Het standpunt van de schilder bevind zich schuin boven het
dak. Alsof de schilder vanaf een elektriciteitsmast naar beneden kijkt. De
kleur van de muren is donkerrood, paars bijna. Het gras en de bladeren aan de
bomen zijn van hetzelfde heldere groen. De lucht is strakblauw. Er is geen
contrast tussen lichte en donkere plekken en van schaduw is geen sprake. Alle
voegen zijn ingetekend in helder grijs. De bakstenen zijn veel te groot, de
voegen veel te dik. De toeschouwer kijkt tussen de bomen op de voorgrond door
naar het huisje. Daardoor lijkt het net alsof het huisje op een punt
balanceert, als betrof het een kubuswoning van Piet Blom. De bomen lijken vlak
voor het huisje te staan en toch belemmert geen van de bomen het zicht op het
huisje. Daardoor lijkt het huisje veel te klein in verhouding tot de rest van
het schilderij. De schilder had kennelijk moeite met het vinden van het
perspectief, het bepalen van de verhoudingen en met het mengen van de kleuren. Het
werk is wel gesigneerd. Ik denk dat de schilder het uit het hoofd heeft
gemaakt, zonder foto of voorbeeld. Gewoon zoals het hem voor de geest stond.
Maar wie ben ik om er iets van te zeggen?
Het schilderijtje hangt aan de muur in de gang van het
appartement op de eerste verdieping. Over het algemeen hebben ouderen teveel
spullen. Die vulden de schier oneindige ruimtes van de oude vertrouwde
vrijstaande woning. Komt men ter bezichtiging naar een seniorencomplex met een
atrium dan lijkt zo’n appartement nog heel wat. Zodra het bankstel en het
wandmeubel op hun plek staan zie je de beperkingen. De beschikbare wandruimte
heeft net genoeg plaats voor de onvermijdelijke foto’s van kinderen,
aangetrouwden en kleinkinderen. Een enkele overleden dierbare past er nog wel
bij. Maar voor erg veel kunst is er geen plaats. Amateurkunst wordt bewaard
vanwege de herinneringen die aan een object kleven of uit piëteit met de
kunstenaar. Wat niet in de kamer past komt in de gang aan de muur. Wat daar ook
niet past maar wat men desondanks niet kwijt wil komt op de galerij aan de muur.
De rest gaat onvermijdelijk naar de kringloop. Het huisje op het schilderij is
het huisje waar een overleden dierbare in de eerste lijn nog heeft gewoond.
Heel lang geleden. De schilder was in de verte ook nog familie. Hij moest tante
zeggen tegen iemand die in de verte ook nog familie was. Het huisje stond in
een gehucht in Westerwolde, niet ver van de plaats waar het seniorencomplex
staat.
Op de derde verdieping valt mijn oog op een schilderijtje
van een huisje. Hier hangt het op de galerij aan de muur. Het voorportaal van
de kringloop. Gelukkig heeft een seniorencomplex met atrium veel galerijmuur.
Je kunt er amateurkunst van vele generaties op kwijt. Maar er zijn te weinig
seniorencomplexen zodat veel kunst alsnog in de kringloop verdwijnt. Ik zet
mijn leesbril er bij op. Het is een schilderij, geen drukwerk. De
overeenkomsten met het werk op de eerste verdieping zijn overduidelijk. Het is
hetzelfde huisje en dezelfde schilder. Aan het werk kent men de meester. Dit
schilderijtje is niet gesigneerd. Je kunt als kunstschilder niet aan de gang
blijven met dat gesigneer, moet de kunstenaar gedacht hebben. Misschien vond de
schilder oude huisjes in gehuchten een heel mooi onderwerp om te schilderen en
lijken dit soort huisjes in Westerwolde gewoon allemaal op elkaar. Of was er
een andere inmiddels overleden dierbare die ook eenzelfde schilderij van de
ouderlijke woning wilde. We zullen het nooit weten. De eigenaar wilde het eerst
wegdoen. Maar ach, het was een link naar het verleden. Het was, hoe verrassend,
het huisje van een overleden dierbare in de eerste lijn. De schilder schijnt
ook nog familie te zijn geweest. Maar dat wist hij niet zeker. Het huisje moet
hier in de buurt hebben gestaan, waar precies wist hij niet meer. Ik vroeg of
hij soms familie heeft hier in de flat. Dat bleek niet het geval te zijn. Daar
heb ik het maar bij gelaten. Wie ben ik om er wat van te zeggen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten