ook voor geen meter op dus wat betreft passen we wel bij elkaar. Ik moet zeggen dat Bellingwolde er wat pipjes uit zag. Behoorlijk wat ruïnes en verrommelde boeren erven. Dat is even een aandachtspuntje voor het toekomstige gemeentebestuur. Zo kun je geen toeristen ontvangen. Maar het was dan ook een Artikel 12 gemeente voordat het schip met geld uit Vlagtwedde kwam.

Verder heeft Groot Westerwolde behoorlijk wat te bieden: twee middeleeuwse vestingen, een middeleeuwse burcht en een middeleeuws klooster. Verder hebben we prachtige 17e-eeuwse boerderijen en andere mooie gebouwen. En schitterende natuur. Ongetwijfeld ben ik wat bijzondere kerkjes vergeten te noemen. Het lijkt me dat we met dit gegeven een uniek toeristisch verkoopargument hebben. Wat dat betreft kunnen we het zonder Onstwedde en Smeerling ook wel redden. Maar wie weet wat er nog komt.
Punt van zorg is het burgemeesterschap. Ik hoop dat mevrouw Kompier het wordt. Al verschillen we van mening over het bestuurlijk nut van deze fusie. Maar aan haar ben ik nou eenmaal gewend. Van foto’s en zo. Verder maakt het me niet uit. In mijn tijd als Kloosterwieker was het altijd spannend of de nieuwe burgemeester wel geschikt was als Buutmateriaal. Dat ging gelukkig altijd goed, al kwam er wel eens een voorbij die zijn taak in de buut behoorlijk serieus nam. Gelukkig hoefde ik nooit contact te zoeken met de nieuweling. Bobo’s zijn nou eenmaal niet zo mijn ding. Ik kan er slecht mee omgaan en voel me in hun buurt niet op mijn gemak. We, of beter gezegd jullie, zullen trouwens ook een nieuwe gemeenteraad moeten kiezen. De kans dat ik dan ook ga stemmen is zeer klein. Ik ben de laatste keer nog niet vergeten. De betekenis van het woord ‘unaniem’ is mij na de laatste gemeenteraadverkiezingen iets te ver opgerekt.

Ik woon met veel plezier in Westerwolde. Het is hier veel te mooi om er weg te trekken. Of het zich nou over drie gemeenten uitstrekt of dat het onderdeel is van een grote, nu nog fictieve, gemeente Zuid Groningen maakt niet uit. De schoonheid van Westerwolde wordt er niet anders van. De burgers moeten worden bestuurd en de gemeentelijke taken moeten worden uitgevoerd. Jaren geleden schreef ik dat ik me niet voor kon stellen dat de minister het goed zou vinden dat wij hier een rustiek houten hek zouden timmeren rond Reservaat Westerwolde. Ik kreeg ongelijk. Minister Plasterk vind het zelfs zo mooi dat hij zei: “Ik zou er zó naar toe zou gaan…..”. Kan hij ook makkelijk zeggen. De dagen van het kabinet zijn geteld en na hem de zondvloed. De rapporten Grenzeloos Grunnen I en II kunnen wat Westerwolde betreft bij het oud papier. Niet dat iemand op de gemeentehuizen ze ooit gelezen heeft trouwens. Plasterk vermoedelijk ook niet. Maar genoeg er over. We zijn nu Groot Westerwolde en we zullen er het beste van moeten maken. Cittaslow weliswaar, maar toch.

maandag 27 februari 2017

Commissie Fahrenheit



























Rapport inzake de benaming van de loopgroep voortkomende uit de fusie van de voormalige onafhankelijk van elkaar functionerende loopgroepen Nog Eentje Dan en De Schollebokkies.

Door Commissie Fahrenheit. (uw neuzelementen zijn onze passie)

Voorwoord

Dit rapport is in hoge mate suggestief en gebaseerd op aannames. Commissie Fahrenheit is zich er van bewust dat de inhoud op punten confronterend kan zijn. Zij gaat er derhalve vanuit dat leden van genoemde loopgroepen beschikken over een zekere mate van communicatieve resistentie in alle toonaarden. Commissie Fahrenheit is dat echter niet dus let een beetje op uw woorden in geval van repliek.

Inleiding

In de aanloop naar het Carnaval 2017, om precies te zijn de voorbereidingen voor de grote optocht te Ter Apel bleken twee loopgroepen dermate last te hebben van ledenderving en onderlinge bestuivingen dat de behoefte werd gevoeld om de beide clubs samen te voegen. Gedurende de fusiebesprekingen tussen de loopgroepen ‘Nog Eentje Dan’ en ‘De Schollebokkies’ ontstond alras de behoefte aan een nieuwe naam voor dit fusiekind welke recht zou doen aan de diep gewortelde sentimenten onder de leden van voornoemde loopgroepen.

Probleemstelling

Tijdens de optocht zowel als de prijsuitreiking op zondagavond werd mij duidelijk dat, hoewel de fusie inmiddels een feit is, enkele leden nog steeds kampen met gevoelens van weemoed en nostalgie betreffende de tijd dat men nog als twee zelfstandige loopgroepen door de optocht ging. Het werd onder de overige leden van de fusiepartners langzaam duidelijk dat men er gezien de sentimenten die er leven niet in zou slagen een naam te vinden voor de nieuwe loopgroep. Enerzijds lopen de emoties nog te hoog op om tot toekomstbestendige besluitvorming te komen en anderzijds is het voor enkele leden niet eenvoudig een naam te accepteren die zou zijn voorgedragen door een lid van de andere fusiepartner. Derhalve bereikte mij zondagavond de vraag een onafhankelijke commissie te benoemen. Deze commissie zal tot taak krijgen een naam te bedenken welke recht doet aan de gevoelens van nostalgie van alle leden van de beide fusiepartners. De commissie zal bestaan uit mijzelf, Denap. Ik fungeer tevens als voorzitter. Gezien de hoog oplopende spanningen lijkt Fahrenheit mij een toepasselijke naam voor de commissie. Aangezien een commissie bestaande uit meerdere leden onherroepelijk zou leiden tot huiveringwekkend haantjesgedrag en handgemeen houd ik met liefde de eer aan mezelf. Er is gekozen voor een commissie om recht te doen aan de diep gevoelde behoefte tot bureaucratisering van wat een spontaan feest heet te zijn. Aldus is de instelling van Commissie Fahrenheit, alhier, bij dezen, een feit.

Besluitvormingsproces

Een naam voor een loopgroep voortkomende uit een fusie van ‘De Schollebokkies’ en ‘Nog Eentje Dan’ moet recht doen aan de intenties van de leden van beide loopgroepen. Het gezamenlijk en in harmonie ontwerpen en uitwerken van carnavalsuitrustingen zoals deze kunnen worden gebruikt in carnavalsoptochten zou zo’n intentie kunnen zijn. Er moet in de naam doorklinken dat men middels deze fusie in beginsel bereid is om oude nostalgische sentimenten een plekje te geven en aldus ruimte te maken voor de nieuwe werkelijkheid. Ook mag er tevens uit blijken dat het proces van fuseren en naamgeving niet zonder slag of stoot is gegaan waarbij de emoties soms hoog opliepen.

Conclusie

Commissie Fahrenheit doet na ampel beraad de volgende voorlopige voorstellen:
Loopgroep ‘Het Fusiekind’.
Loopgroep ‘De Kruisbestuiving’.
Loopgroep ‘GML’ (Genetisch geModificeerde Loopgroep).
Loopgroep ‘Commissie Fahrenheit’.
Loopgroep 'De Bokeenden'.

Verantwoording

Over de uitslag kan zeker worden gecommuniceerd al houdt dat niet automatisch in dat Commissie Fahrenheit bereid zou zijn tot welke activiteit dan ook. Commissie Fahrenheit kan niet uitsluiten dat in de aanloop naar Carnaval 2018 als gevolg van voortschrijdend inzicht en aanvullende informatieve elementen en conclusies alsnog tot andere besluitvorming en dientengevolge verdere naamvoorstellen kan worden gekomen. De resultaten en voorstellen van Commissie Fahrenheit zijn niet bindend. Hierbij moet echter in aanmerking worden genomen dat het in het kader van honorering en welbehagen op prijs wordt gesteld als de leden van voornoemde loopgroepen opgaande in de nieuwe loopgroep het eens zouden kunnen worden over een van de voorstellen voortkomende uit de taakstelling zoals geponeerd bij de totstandkoming van Commissie Fahrenheit. Denap doet uitsluitend en alleen voor publicaties inzake Commissie Fahrenheit afstand van zijn kopieerrecht. Met dank aan Joli Fotografie.

Namens deze,

Denap.

vrijdag 13 januari 2017

Wapitigebied

In het bos achter ons huis woonden vroeger indianen en cowboys. Dat wisten wij heel zeker want als wij daar in het bos rondstruinden dan voelden wij hun aanwezigheid. Maar we kregen ze nooit te zien. We hadden een naam bedacht voor het stuk bos. Het Wapitigebied. Een vriendje had eens in een boek gezien dat er in Amerika beesten rondliepen die zo heetten. En Amerika was het land van de cowboys en indianen.

Ik neem aan dat de indianen in ons Wapitigebied de wapiti’s opaten. Ik heb tenminste nooit Winnetou-achtige types in Idema’s Supermarkt zien lopen. Veel later kon je wel echte indianen zien op markten en braderieën. Die bliezen op een panfluit en verkochten cd’s met panfluitmuziek en veelkleurige gebreide truien. Zulke indianen heb ik in ons bos nooit gezien. Bij ons droegen ze verentooien en speren en zakmessen. En pijl en boog. Pijlen en bogen maakten wij voor ze van uitlopers en takken van de Hazelaar. De indianen woonden in hutten. Die moesten door ons worden gebouwd. Het was gebruikelijk deze uit te graven. Een hut in de grond met takken er over was veilig want cowboys en ander tuig konden je dan nooit vinden. Wij hadden daarvoor spades en bijlen en zagen ter beschikking die we leenden uit vaders schuurtje. Dat vroegen we nooit van te voren want als je het vroeg mocht het toch niet. Na een woensdagmiddag wroeten in het bos zagen we er uit als beesten en als onze moeders vertwijfeld vroegen wat we in Godsnaam hadden uitgespookt dan zeiden we dat we gewoon bij een vriendje achter in de tuin hadden gespeeld. Of onze moeders dat van ons aannamen weet ik niet. Als vader op zaterdag de schep nodig had hielpen wij dapper mee zoeken in het schuurtje. Uiteindelijk ging papa hopeloos gefrustreerd naar binnen. Dat wisten wij precies. We renden snel het bos in en kwamen opgetogen terug met de schep in de hand. Die hadden wij dan zogenaamd achter in de tuin gevonden. Op zondagmiddag gingen we eventjes snel stiekem met ons goeie goed aan naar Wapiti om de bijl en de zaag op te halen. Gewoon voor de zekerheid want je kon niet weten of papa die ook nog eens wilde gebruiken. Nooit ben ik een wapiti-indiaan tegen gekomen die weigerde het gereedschap terug te geven.

Het enige taboe was vuur. Vuurtje stoken mochten wij wel in de tuin. In de kelder  vonden wij een oude stoel. Half verrot, half doorgezakt en half opgevreten door houtworm. Van ma mochten wij die wel in het vuur gooien. Maanden later wilde pa weten waar die zeldzame antieke stoel gebleven was. Dat wisten wij niet. Maar vuur in het bos was uit den boze. Op een goede dag waren wij druk in de weer in het Wapitigebied. We beseften dat het onmogelijk was om wapiti’s rauw op te eten. Dus als grote uitzondering besloten we een heel klein vuurtje te maken. Gewoon wat droge blaadjes en wat takjes. Niet te groot want vuur in het bos was immers bijzonder gevaarlijk. Na enige tijd werd het dan toch weer een heel vuur en moesten we gezamenlijk trappen en stampen en zand gooien om het uit te krijgen. Thuisgekomen vroegen onze mama’s streng of we soms fikkie hadden gestookt in het bos. Dat ontkenden wij in alle toonaarden. Maar onze mama’s konden aan onze neuzen zien wat er gebeurd was ook al zeiden we niks. Ik heb de neuzen van onze kinderen regelmatig aandachtig bestudeerd maar nooit een aanwijzing gevonden voor ondeugd. Ik ga er derhalve van uit dat moeders gaven hebben die vaders moeten ontberen.

Ach, wat leden wij een vreedzaam leven in ons prachtige Wapitigebied. Dat kon zo niet doorgaan want vreedzaam samenleven wordt op den duur strontvervelend. Er moest bij tijd en wijle een oorlog worden uitgevochten. Als er voldoende manschappen waren gerekruteerd uit straatgenootjes en schoolvriendjes werden we verdeeld in gelijke groepen indianen en cowboys.  Bleken de pijlen en speren van de indianen niet opgewassen tegen de vuurkracht van de cowboys dan hadden de indianen plotseling vuurbuksen gekregen van valse bleekgezichten die met dubbele tong spraken. Als de cowboys in een hinderlaag liepen en het onderspit dreigden te delven dan vonden ze nog net op tijd een pilletje waardoor ze weer beter werden en terug konden schieten. Zo werd het evenwicht weer hersteld. Veel later bleken spreken met dubbele tong en pilletjes om weer beter te worden een terugkerend fenomeen te zijn in onze adolescente periode.

Op het laatst, vlak voordat we te oud werden om het Wapitigebied in stand te houden brak er een guerrillaoorlog uit. Het was de bedoeling dat de indianen zich verstopten in het bos en dat de cowboys door het gebied trokken om gewapende cellen terreurwapiti’s op te sporen en uit te schakelen. Op enig moment waren wij het zoeken naar indianen moe en moest er kwartier worden gemaakt. Nu moet ik er even bijzeggen dat wij elkaar namen gaven als Hank and Pete en dergelijke want cowboys heten nou eenmaal geen Jaap en Albert. Dus Hank roerde met zijn rechter hand boven zijn linker hand en beeldde aldus symbolisch het bereiden van een eenvoudige doch voedzame maaltijd uit. Op het moment dat hij aan Pete vroeg of die soms ook wat ‘beans’ wilde hebben barstte er in het struikgewas achter hen een ontzettend tumult los. Hank and Pete sprongen wel een meter in de lucht. Echter waren het niet indianen die het vuur openden maar Witte Veder en Eenzame Wolf die bulderend van het lachen uit dekking braken. Het argeloze kampementtafereel van Hank and Pete die zich onbespied waanden had teveel van hun inlevingsvermogen gevergd. De wapitiperiode was voorbij. Wij verlieten het Wapitigebied wat vanaf toen weer gewoon het bos achter ons huis was.

Ik heb net even op internet gekeken hoe Wapiti’s er eigenlijk uitzien.

zaterdag 7 januari 2017

Te duur

Lang, lang geleden, toen ik van de markt af ging en de verkoopwagen verkocht had, bleef ik zitten met mijn minivrachtwagentje. Zo’n chassis met een meubelbak erop met een laadklep er aan waar je nog net met een gewoon rijbewijs in mocht rijden. LT35, 2,8 liter 4 cilinder MAN diesel, turbo, 5 versnellingen. Beul van een ding. Gewoon in zijn 2 met stationair draaiende motor de koppeling laten opkomen en het hele gevaarte ging met verkoopwagen en al aan de rol. Wilde je wat harder dan zette je hem in 3 en gaf je, voorzichtig, wat gas bij. Mooi speelgoed. 

Mooi speelgoed doet een man niet graag van de hand en omdat mijn nieuwe plannen nog even wat meer tijd nodig hadden verhuurde ik mezelf als koerier. Een bedrijfje in Groningen verzorgde de bezorgingen voor een aantal Gamma’s en Intratuins in de provincie en voor hen voerde ik die uit. De mooiste rit was de bezorging van een gordijnrail van 1,80 meter. Van Stadskanaal naar Sellingen. De man was met openbaar vervoer naar de Gamma gereisd, kocht de rail voor 9,95 en betaalde grif 25 euro bezorgkosten omdat hij geen zin had het ding in de bus mee terug te nemen. Memorabel was ook de bezorging van een complete duiventil naar een adres in Assen. De dame die open deed had het oudste beroep van de wereld. Helaas gebruikte ze haar verdiensten hoofdzakelijk voor de aanschaf van middelen die een vernietigende uitwerking hadden op haar schoonheid. Bruinzwarte stompjes in een kleurloze glimlach. Fletse ogen in een asgrauw pokdalig gezicht. De duiventil moest achter in de tuin maar paste onmogelijk door de voordeur zodat ik omreed door het plantsoen naar de tuinen achter het woonblok. Als blijk van waardering deed ze me het volgende aanbod: “Zal ik bij jou eens doen wat je vrouw ook met je doet……?” Ik zei toen dat ik dan liever had dat ze iets deed wat mijn vrouw niet met me doet. Dat vatte ze erg serieus op zodat ik moest praten als Brugman om onder het voorstel uit te komen.

Terug naar de bouwmarkt. Personeel van bouwmarkten zijn stuk voor stuk erg aardig, voorkomend, behulpzaam en beleefd. Dan is dat maar vast even gezegd. Maar helaas gaat het op inhoudelijk gebied wel eens mis. Zo had ik de bak eens afgeladen vol met hout. Multiplex platen van 18mm en vloerplanken van 22mm. Het arme ding zakte zowat door zijn wielen. Stapvoets sukkelde ik ermee naar Hoogezand. Daar stond in een nieuwe wijk een pas opgeleverde koopwoning met een afwerkvloer waar de vloerbedekking zo op kon. De eigenaar, een niet zo heel technische jonge man, was echter van plan een houten vloer te leggen. Bij de Gamma had men hem bezworen dat de planken op een ondergrond van 18mm multiplex moesten worden gelijmd. De ondervloer moest met stalen spijkers om de 50 cm op de bestaande vloer worden gespijkerd. Ik vroeg hem of hij serieus van plan was honderden stalen spijkers in een hagelnieuwe afwerkvloer te slaan. Nou ja, dat had men hem bij de Gamma verteld en die zouden het toch wel weten. Nog los van alle kapot geslagen leidingen en een vernielde afwerkvloer zouden van alle gloednieuwe deuren 4 cm moeten worden afgezaagd. Ook van de voordeur waarvan dan ook de dorpel moest worden verhoogd. De goede man keek me met grote ogen aan en trok wit weg. Hoe dat is afgelopen weet ik niet maar ik ben er nog steeds nieuwsgierig naar.

Voor mezelf ga ik wel eens naar een bouwmarkt in een naburig dorp. Gewoon omdat ik de eigenaren ken. Die kwamen vroeger vaak op zaterdagmorgen aan de kraam, puddingbroodjes en zo, en dan ouwehoerden we er flink op los. Gisteren was ik er weer. Knutselspulletjes kopen voor de treintjes. Er was een nieuw meisje in de winkel. Het arme kind, nog in de proeftijd, deed vreselijk haar best maar kon niet tegen ons verbale geweld op. Toen de eigenaar vroeg waarom ik dan niet op de vacature had gesolliciteerd verschoot ze van kleur. “Ach, jij kan mij niet eens betalen…..”, schold ik. “Nee, je was op de markt al veel te duur…..”, foeterde de winkelier terug.