Een theist is iemand die in god(-en) geloofd en een atheïst is iemand die dat niet doet. Punt. Meer is er niet. Dat het woord atheïst voor velen een negatieve lading heeft komt omdat de kerken allerlei foute eigenschappen aan atheïsten toebedelen. Stemmingmakerij, bedoeld om zieltjes te winnen.
Atheïsme is geen geloof, evenals het niet verzamelen van postzegels geen hobby is. Atheïsten kunnen zich groeperen in een politieke partij, of in een verbond. Daarmee is het geen religie of sekte. Vakbonden en politieke partijen zijn ook geen religies en sektes. Een atheïst wint geen zieltjes en wordt er niet beter van als er meer atheïsten bij komen. Een atheïst heeft geen belang bij wat jij vindt of gelooft en wil je ook niet overtuigen van zijn gelijk. Hij eist alleen voor zichzelf het recht op om niet te geloven wat jij gelooft. Daarnaast zijn er nog agnosten en ietsisten. Een agnost is iemand die het bestaan van god in het midden laat, hij weet het niet en dus kan hij het niet met zekerheid zeggen. Een ietsist is iemand die weliswaar ver af staat van de bijbelse leer maar gelooft dat er meer moet zijn tussen hemel en aarde, dat er ‘iets’ is. Voor mij persoonlijk zijn agnosten en ietsisten gewoon bang om als atheïst uit de kast te komen.
Religie is aannemen, aanvaarden en berusten. Twijfel is zinloos want god heeft per definitie gelijk. Gods wegen zijn immers ondoorgrondelijk. Twijfel is zelfs gevaarlijk want als god er achter komt dat je twijfelt kan je zomaar in de hel belanden als je dood bent. Religie is gebaseerd op angst. Religie dient niet god, maar enkel en alleen het voortbestaan van het instituut kerk. Er zijn vele omschrijvingen van het begrip ‘god’, en er zijn evenzovele varianten daarop die 1 op 1 inwisselbaar zijn met het begrip ‘geloof’. Je kunt geloven in het goede van de mens, of god zien in de schoonheid van de natuur, of geloven dat er toch meer moet zijn tussen hemel en aarde, of welke andere persoonlijke interpretatie je ook maar kunt bedenken. Al deze persoonlijke interpretaties zijn dwalingen want er is vrij duidelijk beschreven wie god is, wat hij kan en wat hij gedaan heeft. Ons godsbeeld is gebaseerd op de Abrahamistische god die ten grondslag ligt aan zowel het Jodendom, Christendom en de Islam. Abraham is een personage die voorkomt in zowel de Tenach, de Bijbel en de Koran. Vader Abraham is eigenlijk de stamvader van alle gelovigen. Volgens de Joden moet de ware Jacob nog komen, volgens de Christenen was Jezus de verlosser en volgens de Moslims was Mohammed de enig ware profeet. Drie variaties op één thema. Maar allemaal hebben ze het over één en dezelfde god.
Er zijn in de oudheid vele goden in omloop geweest. Tegenwoordig noemen we dat mythologieën. De Egyptische, Griekse en Romeinse goden werden aanbeden en vereerd en waren voor de gelovigen van toen net zo reëel als de Abrahamistische god dat nu voor ons is. Eigenlijk zijn we dus allemaal atheïst, voor wat betreft de vroegere goden, alleen ga ik gewoon één god verder.
dinsdag 26 juni 2012
donderdag 7 juni 2012
Veendam, mei 2012.
Mevrouw loopt over het voetpad. Molenstreek, landskant, langs de grote parkeerplaats en de vier flatgebouwen richting centrum. In haar rechterhand een wandelstok en in de linkerhand een draagtas van de Aldi. Ze loopt iets voorovergebogen, zwaar leunend op de stok. Haar bovenlijf helt om beurten gevaarlijk ver naar links en rechts over bij iedere stap. Haar benen zijn zichtbaar vanaf het brede deel van de kuit vanwaar ze in een vrijwel rechte lijn doorlopen naar beneden, tot vlak boven de zwarte schoen met hakje, waarin ze met een scherpe bocht verdwijnen. Het zichtbare deel van haar benen vertoont nylon steunkousen in de bekende kleur. Boven de kuit is een strook jurk te zien, geen echte bloemetjesjurk maar wel veelkleurig, blauw-paarsachtig, met blokjes en streepjes, alsof de ontwerper van de stof abstracte bloemetjes wilde tekenen maar zich op het laatste moment bedacht en er toen maar rechthoeken van gemaakt heeft. De rest van haar omvangrijke lichaam wordt omsloten door een halflange jas zonder ceintuur, in een kleur die het midden houdt tussen mintgroen en turquoise, een kleur die vermoedelijk alleen is voorbehouden voor regenjassen voor dames van haar generatie. Als ik me in het openbaar zou vertonen in een jas met die kleur zou iedereen me bespotten maar deze dame staat het prima. Het grootste deel van haar grijze permanent is bedekt met een transparant plastic regenkapje. Hoewel ze wat zwaar ademt vertoont haar gezicht geen tekenen van pijn of zorgen. Een neutrale, heldere blik. Ze kijkt aandachtig waar ze loopt. Voorwaar geen overbodige voorzorgsmaatregel gezien haar moeizame tred.
Vanuit tegenovergestelde richting komt een magere jongeman op een damesfiets. Spijkerbroek, gympen, grijs fleecevest met capuchon. Capuchon op en rits dicht. Hij is veel ouder dan zijn klederdracht zou doen vermoeden. Op zijn vaalbleke ingevallen gezicht zijn vlasachtige stoppels te zien. Het is vermoedelijk niet de uitvinder van het buskruit. Een eind verderop in de straat is een coffeeshop gevestigd. De fiets is een model van minstens 30 jaar oud. Iemand is 30 jaar geleden heel trots geweest op haar fonkelnieuwe Union die ze samen met haar man op de afgesproken dag afhaalde bij de rijwielhandelaar. De vrouw was, zo blij met haar nieuwe fiets, in een zeldzaam uitgelaten bui geweest en de man had later de nacht van zijn leven gehad. Nu is het ooit zo fiere stalen ros door de overjarige puber ontdaan van alle overbodig geachte onderdelen.
De dame met de stok en de jongeman op de fiets passeren elkaar rakelings. Of nee! De linker trapper raakt de Aldi-tas! De tas maakt een zwieper maar blijft heel en de mint-turquoise regenjas blijft gelukkig overeind. Dat ging nog maar net goed. De dame draait zich om, kwieker als ik voor mogelijk had gehouden, en roept de Union-coureur na. Maar tot haar grote schrik remt de jongeman en springt van zijn fiets. Met vier, vijf grote passen is hij de vrouw tot op anderhalve meter genaderd. Ondertussen heeft hij met zijn rechterhand een soort graaigebaar gemaakt, beginnend ter hoogte van zijn rechter schouder en eindigend voor zijn linker heup, waarbij zijn pink en wijsvinger gestrekt zijn en zijn duim de nagels van middel- en ringvinger beroert. Zijn capuchon is nu af en maakt zo zijn donkerblonde vette piekharen zichtbaar. Hij dient de vrouw van repliek maar wordt niet handtastelijk. De vetkuif staat geen moment stil, wiebelend op zijn gympen, zwaaiend met zijn armen. Zijn handen tot vuisten samengetrokken, maar niet echt strak gebald, waarbij nu alleen de middelvingers gestrekt zijn. Aan het schudden van het plastic regenkapje te zien bijt mevrouw flink van zich af. Een grijze lok heeft zich losgemaakt van het permanent en wipt vinnig op en neer, haar kanonnade krachtig ondersteunend. Uiteindelijk maakt het grijze fleecevest een laatste halfslachtig wegwerpgebaar en draait zich om, raapt zijn fiets op en gaat zijns weegs. Het regenkapje kijkt hem een seconde na en dan vervolgt ook zij haar weg. Het hele voorval duurde niet veel langer dan de tijd die u nodig had om dit verslag te lezen. Als ze voor mijn auto langsloopt hoor ik door het open raam nog net wat ze hoofdschuddend tegen zich zelf zegt:
“………’t Kon mien eigen olle fietse nog wel wezen……! Rapallie…..!“.
Vanuit tegenovergestelde richting komt een magere jongeman op een damesfiets. Spijkerbroek, gympen, grijs fleecevest met capuchon. Capuchon op en rits dicht. Hij is veel ouder dan zijn klederdracht zou doen vermoeden. Op zijn vaalbleke ingevallen gezicht zijn vlasachtige stoppels te zien. Het is vermoedelijk niet de uitvinder van het buskruit. Een eind verderop in de straat is een coffeeshop gevestigd. De fiets is een model van minstens 30 jaar oud. Iemand is 30 jaar geleden heel trots geweest op haar fonkelnieuwe Union die ze samen met haar man op de afgesproken dag afhaalde bij de rijwielhandelaar. De vrouw was, zo blij met haar nieuwe fiets, in een zeldzaam uitgelaten bui geweest en de man had later de nacht van zijn leven gehad. Nu is het ooit zo fiere stalen ros door de overjarige puber ontdaan van alle overbodig geachte onderdelen.
De dame met de stok en de jongeman op de fiets passeren elkaar rakelings. Of nee! De linker trapper raakt de Aldi-tas! De tas maakt een zwieper maar blijft heel en de mint-turquoise regenjas blijft gelukkig overeind. Dat ging nog maar net goed. De dame draait zich om, kwieker als ik voor mogelijk had gehouden, en roept de Union-coureur na. Maar tot haar grote schrik remt de jongeman en springt van zijn fiets. Met vier, vijf grote passen is hij de vrouw tot op anderhalve meter genaderd. Ondertussen heeft hij met zijn rechterhand een soort graaigebaar gemaakt, beginnend ter hoogte van zijn rechter schouder en eindigend voor zijn linker heup, waarbij zijn pink en wijsvinger gestrekt zijn en zijn duim de nagels van middel- en ringvinger beroert. Zijn capuchon is nu af en maakt zo zijn donkerblonde vette piekharen zichtbaar. Hij dient de vrouw van repliek maar wordt niet handtastelijk. De vetkuif staat geen moment stil, wiebelend op zijn gympen, zwaaiend met zijn armen. Zijn handen tot vuisten samengetrokken, maar niet echt strak gebald, waarbij nu alleen de middelvingers gestrekt zijn. Aan het schudden van het plastic regenkapje te zien bijt mevrouw flink van zich af. Een grijze lok heeft zich losgemaakt van het permanent en wipt vinnig op en neer, haar kanonnade krachtig ondersteunend. Uiteindelijk maakt het grijze fleecevest een laatste halfslachtig wegwerpgebaar en draait zich om, raapt zijn fiets op en gaat zijns weegs. Het regenkapje kijkt hem een seconde na en dan vervolgt ook zij haar weg. Het hele voorval duurde niet veel langer dan de tijd die u nodig had om dit verslag te lezen. Als ze voor mijn auto langsloopt hoor ik door het open raam nog net wat ze hoofdschuddend tegen zich zelf zegt:
“………’t Kon mien eigen olle fietse nog wel wezen……! Rapallie…..!“.
Abonneren op:
Posts (Atom)