Haar appartement wekte de indruk alsof ze er net was komen
wonen en de helft van de spullen nog moest komen. Toch woonde ze er al elf
jaar. Toen haar man overleed werd haar huis te groot en trok ze hier in. Ik had
de indruk dat haar kinderen bij het leeg halen van het ouderlijk huis iets te
rigoureus hadden opgeruimd. Toch had ze kans gezien haar kamer smaakvol in te
richten. Vroeg jaren zeventig modern, met beige, gebroken wit en ranke
notenhouten meubels. Meestal lijken dit soort flatjes op gestoffeerde
inloopkasten maar hier kon je fatsoenlijk in rolschaatsen.
Aan de muur boven de
eettafel hing een oude zwart-wit foto van een meisje. Een donkerharig kind
poseert statig, zoals dat in die jaren gebruikelijk was, in de studio van de fotograaf.
Deftig jurkje aan, de benen strak naast elkaar, linker arm naast het lichaam,
de rechter hand rust op de leuning van een eenvoudige houten stoel. Op de
achtergrond gedrapeerde velours gordijnen. Het was een foto uit 1916. Het originele
houten lijstje er nog omheen. Het was het zusje van haar vader. Een week na de
opname is het kind overleden. “Het was dus eigenlijk mijn tante…”, vond de
eigenaresse van de notenhouten meubels. Een beetje raar om iemand die bij je
geboorte al bijna 20 jaar dood was tante te noemen, maar okee. De foto had
altijd op een prominente plaats in haar ouderlijk huis gehangen en als kind al
had ze gezegd dat ze die foto later in haar eigen huis wilde hebben. Aldus
geschiedde en zodoende was het portret dan ook in dit appartement beland. Ik
vermoed dat de kinderen bij het weggooien van de andere helft van moeders
spulletjes haar hebben omgekocht met de opmerking: ‘maar tantes foto is er
nog…..’. Ik was zo onder de indruk van het verhaal dat ik toen ik wegging ‘dag
tante’ tegen de foto zei. Stom. Ik kon mezelf wel voor de kop slaan maar
mevrouw vond er niets vreemds aan. “Gebeurt wel meer….”, zei ze. Dat riep bij
mij weer allemaal vragen op maar het leek me verstandiger er niet op te
reageren.
Enige tijd later kwam ik in een andere plaats bij heel
andere mensen eenzelfde soort foto tegen. Het hing in de gang, naast de
schemerlamp boven het telefoontafeltje. Een ander kind, maar de setting was ongeveer
hetzelfde. Ik keek er even snel naar. “1916?”, vroeg ik. “Nou nee, iets later, 1920.”,
zei meneer. “Vroeg overleden zus van mijn schoonvader, dus eigenlijk zou het
mijn vrouw haar tante zijn geweest als ze toen nog geleefd had. Maar ik zeg wel
eens voor de grap ‘dag tante’ als ik langs de foto loop……”. Ik stond perplex.
Meneer deed alsof het de normaalste zaak van de wereld was. Ik volstond met:
“Mooie foto….”, en deed er verder wijselijk het zwijgen toe.
Begin twintigste eeuw kwam kindersterfte veel voor. Geheid
dat die kinderen broertjes en zusjes hadden die bleven leven en later zelf
kinderen kregen. En niet onwaarschijnlijk dat er foto’s van de overleden
kinderen als warme herinnering werden bewaard. Maar om nou ‘dag tante’ tegen
een oude foto te zeggen vind ik wel een beetje apart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten