donderdag 13 april 2017

Een gewone straat.

Het is een gewone straat in een nette buurt. Twee blokken van vier woningen vlak bij het centrum van een Gronings dorp. De rest van de huizen in de straat zijn vrijstaande koopwoningen. Deze twee blokken vormen samen de laatste sociale huurwoningen in dit deel van het dorp. Ze stammen uit de tijd dat er nog toewijzingsbeleid was. De huur nog wekelijks contant werd opgehaald waarbij de ontvanger dan tevens keek of de hegjes waren geknipt, het gras was gemaaid en of de gordijnen nog wel netjes voor de ramen hingen. En was dat niet het geval dan werd er een opmerkingen over gemaakt. En in die tijd liet je het wel uit je hoofd om zo’n opmerking te negeren. Deze straat was bedoeld voor gemeenteambtenaren, postbodes, buschauffeurs en voorlieden. Dat soort lui.




Toewijzingsbeleid bestaat al lang niet meer al beweert men nog steeds het tegenovergestelde. Zo kan het dus gebeuren dat in een seniorencomplex, compleet met atrium met gezamenlijk biljart en zitjes met vloerbedekking op de galerijen zomaar een verslaafde overlast gevende sociaal onaangepaste viespeuk naast de 85 jarige mevrouw De Vries komt te wonen aan wie 15 jaar geleden is beloofd dat ze levensloopbestendig en veilig tot aan haar dood in dit seniorencomplex kon blijven wonen. Een straat verderop woont echtpaar Janssen al dertig jaar in hetzelfde huis. De Janssens hebben de stap naar koop nooit durven maken en toen de buurt begon te verpauperen waren ze te oud om er nog aan te beginnen. En nu krijgen ze bij de grootscheepse renovatie geen nieuwe keuken omdat die er nog te netjes uitziet al is hij dan 30 jaar oud terwijl de nieuwe buren inmiddels toe zijn aan hun derde keuken omdat het ze maar niet lukt zich fatsoenlijk te gedragen. Nog los van de Pitbullstront, het lawaai, de intimidaties en de pesterijen.

In de straat uit de eerste alinea zijn de meeste bewoners, huisjes en tuintjes nog als toen. Zeer brave burgermannen en vrouwen. In de laatste twee tuintjes is de begroeiing iets hoger dan de overige tuintjes. Bij de een betreft het de tuin van een gepensioneerde gemeenteambtenaar maar zijn tuin is geen probleem voor de overige huurders want hij woont er al vanaf het begin en bovendien is hij immers een gepensioneerde gemeenteambtenaar. De andere tuin is echter wel een probleem want daar woont een alleenstaande vrouw en die heeft een vriendin die in de weekenden komt. Dat kan natuurlijk niet en dus is haar tuin wel lelijk en die van de oude man niet. In de eerste zes woningen werd me al gewaarschuwd voor het laatste huisje met die vrouw alleen er in en met die wilde tuin. En ze heeft ook nog twee honden. En ze is een westerling want ze praat geen Gronings. In de zevende woning, die van de gepensioneerde ambtenaar, wordt me te verstaan gegeven dat niemand met haar omgaat en dat hij eens eigenhandig een tak heeft afgeknipt van een struik die wel 20 centimeter hoger was dan de struik in zijn tuin. De verwachting was hooggespannen. Wat zou ik allemaal aantreffen in het achtste huis? Ze doet open en zegt goedemorgen. Ik vertel wat ik kom doen en ze laat me binnen. Pas dan zie ik een hond zo groot als een shetlandpony. Het is bruin en ruig behaard. Tot overmaat van ramp staat er een zo mogelijk nog groter exemplaar in het keukentje er achter. Ik kan de reflex om te vluchten ternauwernood onderdrukken. Maar de dieren geven geen kik en kijken alleen maar. Mevrouw vraagt op vriendelijke toon waarom ze niet even in de tuin gaan en geloof het of niet, de beesten keren zich op slag om en lopen bedaard de tuin in. Ze keuren mij verder geen blik meer waardig. Het huis is brandschoon. Je ruikt niet dat er tevens twee volwassen Newfoundlanders wonen met voederbakken zo groot als wasteilen en drinkbakken zo groot als opblaasbare speelbadjes. Geen brokje ligt er naast en geen druppel water is gemorst. Ik moet boven zijn en terwijl ik de trap op loop zet zij vast koffie. Op de vraag of ze hier met plezier woont zucht ze diep. Toen ze hier pas kwam belde ze bij de buren aan om zich voor te stellen. “Dat doen we hier niet.” kreeg ze te horen en de deur werd voor haar neus dichtgesmeten. Sindsdien heeft niemand ooit een woord tegen haar gezegd. Vorig jaar gleed ze uit op bevroren sneeuw. Ze had een hersenschudding, een verbrijzeld bekken en een klaplong. Hoe ze thuis is gekomen weet ze niet meer. Ze heeft een dag en een nacht op de bank gezeten en kon zich niet verroeren. Toen belde ze de huisarts. Die kwam niet want ze moest maar een aspirientje nemen en vroeg naar bed. De buren in het vrijstaande huis naast het oude huurblok merkten dat er iets niet klopte en ontfermden zich over haar. Ze belden 112 en ze werd met de ambulance afgevoerd naar het ziekenhuis. Daarna heeft ze 12 weken op een bed in de kamer gelegen want ze wilde niet naar een verzorgingshuis. Haar zuster kwam over uit Amsterdam en die heeft al die tijd voor haar gezorgd. De buren van het vrijstaande huis zorgden voor de honden. Niemand van de buren uit de twee huurblokjes heeft zich ooit om haar bekommerd terwijl ze toch gemerkt moeten hebben dat ze niet meer buiten kwam met haar honden. En tien tegen een dat ze de ambulance wel hebben gezien. Ook de huisarts liet zich al die tijd niet zien. Die kwam pas maanden later toen hij een berisping kreeg van de tuchtraad. Om zijn excuses aan te bieden. Vorige maand kocht ze een nieuwe auto die ze speciaal voor de twee shetlandpony’s liet aanpassen. De achterbank werd er uit gehaald en een vloer gemaakt waar de beesten op konden liggen. Er kwam een speciaal bankje bij bekleed met dezelfde stof zodat ze comfortabel in de auto konden klimmen want Newfoundlanders springen niet en optillen kan je ze ook niet. Toen kwamen de buren wel kijken. Om er hun afkeuring over uit te spreken.

Een gewone straat. Ik zou er voor geen goud willen wonen.

zaterdag 8 april 2017

Cultuurbarbaar

Ik heb er een gezien. Echt waar. Ik was er vlakbij, had haar zo kunnen aanraken. Ik was zelfs in haar huis, in haar badkamer zelfs! Verder ging het niet, ik kwam daar niet voor de lol. Al kreeg ik wel een kopje koffie van haar moeder. Terugdenkend zijn er genoeg hints geweest waarop ik had kunnen doorvragen maar het gebeurde niet. Het speelde zich namelijk allemaal in mijn volstrekte argeloosheid af.







Het is een gewone hoekwoning in een gewone straat. De eerste aanblik beloofde niet veel goeds maar dat viel honderd procent mee. Laat mij uw voordeur zien en ik vertel u wie u bent. Maar deze uitzondering bevestigt die regel maar weer eens. Eenmaal binnen is het een nette bewoning. Ik zie twee gitaren en schilderijen die op de grond tegen een zwarte kast staan. Op een van de schilderijen staat Herman Brood. Ik weet niet wie de schilder is want ik heb het niet gevraagd. Op de tafel ligt een digitale camera. Ik brand natuurlijk van nieuwsgierigheid maar ik krijg niet veel los. Wel wordt duidelijk dat de dochter des huizes een vlog bijhoudt. En dat ze singer-songwriter is. Gevat als ik ben merk ik op dat zichzelf begeleidt op gitaar. “En op piano….”, merkt ze droogjes op. De zwarte kast is een piano. Dat had ik in de gauwigheid niet eens gezien.

Trouwe lezers weten dat ik niet zo ben van de bekende Nederlanders. Dat ligt aan mij. Ik kijk namelijk niet zo heel veel televisie en op de radio heb ik een zender staan zonder dj. Of presentator. Of hoe die gasten ook mogen heten. Vorig jaar schreef ik al eens over Vlieland. Daar strompelde je zowat over de BN-ers maar ik had niets in de gaten. Zo liepen wij eens over de straat, er is daar maar één straat, en iedereen keek mij met grote ogen aan en liet zijn of haar onderkaak zakken. Ik dacht vergenoegd dat de lezersschare van Denap een ontzagwekkende omvang had bereikt tot ik in de gaten kreeg dat er 10 meter achter ons een hele bekende Nederlander liep. Echtgenote heeft me ongetwijfeld medegedeeld wie het was. Maar dat ben ik vergeten zoals er wel meer belangrijke wetenswaardigheden zijn die mijn andere oor net zo hard uitvliegen als ze door het ene zijn binnengevlogen. Jawel, de vorige zin moest ik zelf ook twee keer lezen. 
Echtgenote is beter met BN-ers. Ze is er zelfs eens tegenaan gelopen. Een nu zeer bekende politicus liep namelijk eens op een veel te drukke kerstmarkt in Leer Dtsl. en bleef plotseling stilstaan. Boem. Hij keek achterom en keek mij verontwaardigd aan. En ik deed niks! Echtgenote deed het! Nu schiet me overigens te binnen dat ik wel eens een BN-er heb gezien. Die woonde toen ergens in Drenthe. In de gang hing een levensgrote poster van hemzelf. Hij moet erg blij met zichzelf zijn geweest vermoed ik. Vraag mij niet naar zijn naam want die weet ik niet. Maar hij had lang geleden met zijn band dat liedje geschreven en gezongen van die oude Heinekenreclame. July, July, July, Julaaai ging het liedje. (Is het Freudiaans dat ik me uitgerekend nu iemand van een bierreclame herinner? Net nu ik probeer te minderen?) En tevens moet ik erbij zeggen dat wij ook in Ter Apel bekende NL-ers hebben, twee zangers en een wereldberoemde componist. En vlakbij in de Mussel hebben we die bekende boer van Boer zoekt vrouw.

Mijn confrontatie met de prachtige jongedame die bekend is zonder dat ik dat wist heeft ook een artistieke moeder. Moeder houdt namelijk een blog bij en daarin schrijft ze onder andere over het verloop van de carrière van haar dochter. Dat vond Denap natuurlijk reuze interessant. Zodra ik thuis kwam heb ik dan ook meteen gegoogled. U merkt dat ik niet scheutig ben met namen noemen. Dat komt omdat ik de gewoonte heb om mijn onderwerpen anoniem te houden. Als ik het heb over Grietje in Oude Pekela wees er dan zeker van dat ze niet Grietje heet en niet in Oude Pekela woont. Ooit, heel lang geleden gebruikte ik eens in een verhaal een echte naam. Dat was van een naar verluid onvindbare verloren liefde. De volgende dag bleek ze in hetzelfde dorp te wonen als het onderwerp van mijn verhaal. Onmiddellijk heb ik toen de naam veranderd en het verhaal op punten herschreven.
Dus ik kan u niet vertellen wie deze bekende singer-songwriter is en waar ze woont. Laat ik volstaan met de mededeling dat ze hard werkt aan haar carrière en hoopt op de grote doorbraak. Aan haar optreden in DBSSW zal het niet liggen. Bij het afscheid deelde ik mede dat onze firma om de vier jaar komt om de mechanische ventilatie na te zien en dat ik bij die eventuele volgende gelegenheid om haar handtekening zal vragen omdat de grote doorbraak dan inmiddels ongetwijfeld heeft plaatsgevonden. Ze lachte me vriendelijk toe. En ik had nog steeds niets in de gaten. Cultuurbarbaar.

zondag 2 april 2017

Jeugdliefde

Het stel zit tegenover elkaar. Zij zit op de bank. Hij zit in zijn elektrische leunstoel. Een luxe geval. De bediening gaat met tiptoetsen. Het bedieningspaneel zit heel comfortabel in de armleuning verwerkt. Een compleet opvouwbaar hemelbed volgens meneer. Een duur ding maar volgens de eigenaar kan je je geld maar een keer uitgeven en dan moet het ook maar in een keer goed. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De stemming is bedrukt. Op het aanrecht staan drie kopjes klaar. De buurvrouw komt koffie drinken. De monteur moet ook een bakkie meedoen. Een vierde kopje wordt klaar gezet. Ik mag in de grote stoel naast meneer. Buurvrouw komt naast mevrouw op de bank. We zitten elkaar een tijdje zwijgend aan te kijken. Het is drie uur. “Rotkanker”, zegt meneer, “Het is weer terug. Ben er een jaar af geweest. Nu is het er weer. We zouden naar Gran Canaria. Dat hebben we eerst maar afgezegd. Eerst maar eens zien hoe dit verder gaat. Deden ze niet moeilijk over, maar we hadden dan ook een annuleringsverzekering”. 
We krijgen een honingkoekje bij de koffie. Een keihard ding van 3 bij 6 centimeter en ongeveer een halve centimeter dik. Ik snap niet dat in zo’n klein koekje nog calorieën zitten maar dat zal wel zo zijn. Dat wordt dan alweer de derde zonde van vandaag. Vanmorgen kreeg ik op het eerste adres een plak Groninger Koek. Ze had het al voor me klaar gezet en bovendien was het een aardig mens. Dan kan je toch niet meer weigeren? Later die ochtend deed een zeer oud breekbaar mannetje per ongeluk suiker en melk in mijn koffie. Vies, maar ik heb er maar niks van gezegd want het ging allemaal al moeizaam genoeg.
Meneer komt duidelijk niet van hier. Mevrouw en de buurvrouw wel. Die gaan in het Gronings met elkaar. Meneer is geboren in Utrecht maar hij verstaat het wel want hij woont al vanaf 1967 in de provincie Groningen. Dat maakt mij nieuwsgierig en stukje bij beetje komt het verhaal er uit.

“Van Utrecht weet ik niks want mijn ouders trokken naar Hilversum. Toen moest mijn vader in de oorlog in Duitsland werken. Ruhrgebied. Hij kwam niet terug. Vermist. Moeder hertrouwde met een boer uit Kortenhoef. Daar ben ik opgegroeid. Was ik plotseling boerenzoon. Dat was hard werken. Mijn moeder had een zus, mijn tante, in Warffum. Ook een boeren gezin. In de zomer mocht ik een week naar Warffum. Daar hoefde ik niet te werken van mijn oom. Dan was ik echt vrij. Op een keer was er kermis in Warffum. Dat ging wel even anders dan nu. De kermisklanten kwamen vroeger per schip. Het hele kanaal lag vol met oude pramen en schuiten van de kermis. Ook gingen we vaak naar het zwembad. Op een keer zat er achter het loket een jonge meid. Ik was toen vijftien. We keken elkaar aan en we wisten allebei dat het raak was. Liefde op het eerste gezicht. Het bestaat echt. Ik had haar nog nooit eerder gezien. Een blik door het raampje en pats! Verkocht. Andersom net zo. Vanaf toen ging ik zo vaak ik kon naar Warffum. Vijf uur met de trein. Vier keer overstappen. Als ik eindelijk op het station in Groningen was zag ik zwart van de roet en stonk naar rook. Heel gewoon in die tijd. Iedereen stonk naar rook. En dan was ik er nog niet want dan moest ik nog naar Warffum. Maar het was een harde tijd. En we waren nog zo jong. Uiteindelijk trouwde ze met een vent uit het dorp. Ik ging immers altijd weer terug. Het kon niks worden, de afstand was te groot. Hoewel ik later zelf met mijn vrouw naar Groningen verhuisde heb ik haar nooit meer gezien. Ik reed wel eens door Warffum maar zag haar nooit. Daar woonde ze toen al lang niet meer maar dat kon ik natuurlijk niet weten. 44 jaar hebben we elkaar niet meer gezien of gesproken. Zo ging dat in die tijd. Toen mijn vrouw overleed in 1996 kwam er familie over uit Warffum. Die kenden mijn jeugdliefde. Uiteindelijk vond ik haar terug in Loppersum. Eerst bellen natuurlijk. Het bleek dat haar man in hetzelfde jaar was overleden. Het was winter, het sneeuwde verschrikkelijk. Ik durfde haast niet met de auto de weg op. Maar zij zei het is nu of nooit jongen, als je wat wil moet je nou komen want ik wacht niet nog eens 44 jaar op je. Dus ik in de auto. Tomtom bestond nog niet. Ik kende heg noch steg in Loppersum en ik zag geen hand voor ogen door die rotsneeuw. Uiteindelijk heb ik bij een willekeurig huis aangebeld. Ja, wat moest ik. Pure wanhoop. Ik was ten einde raad, bang haar weer te verliezen hoewel ik haar 44 jaar niet had gezien. Die mensen kregen medelijden. Ze vroegen bij wie ik moest zijn. Bleek ze er tegenover te wonen. Ik had zonder het te weten pal voor haar deur geparkeerd! Ik ben die avond niet meer naar huis gegaan. Ik was 59 en zij was 58. En het was meteen als toen in 1952. Meteen weer smoorverliefd en we hebben elkaar geloof ik drie dagen niet meer los gelaten….”.
Ik kijk naar mevrouw tegenover me op de bank. Ze glimlacht met tranen in haar ogen. “Je kon immers ook niet terug door de sneeuw………….”.

Volgens buurvrouw konden ze wel op televisie. Opsporing verzocht. Nee, het heet anders, met die Robert van de Brink. Nee, die heet anders, Robert ten Brink. Ja, die was het. Memories. Memories heet dat op televisie waar ze wel in konden. Oh nee, dat is met Anita Witzier. Maar dat wil meneer niet: “Geen polonaise aan mijn lijf.” En dan: “Rotkanker.”