donderdag 17 juli 2014

Nieuwe auto

Miek schrijft in haar blog dat het nu dik aan is. Tussen haar en de Suzuki. Eerst was het even wennen kennelijk. Heel gemeen geeft ze daar de Ferrari, want dat is mijn koosnaampje voor het rode Japanse monster, de schuld van.


 Tja, de Ka. Groen metalic was hij. Voor ruim 80 procent ten minste want het groen was wat aan slijtage onderhevig. Maar wat was ik blij met hem. Maar kennelijk stond ik daar alleen in want mijn kroost wilde wel de zwarte gezinsbolide lenen maar liever niet de Ka. Er waren wat kleine dingetjes die af fabriek wèl hebben gefunctioneerd. Voordeel hiervan was dat ik vrijwel altijd over het ding kon beschikken. Doorrijden tot het bittere einde is mijn devies. Maar dat kwam snel dichterbij. Ik dacht als iemand er nog 500 euro voor geeft wacht ik het bittere einde niet af. Een aardige meneer reageerde positief op deze gedachte, bood zelfs 50 meer, en blij als een kind reed hij er mee weg.

Het verlies van de Ka zorgde voor nogal wat stress bij de huisgenoten. Gratis kost en inwoning is èèn ding, maar als dat moet zonder auto wordt het leven wel heel erg schraal. Dus pappa moest op jacht. Dan kom je op een overwoekerd terrein met allemaal auto’s kriskras door elkaar. Op enig moment komt er een gedaante op je af welke het midden houdt tussen Bigfoot en de Verschrikkelijke Sneeuwman. Met de moed der wanhoop probeer je zoiets op afstand te houden. Je weet immers niet waar het allemaal mee besmet is. Niks voor mij. Schoonmoeders Suzuki bracht me op een idee en opgetogen wendde ik me tot haar dealer. Het eerste half uur besteedde ik aan het inpeperen van het feit dat mijn schoonmoeder haar fonkelnieuwe Alto bij hem had aangeschaft. In het tweede half uur bewierookte ik de garage, de service, de gunstige ligging, het vriendelijke personeel. Toen zijn linker ooglid begon te trillen en er wat speeksel uit zijn mond liep wist ik dat hij murw was. Ik deed hem een belachelijk voorstel waar hij gretig op inging, de arme ziel.

Toen we terugkwamen van vakantie werd me ietwat bedrukt medegedeeld dat ons kroost weliswaar min of meer bereid was de Ferrari te accepteren maar dat de radio het niet deed. Men had echter al een oplossing bedacht. Tante had nog een radio liggen en die mocht ik hebben. Na een kwartiertje prutsen speelde het als een draaiorgel. Zoonlief ging naar de stad en troggelde bij zijn weerloze moeder de zwarte gezinsbolide af. Ietwat ontstemd vroeg ik hem waarom hij de Ferrari niet nam. Het woord ‘bus’ durfde ik al niet meer te noemen. Toen kwam het hoge woord er uit. Hij wist niet dat de Ferrari alweer was voorzien van radio. Hij zag er erg tegen op om wel drie kwartier zonder te moeten doen. Teleurgesteld speelde ik met de gedachte om de koper van de Ka te bellen. Misschien wou hij wel ruilen.

Maar vandaag mocht ik eindelijk helemaal alleen met mijn Ferrari op stap! Ik ging naar wel duizend bouwmarkten en laadde het karretje tot de nok toe vol. Nu weet ik het zeker. De Ferrari blijft. Wat de kinderen er ook van zeggen.

dinsdag 8 juli 2014

Dirndl

En zo kwamen we in Ost-Tirol aan. We hebben Sisi en generaal Redetzky met een gerust hart achter kunnen laten. Zij zullen niet vereenzamen want wij, toeristen, stonden er voor in de rij. En na ons ook weer velen. Wenen is mooi, groot en een echte aanrader. Waar wij logeerden, Loosdorf, is een dorpje vlakbij een grotere plaats genaamd Melk. Bekend van Stift Melk. Ik weet niet of u ooit in ons Klooster Ter Apel bent geweest maar vergeleken met Stift Melk is dat een geitenstal.

Ik kon mij in Wenen zeer goed voorstellen waarom iemand republikein wordt. De omvang van de Keizerlijke hofhouding, de gigantische Hofburg en het megalomane zomerverblijf Schonbrunn moeten een flinke aanslag zijn geweest op de Oostenrijkse schatkist. Zo konden Sisi en haar vrijer beschikken over een vierduizend delig servies. Alleen voor het ontbijt natuurlijk. Daarnaast waren er nog pakhuizen vol zilveren en gouden serviezen en bestekken. Evenzo kon ik me in Stift Melk levendig voorstellen waarom de reformatie zo’n succes geworden is. Het Rijke Roomse Leven is nogal een understatement. Het begrip ‘lief zijn voor elkaar’ krijgt bij het aanschouwen hiervan meer iets van ‘lief zijn voor een paar’. Moest de Europese burger al krom liggen voor hun vorstenhuizen, zo konden ze daarnaast ook nog opdraaien voor de kosten van de kerkelijke elite. En die deden in overdaad niet onder voor de koningen en keizers. Jammer dat de Luthersen religie niet meteen met wortel en al hebben uitgeroeid. Dat zou een paar oorlogen gescheeld hebben.

Terug naar Tirol. De lokroep van de bergen was sterker dan ons gezond verstand en zo maakten we aan onze huurbaas bekend dat we vanuit ons onderkomen naar Glanzalm wensten te wandelen. Uit haar meewarige blikken hadden we moeten opmaken dat we iets heel doms hadden gezegd. Met een blik op onze twee flesjes water gaf ze ons nog snel haar telefoonnummer met de opmerking dat er gelukkig op de Glanzalm wat te eten en drinken te koop was. Ons nog steeds van geen kwaad bewust gingen we op pad. Toen greep ze in. Kordaat regelde ze vervoer per auto naar Dölach waar we in een privé-gondel werden gezet. Boven op de berg stond een struise boerin op ons te wachten die meende dat met drie euro de gondelvaart van vijfhonderd meter omhoog dik betaald was. Onze chauffeur heeft zelfs nog gebeld met onze huurbaas dat we veilig in de gondel waren gestapt. Opgewekt verlieten we onze landingsplaats en trokken verder de bergen in. Na ongeveer een uur waren we op de Glanzalm. So far so good. Na een flinke Brettljause met Gösser begaven we ons weer op pad. We zouden niet meer hoeven klimmen, zo hadden we bedacht, en na een prachtige wandeling over de Panoramaweg, Schmetterlingalm en Edelweissweg zouden we na een eenvoudige afdaling in de achtertuin van ons onderkomen uitkomen. Hoe zeer kan een mens zich vergissen. Na vier uur van op- en afzien bereikten we de bewoonde wereld. Mensen kwamen naar buiten om ons te bekijken en heimelijk werden telefoontjes gepleegd: “Stop de helikopter! Ze zijn terug!” Toen zagen we een klein geel bordje: Lerch, 40 minuten. Even had ik de neiging om die helikopter toch maar te laten komen maar dapper begonnen we aan de laatste 40 loodjes, bergop vanzelf.

Om zeven uur wensten we aan tafel te gaan. Gedoucht en wel togen we naar een restaurant op steenworp afstand. Na een ontdekkingstocht door het verlaten Gästehaus troffen we in de kelder Oostenrijkers in diverse stadia van ontbinding aan, hangend aan een bar. Ik heb al eens eerder aan u uitgelegd hoe ik denk over juffrouwen in dirndl ’s. Deze had naast een blote decolleté ook een blote rug. Met daarop een joekel van een tattoo. Haar make-up was uitgelopen en haar ogen waterig en rood. Gelukkig kwam Frau Wirtin ons redden. De schnitzel smaakte best.

zondag 29 juni 2014

Nagorno Karabach

Er bestaat geen ultieme antwoordenmachine die een antwoord heeft op alle vragen. Ook niet op de vraag waar Nagorno Karabach ligt. Daarom heb ik mijn toevlucht gezocht bij Google. Die wist het.
Nagorno Karabach is een regio in de Zuidelijke Kaukasus. Het gebied behoort formeel tot Azerbeidzjan, maar de Azerbeidzjanen kijken wat Nagorno Karabach betreft liever een andere kant op.

Brordus heeft zijn ex Loes verloren aan een asielzoeker. Op zijn verjaardag komt zijn ex-schoonfamilie gezellig op visite. Nou ja, gezellig…… De schoonfamilie komt altijd tegelijk, behalve Wia want die is altijd te laat. In de bossen rond Ter Borg is een emotiefabriek gevestigd. De instrumenten en voorraadkasten hangen lukraak aan takken en bomen. Het personeel loopt in witte jassen door het bos. U kunt die fabriek niet vinden. U komt er alleen met behulp van een Twentse gids met hele lange benen. Onderweg door de bossen rond Ter Borg komt u de vreemdste zaken tegen. Schoonzus Wia bijvoorbeeld komt wel drie keer langs, in telkens een andere gedaante, en alle drie de versies krijgen dan ook nog onderling ruzie. De emotiefabriek wordt nog wel eens bestolen door een verstrooide professor die onderdelen zoekt voor zijn ultieme antwoordenmachine. Zwager Thijs is eigenlijk alleen maar uit op de antieke kast van Brordus. Zijn tweede vrouw Fie noemt zich therapeute. Maar eigenlijk zou ze eens bij zichzelf te rade moeten gaan. Verder loopt er door het bos een verjaardagscadeautjesbezorger rond waar je zomaar zonder iets te zeggen een cadeautje uit de stapel mag trekken. Zwager Barry is vertegenwoordiger in onverkoopbare rommel. Hij gaat liever achter mokkels aan. Momenteel is hij met Angela. Angela mag mee naar Brordus. De Twentse gids met de hele lange benen stopt even bij een zielige figuur die in een veel te kleine kist woont. Ook de kistbewoner is jarig. Hij krijgt net als Brordus visite die hem en zichzelf eigenlijk alleen maar in de weg zitten. Schoonzus Wia wil eigenlijk best wel verkering met Brordus maar die wil eigenlijk alleen maar met rust gelaten worden. Hij is helemaal niet zo verdrietig om het vertrek van Loes. Uiteindelijk is de Twentse gids met de hele lange benen klaar met de trektocht door de bossen rond Ter Borg en zingt als afscheid een liedje samen met haar koeien en geiten. Het Eten staat al klaar in een grote tent achter de boerderij. De deel is ingericht als theater. Volgend jaar wil ik op een zaterdag in een weekend waarin ik niet nog tien andere dingen heb. Je raakt er maar van in de war.

Er wonen in Nagorno Karabach ongeveer 145.000 mensen. Trouwens, mensen uit Nagorno Karabach noemt men Karabachers. Het is maar even dat u het weet. Als toneelgroep Unisolo volgend jaar weer iets organiseert in Westerwolde raad ik u aan om zeker te gaan kijken, luisteren, proeven en voelen. Wellicht begrijpt u dan beter waar de recensie over gaat die ik volgend jaar schrijf. 

maandag 23 juni 2014

Zienswijze betreffende de fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde.

Zienswijze betreffende de fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde.

Albert Winkel.  Ter Apel, 23 juni 2014.


Geachte colleges,

Bij deze wil ik graag mijn zienswijze indienen over de geplande fusie tussen onze beide gemeenten. Ik moet er eerlijk bijzeggen dat ik pas op het idee kwam dit te doen door het artikel van Marcel Looden in het DvhN van zaterdag 21 juni. Met name de opmerking dat er nog slechts vier zienswijzen zijn ingediend en dat die dan ook nog allemaal positief zijn zette me aan het denken. Dat kan toch niet waar zijn, dacht ik, en dus is het tijd voor een tegengeluid.

