Het dorp
ligt te midden van het typische Drentse landschap. Met bosjes omzoomd open
veld, aan elkaar verbonden met bomenlanen en doodse stilte. Tractoren met
volgeladen aanhangers en fietsende scholieren vervolgen traag hun weg langs de
horizon.
De gotische kerk staat aan de rand van het dorp tegenover een
gerenommeerd hotel-restaurant dat tussen
twee faillissementen in weer even in bedrijf is. Verspreid door het dorp staan
enkele vage nerinkjes. Er is een supermarkt en niet te vergeten het obligate
seniorencomplex. Geen dorp zo klein of er is een seniorencomplex. Verder is er
nog iets met landbouwmechanisatie. Van een dorpskern is geen sprake. In een
parkachtige structuur staan vrijstaande koopwoningen. Enkele blokjes
twee-onder-een-kap. Sociale woningbouw is er in de vorm van een aantal stokoude
seniorenwoninkjes die inmiddels worden verhuurd aan iedereen die betaald maar
die de omwonenden liever zien gaan dan komen. En er staan twee blokjes
eenpersoons appartementen. Twee bouwlagen, vier woningen per uitpandige trappengalerij,
twee beneden en twee boven, in spiegelbeeld geschakeld, met de vooraanzichten
van beide blokjes naar elkaar toe. Zestien woningen in totaal. Ze stammen uit
de tijd van voor de vergrijzing, toen er nog jongeren waren die in het dorp
wilden blijven wonen. Nu wonen er nog steeds overwegend jongeren, maar die
komen niet meer uit het dorp. Sommige zijn zelfs zo jong dat ze nog best een
aantal jaren opvoeding hadden kunnen gebruiken. Een mevrouw in een rolstoel en
twee mannen met een verstandelijke beperking vormen de vaste kern, de rest van
de bewoners blijft nooit langer dan een jaar of twee, drie.
Op nummer 93
woont Tijmen. Tijmen komt uit Enschede en zit al een jaar ziek thuis. De
verstandhouding met zijn werkgever is nog redelijk maar verkilt langzaam aan.
Ze zitten aan elkaar vast in een kluwen van wet en regelgeving. Tijmen deed sales
bij een verfgroothandel. Vroeger was je gewoon medewerker op de
verkoopafdeling, tegenwoordig doe je sales. Hij overleefde drie reorganisaties en
verhuisde voor zijn baas al twee keer. En nu is hij 26 en woont alleen zonder
sociale omgeving in een slaperig Drents dorp. Hij kan bij zijn baas blijven
maar dan zou hij weer moeten verhuizen. En dat wil hij niet meer. De rek is er
uit. Tijmen zit opgesloten in zijn eigen besluiteloosheid. Hij weet niet wat
hij wil en omdat de uitkering nog steeds een redelijk percentage is van zijn
niet kinderachtige salaris is er geen sprake van een financiële prikkel. Het
droevige van zijn verhaal is dat juist het allergrootste cliché uit de
hulpverlening ook nog het meest waar is: “Je moet het zélf doen!”. Henk
Westbroek zong het al in 1982, zeven jaar voor de geboorte van Tijmen. Hij zou
bijvoorbeeld vrijwilligerswerk kunnen gaan doen, de uitkering is immers nog
geen probleem en er zou weer sprake zijn van een dagritme en ruimte voor nieuwe
ideeën. Zelfs een vrijwilligersbaantje op de kinderboerderij zou in zijn situatie
nog beter zijn dan onderuitgezakt op de bank te blijven mijmeren over de droombaan
in de sales. Natuurlijk ziet Tijmen wel duizend bezwaren tegen dat idee.
Tijmen kiest
er voor om nog even te wachten tot de ideale werkgever met zijn Porsche Cayenne
door zijn slaperige Drentse dorpje rijdt om hem aan de hand mee te voeren naar
de droombaan. Waar alles meteen goed gaat en iedereen aardig is en je meteen
woonruimte vind en een lieve partner en een goed salaris. De stoelen op de
afdeling sales van de man met de grote auto zijn bekleed met pluche. Wat hij
voor het gemak maar even vergeet is dat de weg naar het pluche gaat over ruwe
houten banken. En dat als hij geluk heeft hij kan beginnen op een bank waar
geen splinter uit steekt. Hij zit trouwens op een splinter. Die uit de houten
bank van de verfgroothandel. Hij is nog jong en heeft nog een aantal houten
banken te gaan voor het pluche in zicht komt. Helaas is dat nog niet helemaal
tot hem doorgedrongen.
Mijn pluchen
stoel staat gewoon bij mij thuis. Na een dagje zonder stress en zonder al te
veel verantwoordelijkheden laat ik me er heerlijk ontspannen in zakken. Ik kan
het iedereen aanbevelen. Aangezien mijn eigen carrière nou ook niet bepaald een
toonbeeld van visie en beleid is begrijp ik Tijmen heel goed. Dertien
ongelukken zijn het niet maar van die twaalf ambachten zit ik niet ver af. Maar
ik ken inmiddels mijn beperkingen. Tijmen heeft nog een lange weg te gaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten