Het stel zit tegenover elkaar. Zij zit op de bank. Hij zit
in zijn elektrische leunstoel. Een luxe geval. De bediening gaat met
tiptoetsen. Het bedieningspaneel zit heel comfortabel in de armleuning
verwerkt. Een compleet opvouwbaar hemelbed volgens meneer. Een duur ding maar
volgens de eigenaar kan je je geld maar een keer uitgeven en dan moet het ook
maar in een keer goed. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De stemming is
bedrukt. Op het aanrecht staan drie kopjes klaar. De buurvrouw komt koffie
drinken. De monteur moet ook een bakkie meedoen. Een vierde kopje wordt klaar
gezet. Ik mag in de grote stoel naast meneer. Buurvrouw komt naast mevrouw op
de bank. We zitten elkaar een tijdje zwijgend aan te kijken. Het is drie uur.
“Rotkanker”, zegt meneer, “Het is weer terug. Ben er een jaar af geweest. Nu is
het er weer. We zouden naar Gran Canaria. Dat hebben we eerst maar afgezegd.
Eerst maar eens zien hoe dit verder gaat. Deden ze niet moeilijk over, maar we
hadden dan ook een annuleringsverzekering”.
We krijgen een honingkoekje bij de
koffie. Een keihard ding van 3 bij 6 centimeter en ongeveer een halve
centimeter dik. Ik snap niet dat in zo’n klein koekje nog calorieën zitten maar
dat zal wel zo zijn. Dat wordt dan alweer de derde zonde van vandaag. Vanmorgen
kreeg ik op het eerste adres een plak Groninger Koek. Ze had het al voor me
klaar gezet en bovendien was het een aardig mens. Dan kan je toch niet meer
weigeren? Later die ochtend deed een zeer oud breekbaar mannetje per ongeluk
suiker en melk in mijn koffie. Vies, maar ik heb er maar niks van gezegd want
het ging allemaal al moeizaam genoeg.
Meneer komt duidelijk niet van hier.
Mevrouw en de buurvrouw wel. Die gaan in het Gronings met elkaar. Meneer is
geboren in Utrecht maar hij verstaat het wel want hij woont al vanaf 1967 in de
provincie Groningen. Dat maakt mij nieuwsgierig en stukje bij beetje komt het
verhaal er uit.
“Van Utrecht weet ik niks want mijn ouders trokken naar
Hilversum. Toen moest mijn vader in de oorlog in Duitsland werken. Ruhrgebied.
Hij kwam niet terug. Vermist. Moeder hertrouwde met een boer uit Kortenhoef.
Daar ben ik opgegroeid. Was ik plotseling boerenzoon. Dat was hard werken. Mijn
moeder had een zus, mijn tante, in Warffum. Ook een boeren gezin. In de zomer
mocht ik een week naar Warffum. Daar hoefde ik niet te werken van mijn oom. Dan
was ik echt vrij. Op een keer was er kermis in Warffum. Dat ging wel even
anders dan nu. De kermisklanten kwamen vroeger per schip. Het hele kanaal lag
vol met oude pramen en schuiten van de kermis. Ook gingen we vaak naar het
zwembad. Op een keer zat er achter het loket een jonge meid. Ik was toen
vijftien. We keken elkaar aan en we wisten allebei dat het raak was. Liefde op
het eerste gezicht. Het bestaat echt. Ik had haar nog nooit eerder gezien. Een
blik door het raampje en pats! Verkocht. Andersom net zo. Vanaf toen ging ik zo
vaak ik kon naar Warffum. Vijf uur met de trein. Vier keer overstappen. Als ik
eindelijk op het station in Groningen was zag ik zwart van de roet en stonk
naar rook. Heel gewoon in die tijd. Iedereen stonk naar rook. En dan was ik er
nog niet want dan moest ik nog naar Warffum. Maar het was een harde tijd. En we
waren nog zo jong. Uiteindelijk trouwde ze met een vent uit het dorp. Ik ging
immers altijd weer terug. Het kon niks worden, de afstand was te groot. Hoewel
ik later zelf met mijn vrouw naar Groningen verhuisde heb ik haar nooit meer
gezien. Ik reed wel eens door Warffum maar zag haar nooit. Daar woonde ze toen
al lang niet meer maar dat kon ik natuurlijk niet weten. 44 jaar hebben we
elkaar niet meer gezien of gesproken. Zo ging dat in die tijd. Toen mijn vrouw
overleed in 1996 kwam er familie over uit Warffum. Die kenden mijn jeugdliefde.
Uiteindelijk vond ik haar terug in Loppersum. Eerst bellen natuurlijk. Het
bleek dat haar man in hetzelfde jaar was overleden. Het was winter, het
sneeuwde verschrikkelijk. Ik durfde haast niet met de auto de weg op. Maar zij
zei het is nu of nooit jongen, als je wat wil moet je nou komen want ik wacht
niet nog eens 44 jaar op je. Dus ik in de auto. Tomtom bestond nog niet. Ik
kende heg noch steg in Loppersum en ik zag geen hand voor ogen door die
rotsneeuw. Uiteindelijk heb ik bij een willekeurig huis aangebeld. Ja, wat
moest ik. Pure wanhoop. Ik was ten einde raad, bang haar weer te verliezen
hoewel ik haar 44 jaar niet had gezien. Die mensen kregen medelijden. Ze
vroegen bij wie ik moest zijn. Bleek ze er tegenover te wonen. Ik had zonder
het te weten pal voor haar deur geparkeerd! Ik ben die avond niet meer naar
huis gegaan. Ik was 59 en zij was 58. En het was meteen als toen in 1952.
Meteen weer smoorverliefd en we hebben elkaar geloof ik drie dagen niet meer
los gelaten….”.
Ik kijk naar mevrouw tegenover me op de bank. Ze glimlacht met
tranen in haar ogen. “Je kon immers ook niet terug door de sneeuw………….”.
Volgens buurvrouw konden ze wel op televisie. Opsporing
verzocht. Nee, het heet anders, met die Robert van de Brink. Nee, die heet
anders, Robert ten Brink. Ja, die was het. Memories. Memories heet dat op
televisie waar ze wel in konden. Oh nee, dat is met Anita Witzier. Maar dat wil
meneer niet: “Geen polonaise aan mijn lijf.” En dan: “Rotkanker.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten