zondag 30 juni 2013

Mummelende besjes

In de weken dat ik in het seniorencomplex aan het werk ben zie ik de man van nummer 41 veelvuldig over de galerijen schuifelen. Meestal heeft hij iets in zijn hand, een handvegertje of een gietertje of een ander huishoudelijk voorwerp. Niet dat hij het ergens druk mee heeft hoor, het is eigenlijk gewoon om maar iets in zijn hand te hebben, als excuus om over de galerijen te schuifelen. In het complex wonen voornamelijk vrouwen. Hun mannen zijn reeds lang geleden overleden, toen ze nog werkten of toen ze net met pensioen waren. In dergelijke woongemeenschappen wordt pijnlijk duidelijk wie er nou eigenlijk het zwakke geslacht zijn. Op zijn trektochten door het seniorencomplex maakt hij veelvuldig praatjes met zachtjes mummelende besjes. Besjes brengen, per twee of in groepjes bijeen, een zacht mummelend geluid voort, met af en toe een uitschieter omhoog van wel twee octaven. Ze mummelen door en langs elkaar heen en er is voor een man geen touw aan vast te knopen. Maar het schenkt hen zelf kennelijk veel voldoening want ze kunnen er uren mee doorgaan.

Onvermijdelijk komt het moment waarop ik bij nummer 41 aanbel. Inmiddels kennen we elkaar want als er eens geen mummelend besje beschikbaar was sprak hij mij wel eens aan. Tot mijn verrassing is er een vrouw in huis. Ze is door ziekte en gebrekkigheid aan haar stoel gekluisterd. Haar stembanden doen het echter nog prima. Ze zal verbitterd zijn of misschien heeft ze gewoon een moeilijk karakter, maar vanaf haar troon blaft ze met schelle stem commando’s en venijnige opmerkingen door het appartement. Ze treffen de man pijnlijk en het lijkt alsof hij telkens iets ineen krimpt. Mijn vooroordeel over de man is dan inmiddels al veranderd van zeurkous tot meelijwekkend. Tegen mij roept ze niet rechtstreeks maar via haar man.
Zij, fel: “Ga die man eens vragen of hij er een erge bende van maakt in huis!”
Ik, ad rem: “Dat valt wel mee mevrouw en ik ruim het ook allemaal weer op.”
Hij, timide: “…eh..….maak je veel rommel?......”
Ik had voor mijn beurt gepraat. Onze blikken kruisen elkaar en hij heeft het zichtbaar moeilijk. Even ben ik bang dat hij zal breken en zich snikkend in mijn armen zal storten maar hij houdt het gelukkig  droog.
Hij, timide: “…..ik denk dat het wel meevalt, lieve…..”
Zij, nog feller: “Ja, he-he, dat zegt ‘ie net! Ik ben niet doof!”
Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat ik me uit de situatie kan redden door aan het werk te gaan. Maar meneer kan geen kant op en ligt zwaar onder vuur.


Ik heb nog niet bij de volgende woning aangebeld of achter mij gaat de deur van 41 open. Ik kijk hem even na hoe hij met afhangende schouders als een geslagen hond over de galerij schuifelt. Hij draagt zowel het vegertje als ook het gietertje. Alsof hij van plan is om deze keer extra lang weg te blijven. Op zoek naar troost bij zacht mummelende besjes. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten