maandag 23 december 2013

Schuldloos gescheiden……

In het grote gebouw met aanleunwoningen viel haar verschijning niet in positieve zin op. Toch keek ze verrassend kwiek uit haar ogen. Mensen van haar leeftijd die naar een aanleunwoning verhuizen hebben vaak een wat gelaten, berustende blik. Dan laten ze een vrijstaande woning achter met een grote tuin waar ze het grootste deel van hun leven gewoond hebben. Tot ver na de pensioengerechtigde leeftijd hadden ze alles nog zelf gedaan en dan komt de tand des tijds toch nog onverwacht aan de voordeur knagen. Maar bij deze dame niet. Ze zag er weliswaar breekbaar uit, alsof ze zojuist als door een wonder uit een rolstoel was opgestaan, maar ze keek me aan met een blik van ‘nog even de wasmachine naar boven tillen en dan eerst koffie’.

Ze woonde er nog niet zo lang. In de anderhalve minuut na mijn entree had ze al drie keer laten vallen dat ze ‘een moeilijke tijd achter de rug had’, waarna ze een seconde stilte liet vallen en mij verwachtingsvol aankeek. De hint was duidelijk, ze wilde alles vertellen over de moeilijke tijd maar ik moest er eerst om vragen. Voorzichtig probeerde ik het met: “Heeft u altijd hier in het dorp gewoond ..…?”. Dat was voldoende. Er volgde een lang relaas over haar man, waarbij ze af en toe diep moest zuchten. Het was duidelijk dat het een vent van niks was, die man van haar. Ik nam onwillekeurig aan dat ze pas weduwe was geworden en dat het schelden op haar man bij het verwerkingsproces hoorde.  Achteraf had ze het 30 jaar eerder moeten doen, zei ze. Dertig jaar eerder…..? Probeerde ze me nou wijs te maken dat ze pas was gescheiden? Dat bleek inderdaad het geval. Na 47 jaar huwelijk was de koek op. Ze waren bij elkaar gebleven voor de kinderen. De jongste was nu 40 jaar. Op die leeftijd moeten ze oud genoeg worden geacht de schok van een gezinsbreuk te weerstaan, vond ze. Ik vroeg me in stilte af of de zoon nog bij zijn ouders had gewoond of misschien inmiddels zelf alweer gescheiden was, maar iets aan de hele situatie maakte dat ik vond dat ik maar beter niet te veel moest zeggen. Het was haar waarheid en enige vorm van nuance paste daar niet bij.

Inmiddels had ik mijn werk in het appartement er op zitten. Blij toe. Ik had genoeg gehoord. Slechts een klein detail miste nog om het plaatje compleet te maken. Ik wilde dolgraag weten wat de reden van de scheiding was geweest maar daar kon ik natuurlijk niet naar vragen. Maar het toeval bewees me een goede dienst. Ik maakte een opmerking over het interieur, om de aandacht even van het huwelijksdrama af te halen, zodat het makkelijker is om op te stappen. Ze vertelde dat ze niet vaak in het appartement was omdat ze veel bij haar vriend verbleef. Ik moet haar erg schaapachtig hebben aangekeken. “Tja…..”, zei ze, “….het was niet de bedoeling dat mijn man er achter kwam…..maar ja…..het moest wel een keer mis gaan…..”

vrijdag 20 december 2013

De evangelist

Hun huis is op alle mogelijke en onmogelijke plekken behangen met uitgeknipte en ingelijste bijbelspreuken en psalmregels. Een vroom stel. Siebe en Martha zijn van huis uit christelijk gereformeerd maar gaandeweg kregen ze het gevoel dat ze iets misten. Er moest meer zijn. Binnen de eigen gemeente kwamen ze niet verder en via een tip kwamen ze in contact met een dominee die was gespecialiseerd in Bijbelstudie. Gedurende drie maanden kwam de dominee een keer per week bij Siebe en Martha thuis. Aan het eind van die periode gebeurde er iets vreemds met Siebe. Op een nacht werd hij wakker gemaakt door een hand op zijn schouder. Hij draaide zich om en zag dat Martha in diepe slaap was. In verwarring ging hij naar beneden. In de woonkamer voelde hij weer een hand op zijn schouder en omdat er niemand anders in de kamer was kon het niet anders dan de hand van God zijn. Siebe was bekeerd. Hij liet zich dopen door onderdompeling en vanaf dat moment wilde hij niets anders dan ook anderen bekeren en dopen.

Op een zonnige dag in juni viel er een kaartje op de mat. Het was tijd voor het jaarlijkse onderhoud aan de centrale verwarming  en in de brief stond de datum waarop de monteur zou komen.
Vreemd is dat, je weet niet hoe laat de monteur precies komt en zit je dus eigenlijk de hele dag op wacht in je eigen huis. Toch nog onverwacht ging de bel. De monteur stelde zich voor als Dennis. Het was juist tijd voor koffie en vanzelfsprekend boden Siebe en Martha hem ook een kopje aan. Na de koetjes en de kalfjes viel het gesprek wat stil. Maar toen vroeg Dennis iets over een bijbelspreuk aan de muur en Siebe begon te vertellen. Onvermijdelijk kwam de vraag hoe het met zijn geloofsleven gesteld was. Dennis zat daar echter in de bedrijfskleuren van zijn baas dus hij hield zich beleefd op de vlakte. Dat werd door Siebe opgevat als een signaal dat de monteur ontvankelijk was voor de blijde boodschap welke uiteindelijk moet leiden tot bekering tot Jezus en dopen door onderdompeling. Na enige tijd moest Siebe stoppen want Dennis moest nodig aan de slag. Hij zou de rest van de week in het wijkje aan het werk zijn.  Martha had er geen goed gevoel bij.
“Wees voorzichtig Siebe! Je kent die man niet. Je vergist je in hem.”
Maar Siebe was vol van zijn bekeringsdrang. Aangemoedigd door vermeende belangstelling sprak hij Dennis later die week een paar keer aan om het er nog eens over te hebben. Uiteindelijk bleek dat Martha gelijk had en de monteur liet Siebe op niets aan duidelijkheid te wensen overlatende wijze weten dat hij niet tot de doelgroep behoorde. Geschrokken liet Siebe zich daarna niet meer zien.

Siebe en Martha zitten in de kamer. Siebe kijkt somber, in zichzelf gekeerd, voor zich uit. Martha ziet zijn worsteling met lede ogen aan.
“We hebben gedaan wat God van ons vraagt, Siebe. Laat het rusten.”
“Misschien heb ik het verkeerd aangepakt…….”
“Laat het los, Siebe, je hebt gedaan wat je kon, die man is er niet klaar voor, je kunt niet iedereen redden…”
“Zou je denken, Martha?”
“Het is goed zo, Siebe, we zullen de Heere God in ons avondgebed bidden om kracht en wijsheid. Nog koffie?”


Siebe en Martha hebben het goed bedoeld. Ze hebben oprecht het idee dat ze dit moeten doen in het belang van de ander. Zelf winnen ze er niets bij, behalve de voldoening dat ze een ziel hebben kunnen redden. Eigenlijk best wel sneu voor ze. Zouden ze ooit te bekeren zijn tot het realisme?

vrijdag 6 december 2013

De aanslag.

Het was hoogzomer. We waren druk in de weer om de weekendtassen, wij reizen graag licht, in te pakken voor onze vakantie naar Normandië. Plotseling viel de bekende blauwe enveloppe op de mat. Het betrof een aankondiging van de inspecteur. Hij was van plan om de voorlopige aanslag over 2010 te wijzigen. En dan heb ik het niet over zomaar een paar tientjes. Ook niet een bedrag waarvan je zegt: even slikken en weer doorgaan. Maar een bedrag waar je wit van wegtrekt. Prettige vakantie.
Onmiddellijk lieten wij de weekendtassen in de steek en doken in de archieven van ons huishoudboekje. In 2010 kwam een loonspaarplan tot uitkering waarvoor je toen belastingvrijstelling kreeg als je 15 jaar aaneen premie had betaald. Dat hadden wij wel en waanden ons veilig maar helaas dacht de fiscus daar nu plotseling heel anders over. Maar zo genereus als hij kan zijn mochten we binnen 5 dagen bezwaar maken. Wij beten ons in de materie vast en al gauw wisten wij bewijs te leveren dat er wel  degelijk 15 jaar premie was betaald. E.e.a. werd in een klinkend stuk verwoord en samen met de bewijzen netjes in de retourenveloppe gestopt.
Opgelucht haalden we adem. Tot begin november. In de verstreken drie maanden had de inspecteur dag in dag uit onze stukken bestudeerd, tot hij er nachtmerries van kreeg. In een van die nachtmerries kwam hij tot de conclusie dat ook waterdicht bewijs zo lek kan zijn als een mandje. Betalen. Maar ook nu weer kregen we de kans om de gaten in het mandje te dichten. Dat konden we doen door de verzekeringsmaatschappij te laten verklaren dat we inderdaad wel 15 jaar hadden betaald. Half november bleek ook dat niet voldoende. Met het zweet in mijn handen belde ik de inspecteur om te achterhalen wat er nou precies aan ontbrak. Hoewel er zwart op wit stond dat er vijftien jaar was betaald en de stukken die wij in de zomer al hadden gestuurd hetzelfde aantoonden kon de inspecteur dat er niet uit opmaken. Maar als coulanceregeling kregen wij een derde kans en dat mocht zelfs per e-mail. De verzekeraar vatte alle bewijzen nog maar eens samen en die stuurden wij met mijn nieuwe emailprogramma braaf door. Voor de zekerheid schreef ik het nummer van mijn werktelefoon er bij om de verlossende woorden zo snel mogelijk te horen. Het telefoontje kwam. Betalen. Ik wist me gelukkig verbaal te beheersen en vroeg wat er nou precies aan schortte. Het antwoord was al even menselijk als onprofessioneel. De verzekeraar diende de mouw op te stropen en de zodoende vrijgekomen arm moest langzaam tot aan de elleboog anaal worden ingebracht. De telefoon viel uit mijn handen. De verzekeraar was echter niet voor één anus te vangen en heeft voor dergelijke gevallen altijd een lange plastic zak paraat. Voor de vierde keer mailden wij dezelfde boodschap in andere woorden door. De fiscus knoopte tevreden zijn broek dicht en deelde me telefonisch mede dat er een nieuwe definitieve aanslag 2010 zou komen met als eindbedrag nul komma nul.
Wij wachten nog op de definitieve schriftelijke bevestiging van de telefonische toezegging. Voor volgend jaar denken wij aan Oostenrijk.