De gemeentelijke herindeling leidt tot heftige emoties, aangewakkerd door nostalgische sentimenten. Zo zullen we onze eigenheid en onze inspraak verliezen, zullen we worden platgewalst door bestuurlijke monsters en natuurgebieden zullen worden volgebouwd met industrie. Alle nadelen van schaalvergroting in alle sectoren en bedrijfstakken worden vermengt met alle bestuurlijke miskleunen die ooit het nieuws hebben gehaald en als angstaanjagend sausje over de op handen zijnde herindeling uitgestort. Nee, als het dan toch moet, dan moet Vlagtwedde maar samen met het al even lieflijke Bellingwedde. Twee bestuurlijke Calimero’s die de donzige vleugeltjes om elkaar heen slaan tegen de grote boze buitenwereld. Zo is daar het stoute Stadskanaal, het boze Veendam en het gemene Oldamt die reeds likkebaardend hun klauwen uitslaan naar ons natuurschoon om ons op te zadelen met enge stadse fratsen.
Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Dat is een hele uitdaging. Wat doen we bijvoorbeeld met het personeel van Bureau Jeugdzorg? Moeten de zorginstellingen met de individuele gemeenten gaan onderhandelen over het leveren van zorg? Blijft de AWBZ eigenlijk wel bestaan? Hoe gaan we om met de werkvoorzieningsschappen? Hoe gaan we de zorg indiceren? Op deze en nog veel meer vragen moet een antwoord worden gevonden. De budgetten worden groter en de puzzels complexer. Daar heb je competente bestuurders en ambtenaren voor nodig die van wanten weten.
Mag ik even het Debacle van Bellingwedde in herinnering roepen waarbij het gemeentebestuur kans heeft gezien om door intern gestuntel de reeds gestarte bouw van een zorgcentrum te torpederen en toen ten einde raad maar besloot om een van de wethouders zowel de schuld als de zak te geven waarna de burgemeester trots kon melden dat hij als koene vader des volks het tij heeft weten te keren? Of mag ik u er even aan herinneren dat een fusie tussen Vlagtwedde en Stadskanaal, waarmee al op tal van terreinen innig wordt samengewerkt, is afgeketst omdat de beide burgermoeders niet samen door een deur kunnen? Lekker professioneel. Ik hou mijn hart vast voor alle hulpbehoevende gezinnen, langdurig zieken, werklozen, gehandicapten, ouderen en psychiatrisch patiënten die nu nog relatief veilig bij de UVW, Jeugdzorg en AWBZ zijn ondergebracht straks op bedeltocht moeten naar het idyllisch gelegen Gemeentehuis van Heerlijkheid Westerwolde om aan de dienstdoende portier te vragen wanneer ze weer eens onder de douche mogen.
Wat hebben we in de tachtiger en negentiger jaren gelachen om de clowneske escapades van de toenmalige Vlagtwedder wethouders en burgemeester. Nauwelijks was de inkt van de door de heren zo gevreesde Ter Apeler Courant droog of men buitelde alweer over elkaar heen in een nieuwe rel. Die goeie ouwe tijd is voorbij. Er komt een schip zure appelen onze kant op van ongekende omvang en Vadertje Staat trekt zijn handen van ons af. We moeten vanaf 2015 zelfstandig leren lopen en, met alle respect, dat zie ik Kindje Westerwolde nog niet doen. Denkt u nou werkelijk dat de minister toestaat dat wij hier op een achternamiddag een rustiek houten hek timmeren om het Reservaat Westerwolde? Dream on, man. Dream on. Vlagtwedde werkt al sinds jaar en dag samen met Stadskanaal op het gebied van zorg voor jeugd. De Vlagtwedder milieuambtenaren werken inmiddels in Veendam. Bellingwedde werkt op ambtelijk niveau al lang samen met buurman Oldamt. Ik weet niet waarom onze beide gemeentebesturen ons het rad voor ogen draaien van een al even onrealistische als onwenselijke fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde maar men zou er goed aan doen over de eigen schaduw heen te stappen en aansluiting te zoeken bij de grote jongens.
woensdag 19 februari 2014
vrijdag 14 februari 2014
Astrologie voor bèta mannetjes.
Ik neem u mee naar bossen rond Dwingelo. Trek wandelschoenen en iets warms aan, het is nog fris.
Ik heb een sleutelbos en een handboek gekregen van een oude professor. Hij vertelde me dat er daar in de bossen, bij de oude radiosterrenwacht om precies te zijn, een groot geheim schuilt. Hoe hij op het idee gekomen is weet ik niet maar hij is er van overtuigd dat het mijn taak is het geheim bloot te leggen. “Maar pas op!”, gaf hij als laatste waarschuwing in de deuropening mee, “Het is niet zonder gevaar!”. Ik stond op het punt de opdracht terug te geven maar de deur viel reeds in het slot. Er is geen weg terug, ik moet dit doen. Ik neem u mee als getuigen.
We parkeren de auto aan de rand van het bos en gaan te voet verder. Gaandeweg veranderen de aangeharkte wandelpaden in smalle kronkelpaadjes tot er uiteindelijk niet veel meer is dan een wildspoor. Maar vreemd genoeg ontdekken we telkens weer een spoor in de goede richting. Plotseling staan we voor een blok beton van ongeveer anderhalve meter in het vierkant. Het is één van de vier sokkels van de voet van de telescoop. De andere drie zijn door het struikgewas aan het gezicht onttrokken maar als we omhoog kijken zien we het stalen skelet van de telescoopvoet hoog boven de bomen uitsteken. Het is in nog slechtere staat dan ik had verwacht. Na wat zoeken ontdekken we een gemetseld gebouwtje, eigenlijk meer een vrijstaande inloopkast ter grootte van een toilet. Het bevat een stalen deur en wonderwel past een van de sleutels op het slot. Achter de deur, op de achterwand, hangen twee grote schakelkasten. In de hoeken links onder staat het logo van ‘Holec’ in reliëf. De bovenste schakelkast heeft alleen in het midden een grote zwarte kruk. We draaien de kruk een kwartslag naar rechts en meteen begint er in de onderste kast wat te zoemen en piepen en er brandt een rode lamp. De onderste kast heeft verder een standenschakelaar en wat drukknoppen met een lampje er in. We zetten de standenschakelaar in stand ‘test’ en groene lampjes gaan aan in twee knoppen met de opschriften ‘horizontale rotatie’ en ‘verticale rotatie’. We drukken op de eerste knop. Hoog boven ons tussen de takken klinkt het gegil van schurend metaal op metaal en geknars van tandwielen en tandheugels. Uit de voet klinken een paar luide knallen, de gepopnagelde kruisverbindigen zetten zich schrap tegen het veranderende krachtenspel. Maar de schotel beweegt, en daar gaat het om. We zetten de standenschakelaar op ‘terminal’ en volgens de instructies van de professor moeten we op zoek naar een utiliteitsgebouw waarin zich in een afgesloten ruimte een computer moet bevinden. We vinden op enkele tientallen meters afstand een laag vervallen gebouw. Geen enkel raam is meer heel en de deuren hangen scheef in de hengsels. Achter in het gebouw treffen we inderdaad een stalen deur aan en ook daar past een van de sleutels op. Behalve wat spinnenwebben is de computerkamer nog in een verrassend goede staat. Op een stalen bureau staat een oude IBM terminal, een grote beige kast met geïntegreerd toetsenbord. Links daarop zit een klein knopje ‘power’. Tegen de verwachting in gaat de terminal aan en van achter een andere deur horen we het kenmerkende gepiep van een opstartende IBM System/38 Mainframe. Het scherm van de zwarte glazen beeldbuis knettert van de statische lading en linksboven begint een lichtgroene cursor te knipperen. Dan vliegen in rap tempo allerlei commandoregels, waarin we machinetaal Cobol herkennen, over het scherm tot de cursor uiteindelijk stilstaat achter het zinnetje ‘voer coördinaten in’. In de aantekeningen van de professor vinden we die. Het lawaai van het mechaniek van de telescoop klinkt door de bossen. We rennen naar buiten en zien de grote schotel bewegen tot hij uiteindelijk stil staat. Terug in de computerkamer staat er op het scherm:
De nieuwe maan staat net als de Zon in Waterman. Uranus, de heerser van Waterman, staat in contact met de nieuwe maan en doet er nog een schepje bovenop, wat je ongetemde kant omhoog kan halen. Het helpt dat Mercurius en Ceres een harmonieuze verbinding maken: hierdoor kunnen nieuwe communicatieve vaardigheden ontstaan, het kan empathische communicatie geven en de overdracht van geestelijke voeding kan een belangrijke plek innemen. Jupiter en Pluto staan bovendien in direct contact met de Zwarte Zon, wat planetaire en persoonlijke transformatie bespoedigt.
Onderaan knippert de cursor achter: ‘geboortedatum van de leerling van de professor’. We zijn het er over eens dat ik dat ben. Ik voer de datum in. Na enige tijd verschijnt er de volgende tekst:
‘Jouw sterrenbeeld is Leeuw………groetjes, de professor’.
Godsamme, daar heeft die professor ons mooi te pakken gehad. Je zou haast gaan denken dat astrologie echt ergens over gaat.
Ik heb een sleutelbos en een handboek gekregen van een oude professor. Hij vertelde me dat er daar in de bossen, bij de oude radiosterrenwacht om precies te zijn, een groot geheim schuilt. Hoe hij op het idee gekomen is weet ik niet maar hij is er van overtuigd dat het mijn taak is het geheim bloot te leggen. “Maar pas op!”, gaf hij als laatste waarschuwing in de deuropening mee, “Het is niet zonder gevaar!”. Ik stond op het punt de opdracht terug te geven maar de deur viel reeds in het slot. Er is geen weg terug, ik moet dit doen. Ik neem u mee als getuigen.
We parkeren de auto aan de rand van het bos en gaan te voet verder. Gaandeweg veranderen de aangeharkte wandelpaden in smalle kronkelpaadjes tot er uiteindelijk niet veel meer is dan een wildspoor. Maar vreemd genoeg ontdekken we telkens weer een spoor in de goede richting. Plotseling staan we voor een blok beton van ongeveer anderhalve meter in het vierkant. Het is één van de vier sokkels van de voet van de telescoop. De andere drie zijn door het struikgewas aan het gezicht onttrokken maar als we omhoog kijken zien we het stalen skelet van de telescoopvoet hoog boven de bomen uitsteken. Het is in nog slechtere staat dan ik had verwacht. Na wat zoeken ontdekken we een gemetseld gebouwtje, eigenlijk meer een vrijstaande inloopkast ter grootte van een toilet. Het bevat een stalen deur en wonderwel past een van de sleutels op het slot. Achter de deur, op de achterwand, hangen twee grote schakelkasten. In de hoeken links onder staat het logo van ‘Holec’ in reliëf. De bovenste schakelkast heeft alleen in het midden een grote zwarte kruk. We draaien de kruk een kwartslag naar rechts en meteen begint er in de onderste kast wat te zoemen en piepen en er brandt een rode lamp. De onderste kast heeft verder een standenschakelaar en wat drukknoppen met een lampje er in. We zetten de standenschakelaar in stand ‘test’ en groene lampjes gaan aan in twee knoppen met de opschriften ‘horizontale rotatie’ en ‘verticale rotatie’. We drukken op de eerste knop. Hoog boven ons tussen de takken klinkt het gegil van schurend metaal op metaal en geknars van tandwielen en tandheugels. Uit de voet klinken een paar luide knallen, de gepopnagelde kruisverbindigen zetten zich schrap tegen het veranderende krachtenspel. Maar de schotel beweegt, en daar gaat het om. We zetten de standenschakelaar op ‘terminal’ en volgens de instructies van de professor moeten we op zoek naar een utiliteitsgebouw waarin zich in een afgesloten ruimte een computer moet bevinden. We vinden op enkele tientallen meters afstand een laag vervallen gebouw. Geen enkel raam is meer heel en de deuren hangen scheef in de hengsels. Achter in het gebouw treffen we inderdaad een stalen deur aan en ook daar past een van de sleutels op. Behalve wat spinnenwebben is de computerkamer nog in een verrassend goede staat. Op een stalen bureau staat een oude IBM terminal, een grote beige kast met geïntegreerd toetsenbord. Links daarop zit een klein knopje ‘power’. Tegen de verwachting in gaat de terminal aan en van achter een andere deur horen we het kenmerkende gepiep van een opstartende IBM System/38 Mainframe. Het scherm van de zwarte glazen beeldbuis knettert van de statische lading en linksboven begint een lichtgroene cursor te knipperen. Dan vliegen in rap tempo allerlei commandoregels, waarin we machinetaal Cobol herkennen, over het scherm tot de cursor uiteindelijk stilstaat achter het zinnetje ‘voer coördinaten in’. In de aantekeningen van de professor vinden we die. Het lawaai van het mechaniek van de telescoop klinkt door de bossen. We rennen naar buiten en zien de grote schotel bewegen tot hij uiteindelijk stil staat. Terug in de computerkamer staat er op het scherm:
De nieuwe maan staat net als de Zon in Waterman. Uranus, de heerser van Waterman, staat in contact met de nieuwe maan en doet er nog een schepje bovenop, wat je ongetemde kant omhoog kan halen. Het helpt dat Mercurius en Ceres een harmonieuze verbinding maken: hierdoor kunnen nieuwe communicatieve vaardigheden ontstaan, het kan empathische communicatie geven en de overdracht van geestelijke voeding kan een belangrijke plek innemen. Jupiter en Pluto staan bovendien in direct contact met de Zwarte Zon, wat planetaire en persoonlijke transformatie bespoedigt.
Onderaan knippert de cursor achter: ‘geboortedatum van de leerling van de professor’. We zijn het er over eens dat ik dat ben. Ik voer de datum in. Na enige tijd verschijnt er de volgende tekst:
‘Jouw sterrenbeeld is Leeuw………groetjes, de professor’.
Godsamme, daar heeft die professor ons mooi te pakken gehad. Je zou haast gaan denken dat astrologie echt ergens over gaat.
woensdag 29 januari 2014
Verstoppertje
Gedurende het eerste deel van mijn bezoek drentelde ze gezellig keuvelend om me heen. Dat was niet zo handig want de werkruimte was klein en mijn gereedschap en mijn lichaam hadden alle beschikbare ruimte nodig. Met mevrouw erbij was het bewegen op zich al een uitdaging, laat staan dat het gebruik van elektrisch gereedschap arbotechnisch verantwoord was. Maar stuur zo’n mensje maar eens weg. In het tweede deel ging ik zo op in mijn werkzaamheden dat ik me niet meer van haar bewust was. Op enig moment moet ze me verlaten hebben. Ik herinner me nog wel dat ik haar in haar favoriete leunstoel bij het raam zag zitten.
Typisch is dat. Alleen wonende dametjes schijnen een voorkeur te hebben voor leunstoelen bij het raam. Er omheen staan dan allemaal bijzettafeltjes met daarop een telefoon, een breiwerkje, een boek of tijdschrift, wat post, een half kopje koude thee en een afgekloven beschuitje met aardbeienjam. Een hoekje van een onvermijdelijke rouwkaart steekt in de jam. Een verpletterd stukje beschuit kleeft tussen twee bladzijden van de Libelle. Een staande lamp, halogeen het liefst, overduidelijk aangeschaft door de kinderen want geheel uit de toon vallend, completeert het geheel. Vaak is de stoel dan met de rugleuning naar de kamer gedraaid zodat ze ongegeneerd vrij uitzicht hebben over de buitenwereld. Kennelijk hebben alleen wonende oude dametjes zelfs in hun eigen appartement nog de behoefte aan een eigen plekje. De achterkleinkinderen mogen dan op de obligate zondagmiddag nietsontziend door haar huis rennen, zij zit veilig in haar leunstoel bij het raam. Het zal me niet verbazen ooit bij zo’n mensje een binnentent in de kamer aan te treffen. En zelfs zou ik niet vreemd opkijken als oude dametjes stiekem een bedieningspaneel hebben waarmee ze vanuit hun strategische positie de wereld aan de andere kant van het raam besturen. “Ohhhh, die gevallen fietser was niet de bedoeling, snel even de backpole van mijn ‘Outsideworld Remote Controle’ resetten……”.
In het derde deel van mijn bezoek was ik haar kwijt. Ik wilde haar op de hoogte stellen van de jongste technische ontwikkelingen van mechanische ventilatiebedieningssystemen. Meestal moet ik me dan beperken tot: “Zo gaat hij aan….. en zo gaat hij uit…”. Maar mevrouw was weg. Een blik in de kamer, luisteren aan de deur van de badkamer, niets. Dralend rondde ik de werkzaamheden af. De spullen stonden al grotendeels buiten. Mevrouw bleef weg. Gerammel met mijn trapje. Een schroevendraaier wordt extra hard in de kist gegooid. Geen reactie. Uiteindelijk moest ik op zoek door het huis. Woonkamer, wc, badkamer, keuken. Geen mevrouw. Gedempt roepen. Niks. De slaapkamer dan, durf ik dat? Eerst kloppen, dan stiekem het hoofd om de deur. Leeg. Zoveel geheime kamers heeft zo’n appartement niet dus ver weg kon ze niet zijn. En de buitendeur heb ik altijd in het vizier gehad, dat zou ik gemerkt hebben. Nog maar eens de kamer in. Leeg. Maar wacht, er is iets veranderd. Ah, de leunstoel. Hij is verschoven. De binnentent achter de brede leuning wordt nu geheel aan het zicht onttrokken. Ik moet erg dichtbij komen, bijna te, om te kunnen zien of de stoel bezet is. Daar zit ze. Een grote grijns op haar gezicht. “Ik was er wel hoor……..”
dinsdag 14 januari 2014
Teringherrie
Uit de tijd dat ik zelf meezong in een koor herinner ik me
de volgende wijze woorden van onze dirigent. “Als er iets mis gaat, trek een
stalen gezicht en zing gewoon door. Tien tegen een dat het publiek het niet
merkt.” Zo kon het gebeuren dat zomaar midden in een nummer de bandleden elkaar
verschrikt aankeken en in lachen uitbarstten. Kennelijk was er een van de
honderden noten een halve toon te hoog of te laag geweest. Het zou niemand zijn
opgevallen als de band het niet zelf zou hebben laten merken. Maar het
verschafte het optreden wel de broodnodige ongedwongen, gemoedelijke sfeer. Ja,
het is januari en dus weer de hoogste tijd om ons naar Full House te begeven
waar Hollywood Horseshit ons meenam op een trip down memory lane. Dat lukte ze
weer wonderwel.
Uit het optreden van vorig jaar weet ik nog dat memory lane
geplaveid was met een bonte verzameling oude bekenden van voor smartphone,
Facebook en LinkedIn. Dit jaar was dat een stuk minder. Gaandeweg liep de zaal
vol met mensen van na 1990. De dienstdoende discjockey was van dezelfde
generatie en dus was zijn volkomen gebrek aan muzikaal historisch besef de man
niet aan te rekenen. Zonder enige compassie met het HHS publiek draaide hij de
versterker tot maximaal open en met verve verblijdde de enthousiaste schreeuwlelijk
ons in de pauzes met een hart- en oorverscheurende kakofonie van lawaai. Geen
wonder dat vuurwerk elk jaar harder moet knallen. Wij hebben de laatste set van
HHS niet afgewacht, hoezeer het ons ook spijt. De pauze was domweg niet meer om
uit te houden.
Een stel uit dezelfde prehistorie als wij doet met de moed
der wanhoop een poging om in de pauze een gesprek op gang te houden. Om beurten
brengen ze hun mond naar het oor van de ander en brullen er een korte boodschap
in. Aan de gezichten is af te lezen dat het genereren van het juiste volume de
uiterste inspanning vergt. En dan nog zie je aan de grimas van de ander dat de
boodschap niet over komt. Op enig moment zie ik dat de man zijn longen vol
zuigt voor een laatste ultieme poging. Zijn gezicht is vertrokken van pijn en frustratie.
Hij brengt zijn mond tegen haar oor in stelling en juist op dat moment valt er
een ongeveer een seconde durende stilte. Allemaal kunnen wij verstaan hoe de
boodschap luidt: “VERDOMDE TERINGHERRIE !!!!”
zaterdag 4 januari 2014
Laagfrequent-nimby
Er is een nieuw wapen ontwikkeld in de strijd tegen
windmolens. Don Quichot zou er reuze blij mee zijn geweest. Don Quichot, de
bekende romanfiguur, was een idealist. De moderne Quichots zijn dat ook, ze
denken dat ze hun huidige welvaart- en welzijnsniveau op peil kunnen houden
door alles zo te laten zoals het is. Nieuwe dingen zijn altijd eng. De eerste
trein, de eerste auto, gans het volk in rep en roer. Reden genoeg om in verzet
te komen. Gelukkig zijn er zelfbenoemde wetenschappers die de rebellerende
groepen bijstaan met niet onderbouwde wijsheden. De jongste uitvinding heet
Laagfrequente Trillingen. Zelf heb ik jaren rondgereden in een oude diesel, die
laagfrequent trilde dat het een aard had. Nooit geweten dat het slecht voor me
was. Je kunt zelfs bij alternatieve welzijnswerkers terecht die koperen schalen
laagfrequent op je borst laten trillen, dat is dan juist weer goed. Maar in
geval van windmolens zijn laagfrequente trillingen, samen met op hol slaande
paarden en koeien die geen melk meer geven, beangstigende schrikbeelden voor de
nieuwe-dingen-fobisten.
Vanuit mijn slaapkamerraam kijk ik al jaren tegen
windturbines aan. Die staan vlak over de grens, in Duitsland. Ik heb er nooit
iemand over gehoord. Het kan natuurlijk zijn dat de Duitse overheid nooit
begrepen heeft dat de Nederlandse burgerprotesten serieus bedoeld waren. En
Nederlandse journalisten maakten zich toen nog niet druk over Duitse
windmolens, dat scheelt ook. Het enige wat ik er van merk zijn de flikkerende
rode lichten bovenop de masten. Maar alleen als ik er in het donker naar kijk.
Ik ben er eens langs gefietst. In Laudermarke, bij de Bruil om precies te zijn,
het grensbruggetje over en dan links af. Pas bij Wessingtange kon ik weer
terugkeren in mijn thuisland. Onderweg ben ik gestopt onder zo’n windmolen.
Hoewel het ding draaide als een tierelier overkwam mij niks. Ook lawaai heb ik
niet gehoord. Maar toen ik thuis kwam had ik wel veel last van laagfrequente
trillingen in mijn polsen. Dat kwam door het gerammel van mijn fietsstuur over
de slecht onderhouden Duitse landweggetjes.
Nee, dan kernenergie en kolencentrales. Die staan ver weg
van ons schone veenkoloniale land. Als er op televisie een uitzending is over
Tsjernobyl of Fukushima, of een mijnramp in China, of mensen met mondkapjes op
tegen de smog, dan slaat men de handen voor het gelaat en schud men vertwijfeld
het moede hoofd. Of als ze denken aan hoe het leven zal zijn als er geen
benzine meer is voor hun trouwe Kia Rio, ja, dan slaat de schrik ze om het
hart. Maar windmolens in Drenthe, nee zeg, god bewaar me. Schone energie is
goed en nodig en zo, maar ‘not in my (fucking) back yard’. In de veenkoloniën
is trouwens ook ruimte zat voor bovengrondse opslag van kernafval. Zou dat wel
mogen? En als we er leuke bosjes omheen planten?
Ik denk er over om fietstochten te organiseren langs de
Duitse windmolens. Voor groepen Drentse toeristen. Dan kunnen ze zich er zelf
van vergewissen dat die dingen niet bijten. Bij terugkomst kopje koffie bij mij
in de tuin, zodat ze er nog even van een afstandje naar kunnen kijken. Maar dan wel op fietsen met verende
voorvorken en dito zadelpennen. Tegen de laagfrequente trillingen.
maandag 23 december 2013
Schuldloos gescheiden……
In het grote gebouw met aanleunwoningen viel haar
verschijning niet in positieve zin op. Toch keek ze verrassend kwiek uit haar ogen. Mensen van
haar leeftijd die naar een aanleunwoning verhuizen hebben vaak een wat gelaten,
berustende blik. Dan laten ze een vrijstaande woning achter met een grote tuin
waar ze het grootste deel van hun leven gewoond hebben. Tot ver na de pensioengerechtigde
leeftijd hadden ze alles nog zelf gedaan en dan komt de tand des tijds toch nog
onverwacht aan de voordeur knagen. Maar bij deze dame niet. Ze zag er weliswaar
breekbaar uit, alsof ze zojuist als door een wonder uit een rolstoel was
opgestaan, maar ze keek me aan met een blik van ‘nog even de wasmachine naar
boven tillen en dan eerst koffie’.
Ze woonde er nog niet zo lang. In de anderhalve minuut na
mijn entree had ze al drie keer laten vallen dat ze ‘een moeilijke tijd achter
de rug had’, waarna ze een seconde stilte liet vallen en mij verwachtingsvol
aankeek. De hint was duidelijk, ze wilde alles vertellen over de moeilijke tijd
maar ik moest er eerst om vragen. Voorzichtig probeerde ik het met: “Heeft u
altijd hier in het dorp gewoond ..…?”. Dat was voldoende. Er volgde een lang
relaas over haar man, waarbij ze af en toe diep moest zuchten. Het was duidelijk
dat het een vent van niks was, die man van haar. Ik nam onwillekeurig aan dat
ze pas weduwe was geworden en dat het schelden op haar man bij het
verwerkingsproces hoorde. Achteraf had
ze het 30 jaar eerder moeten doen, zei ze. Dertig jaar eerder…..? Probeerde ze
me nou wijs te maken dat ze pas was gescheiden? Dat bleek inderdaad het geval. Na 47 jaar
huwelijk was de koek op. Ze waren bij elkaar gebleven voor de kinderen. De
jongste was nu 40 jaar. Op die leeftijd moeten ze oud genoeg worden geacht de
schok van een gezinsbreuk te weerstaan, vond ze. Ik vroeg me in stilte af of de
zoon nog bij zijn ouders had gewoond of misschien inmiddels zelf alweer
gescheiden was, maar iets aan de hele situatie maakte dat ik vond dat ik maar
beter niet te veel moest zeggen. Het was haar waarheid en enige vorm van nuance
paste daar niet bij.
Inmiddels had ik mijn werk in het appartement er op zitten.
Blij toe. Ik had genoeg gehoord. Slechts een klein detail miste nog om het
plaatje compleet te maken. Ik wilde dolgraag weten wat de reden van de scheiding
was geweest maar daar kon ik natuurlijk niet naar vragen. Maar het toeval
bewees me een goede dienst. Ik maakte een opmerking over het interieur, om de
aandacht even van het huwelijksdrama af te halen, zodat het makkelijker is om
op te stappen. Ze vertelde dat ze niet vaak in het appartement was omdat ze
veel bij haar vriend verbleef. Ik moet haar erg schaapachtig hebben aangekeken.
“Tja…..”, zei ze, “….het was niet de bedoeling dat mijn man er achter
kwam…..maar ja…..het moest wel een keer mis gaan…..”
vrijdag 20 december 2013
De evangelist
Hun huis is
op alle mogelijke en onmogelijke plekken behangen met uitgeknipte en ingelijste
bijbelspreuken en psalmregels. Een vroom stel. Siebe en Martha zijn van huis
uit christelijk gereformeerd maar gaandeweg kregen ze het gevoel dat ze iets
misten. Er moest meer zijn. Binnen de eigen gemeente kwamen ze niet verder en
via een tip kwamen ze in contact met een dominee die was gespecialiseerd in Bijbelstudie.
Gedurende drie maanden kwam de dominee een keer per week bij Siebe en Martha
thuis. Aan het eind van die periode gebeurde er iets vreemds met Siebe. Op een
nacht werd hij wakker gemaakt door een hand op zijn schouder. Hij draaide zich
om en zag dat Martha in diepe slaap was. In verwarring ging hij naar beneden.
In de woonkamer voelde hij weer een hand op zijn schouder en omdat er niemand
anders in de kamer was kon het niet anders dan de hand van God zijn. Siebe was
bekeerd. Hij liet zich dopen door onderdompeling en vanaf dat moment wilde hij
niets anders dan ook anderen bekeren en dopen.
Op een
zonnige dag in juni viel er een kaartje op de mat. Het was tijd voor het
jaarlijkse onderhoud aan de centrale verwarming
en in de brief stond de datum waarop de monteur zou komen.
Vreemd is
dat, je weet niet hoe laat de monteur precies komt en zit je dus eigenlijk de
hele dag op wacht in je eigen huis. Toch nog onverwacht ging de bel. De monteur
stelde zich voor als Dennis. Het was juist tijd voor koffie en vanzelfsprekend
boden Siebe en Martha hem ook een kopje aan. Na de koetjes en de kalfjes viel
het gesprek wat stil. Maar toen vroeg Dennis iets over een bijbelspreuk aan de
muur en Siebe begon te vertellen. Onvermijdelijk kwam de vraag hoe het met zijn
geloofsleven gesteld was. Dennis zat daar echter in de bedrijfskleuren van zijn
baas dus hij hield zich beleefd op de vlakte. Dat werd door Siebe opgevat als
een signaal dat de monteur ontvankelijk was voor de blijde boodschap welke
uiteindelijk moet leiden tot bekering tot Jezus en dopen door onderdompeling. Na
enige tijd moest Siebe stoppen want Dennis moest nodig aan de slag. Hij zou de
rest van de week in het wijkje aan het werk zijn. Martha had er geen goed gevoel bij.
“Wees
voorzichtig Siebe! Je kent die man niet. Je vergist je in hem.”
Maar Siebe
was vol van zijn bekeringsdrang. Aangemoedigd door vermeende belangstelling
sprak hij Dennis later die week een paar keer aan om het er nog eens over te
hebben. Uiteindelijk bleek dat Martha gelijk had en de monteur liet Siebe op
niets aan duidelijkheid te wensen overlatende wijze weten dat hij niet tot de
doelgroep behoorde. Geschrokken liet Siebe zich daarna niet meer zien.
Siebe en
Martha zitten in de kamer. Siebe kijkt somber, in zichzelf gekeerd, voor zich
uit. Martha ziet zijn worsteling met lede ogen aan.
“We hebben
gedaan wat God van ons vraagt, Siebe. Laat het rusten.”
“Misschien
heb ik het verkeerd aangepakt…….”
“Laat het
los, Siebe, je hebt gedaan wat je kon, die man is er niet klaar voor, je kunt
niet iedereen redden…”
“Zou je
denken, Martha?”
“Het is goed
zo, Siebe, we zullen de Heere God in ons avondgebed bidden om kracht en
wijsheid. Nog koffie?”
Siebe en
Martha hebben het goed bedoeld. Ze hebben oprecht het idee dat ze dit moeten
doen in het belang van de ander. Zelf winnen ze er niets bij, behalve de
voldoening dat ze een ziel hebben kunnen redden. Eigenlijk best wel sneu voor
ze. Zouden ze ooit te bekeren zijn tot het realisme?
Abonneren op:
Posts (Atom)