Zij staat alleen. Een rustig plekje aan het eind van de route. Geen hossende menigte om haar heen. Zwaar leunend op de bordeauxrode rollator. Grijze haardos pas gekapt. Nieuwe winterjas. Een nette verschijning. Abraham is al minimaal 25 jaar geleden langs geweest, meer nog denk ik. Ze ziet me aankomen en snapt de bedoeling. Een Kloosterwieker die met een emmertje rammelt, een tijdloos en niet mis te verstaan gebaar. Ze voelt in elke jaszak en ook de handtas wordt doorzocht. Ah, daar is ’ie, de portemonnee komt te voorschijn. Haar motoriek laat haar in de steek, zenuwachtig worden maakt het nog lastiger. “Knovvelige handen….…”. Ik maan tot kalmte, ik heb tijd genoeg.
“Helemaal alleen op pad mevrouw?”, begin ik.
“Ja, dat krijg je als je ouder wordt….”, verzucht ze.
“Vind u de optocht mooi mevrouw?”
“Oh, ik kan hier zo van genieten, ik vind het zo prachtig……”. Ze rommelt in haar portemonnee.
“Bent u hier voor het eerst van ’t jaar?” Ik voel dat er een verhaal achter zit. Het moet alleen nog los gepeuterd worden.
“Och god nee, ik heb altijd op Ter Apel gewoond. Ik woon nu hier achter.” Een vaag handgebaar duidt een plek ergens over haar schouder aan. “Wij deden vroeger ook altijd mee, toen mijn man er nog was, van ’t begin af aan. Wij gingen altijd met de hele straat, zo gezellig altijd, zelf pakken maken en zo…….”. Ze zwijgt, haar ogen zijn vochtig, starend in de leegte tussen twee praalwagens.
“De laatste jaren niet meer, mevrouw?”, probeer ik haar weer op gang te helpen.
“Nee, dat is al jaren over, mensen gaan verhuizen, sommigen zijn al overleden…..mijn man ook…… zo’n groepje valt dan uit elkaar hè……met nieuwe buren is het dan toch anders…..en nu woon ik ook al weer jaren in deze flat….maar ik ga nog elk jaar kijken, als ik goed ben.… we worden allemaal een dagje ouder…. Maar eerder? Och mien jong, elk jaar deden we mee, zo mooi altijd….”
Haar bijdrage zit al in mijn emmertje. “Hartelijk bedankt, hoor……”
“Och man, ‘t is graag gedaan, zo prachtig altijd……”
Ik val stil, en dat overkomt me niet gauw. Dik 40 jaar geleden, ik een schoolkind, zij eind 20 schat ik. Ik denk aan hoe ik carnaval vierde toen ik eind 20 was. Ik denk aan hoe ik nu carnaval vier. Abraham is bij mij ook al langs geweest.
Ik zie mezelf staan aan de overkant, ingehaald door de tijd. Kale kop, dikke pens, oude jas, zwaar leunend op mijn rollator. Mijn uiterlijk heeft me nooit zo geïnteresseerd. In de verte komt hij aan, de twintiger van nu, dan inmiddels ook bevorderd tot 5e Rad en emmertjesactie. Zelfde jacquet, zelfde steek, zelfde medailles. Nothing’s changed, really……. Hij rammelt met zijn emmertje, een tijdloos en niet mis te verstaan gebaar. Zou hij weten wie ik ooit was? “Staat u hier al lang meneer?”, vraagt hij. “Och mien jong, most ains waiten….”, prevel ik hem toe.
Zachtjes raakt ze mijn arm aan. Ik schrik op. Haar ogen staan zacht, een flauwe glimlach speelt om haar mond. “Most nait wieder, mien jong?”, vraagt ze zacht.
“Joe hebben geliek mevrouw, ik mot wieder. Tot kiekes he.” De optocht 2012 is voorbij.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten