In de
heerlijkheid Westerwolde, daar waar de Runde vanaf het Bargerveen komende
uitmondt in de Ruiten Aa, ligt op een zandplaat, verscholen in de bossen, het
Klooster Ter Apel. Het is augustus 1594.
Johannes Emmen zit in de Priorkamer en slaat met zijn vuist op tafel.
“Ik ben
Prior Johannes Emmen! Ik doe hier Gods werk en gehoorzaam alleen aan de Paus!”
Johannes
kijkt de edelman strak aan maar moet uiteindelijk zijn blik neerslaan. Hij is
nou eenmaal prior en geen krijgsheer.
“Luister
Johannes, Rome is ver weg en het leger van Oranje ligt hier vlakbij in ‘t veld.
Westerwolde en het Klooster vallen vanaf nu onder Gronings bestuur. Neem gerust
een pakezel en zoveel je dragen kunt en begeef je op weg naar het zuiden. Maar
kijk niet vreemd op als je onderweg wordt opgehangen door een stel Lutherse
huurlingen. Die zijn de brandstapels van de Spanjaarden nog niet vergeten en
zullen hun woede met liefde op jou botvieren. Allemaal in Gods naam
natuurlijk….”.
Johannes
ziet de redelijkheid van het argument in. Vorige maand is Groningen namelijk gevallen
en Maurits van Oranje en zijn leger hebben de stad ingelijfd bij de Republiek. Destijds,
bij de beeldenstorm in Holland, zou er sprake zijn geweest van brandstichtingen
en lynchpartijen door woedende menigten. Je kan niet weten hoe de Westerwoldse
bevolking op de Reductie reageert.
“Je ligt
goed bij de plaatselijke bevolking. We kunnen hier geen opstand gebruiken. Jij
kan het volk rustig houden, maar niet meer als pastor…..”.
Johannes
kijkt de edelman vragend aan: “Waar wil je naar toe?”.
“Het volk,
ook al zijn ze dan nu min of meer vrijwillig Nederlands Hervormd, heeft een
herder nodig en jij bent een goede herder. Je gebruikt dezelfde kerk en je
blijft lekker hier in het klooster wonen. En zondags spreek je dezelfde
parochianen vaderlijk toe. Alleen vanaf nu met een andere muts op. Die pij kan
echt niet meer. De broeders moeten ook weg, ook die jonge novices die af en toe
bij jouw op de kamer slapen…..trouw desnoods een weduwe met een dienstmeid. En
over de landerijen heb je ook niks meer te zeggen. In ruil daarvoor blijf je
leven. Het is jouw keuze Johannes, de weg naar Rome is lang en vol ontberingen…….”.
Johannes
Emmen moet er even over nadenken. Hij levert nogal wat in. De handel in aflaten
en relikwieën ligt nou natuurlijk compleet op zijn gat. Maar aan de andere
kant, een strop om de nek is ook niet alles. En wat zou Rome er wel niet van
denken? Hoewel, die kregen van de opbrengst van de aflaten ook nooit iets te
zien. Wat niet weet wat niet deert. Die Groninger heeft gelijk, Rome is ver weg
en de Oranjes zitten stevig in het zadel. De Lieve Heer zal het hem wel
vergeven, het is toch meer iets van oude wijn in nieuwe zakken. En had hij laatst niet een weduwe in goeden doen in de biechtstoel? En als hij de
boomgaard en wat vee mocht houden…..en het klooster als logement voor reizigers
brengt ook nog wel wat op……vooral als die Groninger blaaskaak straks weer weg
is…….
“Ik doe
het!”, roept Johannes, “Ik wordt de eerste Hervormde Predikant in Ter Apel!”