Amper een maand eerder was Paul Haaskamp een vrije jongen
die het verdomde om voor de moffen te werken. Tot de razzia. Op het bureau
blijkt al gauw dat hij zich niet heeft gemeld voor de arbeidsdienst. Na vijf
dagen cel gaat Paul op transport naar Duitsland.
Het is een warm gezin, vader en moeder met 6 kinderen. Twee
zonen dienen aan het oostfront. De oorlog is ver weg, op het Duitse platteland
gaat het leven zijn gewone gang. Af en toe komen de jongens een paar dagen met
verlof. Dan spelen ze schaak met de Hollander. Paul leert dat niet alle Duitsers
slecht zijn maar net zo goed slachtoffer van het regime. Op een avond verzamelt
jongste dochter Maria al haar moed en neemt met het schaakbord in haar handen plaats
tegenover Paul aan de keukentafel. Of hij haar ook wel wil leren schaken. En
geschaakt wordt er. Maar de ogenschijnlijke idylle is broos. Onvermijdelijk
komt het moment waarop in de verte het gebulder van de geallieerde artillerie
te horen is. Een voltreffer maakt het oude vakwerkhuis met de grond gelijk. Het
berooide gezin vind onderdak in de ruïne van het oude klooster. Uiteindelijk
lukt het om achter de geallieerde linies te komen. De zoons keren niet terug
uit Stalingrad. Paul gaat terug naar
Holland. Hij is vrij en het verlangen naar thuis is nu even sterker dan Maria.
Bart Haaskamp loopt rond het oude klooster waar zijn ouders met opa en oma Muller schuilden voor de bommen en staat op het erf waar het
oude vakwerkhuis heeft gestaan. Met zijn ogen dicht ziet, hoort en ruikt hij de
verhalen van vroeger. Duizend keer heeft hij de verhalen gehoord. Ze staan als
een dvd in zijn geheugen gebrand. Op een koperen plaquette leest hij de namen
van de beide ooms die hij nooit heeft gehad. Hij voelt een hand op zijn arm.
Mamma. Kom, pappa zit al in de auto. Zestig jaar getrouwd. Zestig gouden bladzijden
maar met zwarte randjes. Ze kijken stilletjes voor zich uit. De kanonnen
zwijgen maar de oorlog woedt nog genadeloos voort in deze twee oude mensen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten