Haar landgoed was 50 vierkante meter groot. Inclusief
bebouwing. In de tuin deelden de poepdoos en het kolenhok hetzelfde dak. Zes
stoeptegels deden dienst als tuinpad. Haalde je drie tegels weg dan was dat het
grasveld. Het was het derde huis in een rijtje van vier. Op de hoek stond een
woon-winkelpand welke dienst deed als café. De woning was zo groot als een
ansichtkaart met beneden de kamer, de keuken en de hal met trapopgang. Boven
was een slaapkamer. Op de overloop stond een ladder die naar de gezamenlijke
zolder leidde. Het blok vormde de nieuwbouwwijk, de rest van het dorp bestond
uit vrijstaande huisjes, winkeltjes, boerderijen, een molen en een smederij. De
straat was net breed genoeg voor een paard en wagen.
Ze verdiende de kost door deur aan deur thee te verkopen aan
de rijke lui die in landhuizen en villa’s in de wijde omtrek woonden. Hieraan
had ze ook haar bijnaam te danken, Dirkie Thee.
Ze had een transportfiets met voorop een rieten mand. Zes dagen in de
week fietste ze tientallen kilometers per dag. In de zomermaanden verhuurde ze
haar slaapkamer aan toeristen. Dat waren gegoede burgers en middenstanders uit
de stad die drie dagen per jaar op vakantie gingen op het platteland. Als ze
gasten had sliep ze zelf op zolder. Ooit had ze omgang met een dagloner die in
een hutje op de hei woonde. Klinkt romantisch maar was het niet. Het was een
hut van plaggen, een paar planken en dikke takken. Een handvol bakstenen vormde
de vuurplaats. Ze zijn een maand verloofd geweest. Het huwelijk ging niet door
want op een kwade dag vatte het hutje vlam. Een kist was niet meer nodig.
Enkele verkoolde resten werden in een kruiwagen naar het kerkhof gebracht en
daar in een hoek begraven. De koster maakte van latten een kruis en schreef
daarop de naam waaronder hij in het dorp bekend stond, Jan Bedstro. Niemand
heeft ooit zijn echte naam geweten en Dirkie heeft het nooit meer over hem
gehad.
Op een late zaterdagmiddag stopt er voor haar deur een
rijtuig. De koetsier springt van de bok en houdt het deurtje open voor een
deftige doch kwieke heer met een hoge hoed. Hij is nauwelijks binnen of de
buren horen een hoge gil, een geruststellende bariton en later hard lachen.
Daarna is het een hele tijd stil. Uiteindelijk komt de man weer naar buiten.
Hij heeft een rood hoofd, de hoed in de hand en ziet er verfomfaaid uit. Dirkie
staat in de deuropening met een deken om en loshangend haar. Er speelt een vage
glimlach om haar mond. Als de dorpelingen de volgende morgen naar de kerk gaan
zien ze dat de gordijnen bij Dirkie nog dicht zijn. Ze slaan er verder geen
acht op. Als ze na de kerk terugkomen staat het huis van Dirkie leeg, geen
gordijnen meer, geen meubels meer, niets. De deur is op slot en de
transportfiets is ook weg. Niemand heeft ooit nog iets van Dirkie gehoord.
Er wordt wel eens verteld dat op de plek waar nu Theehuis
“Het Mandje” staat vroeger een plaggenhut stond. In het hoekje onder de
treurwilg op het oude kerkhof groeit een bijzonder plantje, Galium Odoratum,
ook wel Asperula Odorata genoemd. Er zou een verband bestaan tussen die twee
plekken maar het fijne ervan weet niemand. Het theehuis heeft een nieuwe soort
op de kaart staan, Bedstro-thee. Een bijzonder drankje.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten