Het echtpaar deed samen open. Ze hielden elkaar stevig vast.
Als een verliefd stel dat na de eerste tongzoen had besloten elkaar nooit meer
los te laten. Ze waren opmerkelijk fit. Hij 84 en zij 82. Heldere ogen, soepele
bewegingen en behoorlijk ad rem. Gelukkigerwijs hadden ze een goed gevoel voor
humor en al na korte tijd waren de kwinkslagen niet van de lucht. Terwijl ik
hun kwetsbare interieur vermorzelde onder een vrachtwagenlading aan gereedschap
en andere benodigdheden kwebbelden ze opgewekt verder. Geen moment weken ze van
elkaars zijde. Uiteraard was er koffie. Er waren koetjes en kalfjes,
gemeenplaatsen en dooddoeners. Een enkele serieuze opmerking werd onmiddellijk
weer gerelativeerd. Het was grappen-en-grollen dag en dan begin je niet over de
eindigheid van ons bestaan, om maar eens iets te zeggen. Bij het afscheid stak
ik quasi streng mijn wijsvinger op en zei: “Ik verwacht u hier over vier jaar
in goede gezondheid aan te treffen!” Meestal hoor ik dan iets van ‘dat moeten
we eerst nog maar eens zien’ maar dit stel zei onmiddellijk: “Doen we!”
Vandaag is het vier jaar later. Ze doen nog steeds samen
open. Het elkaar vasthouden heeft plaatsgemaakt voor elkaar overeind houden. Ik
herken ze onmiddellijk, zij mij niet. De ogen staan flets. Grijs en
terneergeslagen. De bewegingen stijf en houterig. De vier gehoorapparaten op de
magere koppies verschaft het stel een surrealistisch uiterlijk. Alsof ze reeds
vergaand zijn gerobotiseerd. Na enige tijd begint er bij hem iets te dagen en komt
er iets van het oude vuur terug. In haar hoofd blijft het leeg en stil. Leunend
op zijn toch ook al niet meer zo sterke schouders schuifelt ze achter hem aan.
Ze lacht wel, maar haar lach is leeg, een echo uit een ver verleden. Het is
vandaag geen grappen-en-grollendag. Ik moet alles drie keer zeggen en
toelichten. De grap is er dan wel af. Hij glimlacht nog wel maar snapt niet
waar ik het over heb. Op enig moment gaat mevrouw aan tafel zitten. Het is
symbolisch voor het naderende einde. Het elkaar eeuwig vasthouden is niet meer
vol te houden. De eeuwigheid maakt plaats voor de reeds zichtbare eindigheid.
Ze kijkt uitdrukkingsloos naar het tafelkleed. Het is nog hetzelfde tafelkleed
als vier jaar geleden. Ik verbeeld me dat ik de koffievlek die ik toen maakte
nu nog kan zien. Uiteindelijk brengt meneer me naar de deur. Ik heb ik de
afgelopen vier jaar in totaal twee uur deel uitgemaakt van hun leven, krap aan
180 jaar menselijke historie waarvan krap aan twee uur met Denap. “Tot over
vier jaar….” probeer ik nog. Hij schudt zijn hoofd. We kijken elkaar aan en zeggen niets. Een kort
knikje geeft aan dat de boodschap helder is. Hij weet het en hij weet dat ik
het weet. Ik pak mijn spullen en loop de galerij op. Ik draai me niet meer om. Achter
me klikt de deur zachtjes in het slot. Over vier jaar is alles anders.