Ik heb getracht de stukken zo goed mogelijk door te nemen zoals ze te vinden zijn op de website van de gemeente Vlagtwedde. Het beeld wat bij mij ontstaat is dat deze fusie een aanloop is naar een verdergaande gemeentelijke herindeling op langere termijn. (4. het college van b&w op te dragen, gedurende de ARHI-procedure, open te staan voor initiatieven van derde gemeenten en alsdan besprekingen aan te gaan over aansluiting van deze gemeenten bij de Bellingwedde-Vlagtwedde procedure;)  (Naast het historisch perspectief wordt in het ontwerp aandacht besteed aan de visie op de nieuwe gemeente Westerwolde alsmede de positionering van deze gemeente in de toekomstige samenwerking op grotere schaal.)

In het Herindelingsontwerp Westerwolde staat dat u naast nostalgische sentimenten over Westerwolde tevens oog heeft voor wereldse zaken zoals schaalvergroting en kostenbeheersing. Of, zoals u zelf schrijft: “Hiermee voorop loopt in het nemen van de verantwoordelijkheid voor het nieuwe beleidsdomein dat vanaf januari 2015 tot de taken van alle gemeenten behoort.”  U kiest voor Westerwolde vanwege de bereikbaarheid voor de burger en zoekt voor het zware werk niet-vrijblijvende samenwerking met omliggende gemeenten. De vraag dringt zich op hoe vaak de burger fysiek op een gemeentehuis moet zijn en of de afstand Vriescheloo-Vlagtwedde dan wel kort genoeg is en de afstand Ter Apel-Stadskanaal (bijvoorbeeld) niet. Los daarvan is er een gevoelsmatige afstand en dat is in mijn ogen een nostalgisch sentiment, een kwestie van wennen. Vroeger kocht je een horloge bij de plaatselijke juwelier en tegenwoordig bestel je die via Ebay in China. Met een professioneel ingericht digitaal loket en een extra cursus telefonische klantvriendelijkheid voor uw medewerkers moet deze emotionele afstand makkelijk te overbruggen zijn.

Een ander argument wat u noemt is dat uit GrenzeloosGrunnen blijkt dat een bredere fusie niet gewenst zou zijn. Tja, dat is maar aan wie je het vraagt. Bovendien bent u toch al tot samenwerking veroordeeld gezien de ‘niet-vrijblijvende’ samenwerking. In GrenzeloosGrunnen heeft u ook kunnen lezen dat het met de toekomstvisie van de gemeentelijke bestuurders in onze provincie armoedig gesteld is. (Daarnaast constateert de commissie dat de huidige samenwerking in Groningen niet is gestoeld op een samenhangende strategische visie; er is geen gedeelde ‘stip aan de horizon’)   (De commissie heeft daarbij ook opgemerkt dat gemeenten elkaar doorgaans niet veel gunnen en elkaar onderling beconcurreren, zelfs als dat in het nadeel is van het geheel.)  In mijn ogen is dit dus een “wij van wc-eend adviseren wc-eend” argument.


Waarom dan toch deze fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde? Is het misschien zo dat u hiermee een sterkere onderhandelingspositie creëert voor als de besprekingen over de gemeentelijke herindeling zoals bedoeld in GrenzeloosGrunnen pas echt losbarsten? Wat worden wij er beter van als wij gezamenlijk als fusiegemeente Westerwolde de onderhandelingen met toekomstige fusiepartners ingaan? Het antwoord daarop heb ik (nog) niet gevonden. Voor de burgers is van belang hoe u handen en voeten gaat geven aan de problematiek zoals die in 2015 op ons af komt. In GrenzeloosGrunnen kunnen we lezen dat u dat niet zelfstandig gaat lukken. En in uw eigen herindelingsontwerp geeft u al toe dat als fusiegemeente Westerwolde ook niet zonder samenwerking met anderen gaat lukken.

In de volksmond hoor ik alleen nostalgische sentimenten over Heerlijkheid Westerwolde en onze ‘eigenheid’, wat dat dan ook moge zijn. Het bange vermoeden is dan ook dat de voorstanders, de positieve zienswijzen, zijn gebaseerd op deze nostalgische sentimenten en totaal voorbij gaan aan de realiteit. Het samengaan van Vlagtwedde en Bellingwedde is in mijn opinie dan ook een verspilling van tijd en middelen. Groter respect verdient u door over uw eigen schaduw heen te stappen en direct over te gaan tot een bredere fusie zoals bedoeld in GrenzenloosGrunnen.

Met vriendelijke groet,

Albert Winkel
***adres***


zondag 15 juni 2014

Daniël Lohues


Beste Daniël,

Ik schrijf je naar aanleiding van jouw column van 14 juni jongstleden in het DvhN. Niet om te slijmen hoor, maar ik lees jouw verhaaltjes graag, ’s zaterdags. Eerst uitslapen, dan zwarte koffie, boterham met pindakaas en de zaterdagkrant met Daniël Lohues. Ik heb niks tegen Jan Wierenga hoor, begrijp me goed, maar de stukjes van Jan lees ik elke dag, en jij komt maar eens in de week. Is toch anders, vind ik. En Rosa Timmer heb ik laatst al eens genoemd, ook niks mis mee. Wat ik met name zo bewonder is de nuance die je weet aan te brengen aan de onderwerpen die je behandelt. Bijvoorbeeld de stukjes van 14 juni jongstleden en die week er voor. Schrijven over geloofszaken is spitsroeden lopen. Je hoeft maar iets te zeggen of onze gelovige medemens reageert als door een wesp gestoken. Je komt, meen ik, net als ik uit een Rooms-katholiek gezin. In hoeverre je nog iets gelooft van wat ze je jaren op de mouw gespeld hebben weet ik niet. Wat mijzelf betreft, ik ben er wel klaar mee. God en Jezus staan wat mij betreft op hetzelfde niveau als Harry Potter en Roodkapje. Al dan niet met of zonder zeven dwergjes en/of twaalf geitjes. (Zie je wel, Daniël? Ik kan daar maar niet genuanceerd over doen. Het lukt me gewoon niet.)

Je zult wel denken, wie is die vent? Logisch, je kent me niet. En ik jou ook niet echt, behalve van je stukjes in de krant en een optreden in de Muzeval. Hebben we nog een CD aan overgehouden. Echtgenote kocht er een bij het kraampje in de lobby. (Persoonlijk kick ik meer op jouw blues periode.) Maar in een open brief als deze lijkt onze relatie dan toch heel wat. Nu even terug naar het onderwerp. Je schreef in je stukje van 14 juni dat je reacties hebt gehad van medemensen die, maak ik uit hun reacties op, God nog hoog op Zijn voetstuk hebben staan. En je schreef dat je niet Jezus en zijn Vader bedoelde maar die andere profeet: Hij-die-niet-genoemd-mag-worden. Ik begrijp dat wel, je hoeft in een stukje maar hardop  Mohammed te schrijven of heel het politiek-correcte establishment valt over je heen. Om maar niet te spreken van boze enge mannen met veel gezichtshaar die graag, uit liefde voor Hem, een bijl in je voorhoofd zouden planten. (Merk op hoe ook hier de nuance weer ver te zoeken is.) Saillant detail is dat Hij-die-niet-genoemd-mag-worden zich bedient van dezelfde Vader. En het boek dat hij zijn volgelingen heeft nagelaten sterk gebaseerd is op de mythologie die toen al krap aan zeshonderd jaar werd verkondigd over die andere profeet en hun beider Godfather.

Wat mij echter stak Daniël, en nu komt het, is het verschil dat je trachtte aan te brengen tussen de beide profeten. Profeet J. zou niet gewelddadig zijn in tegenstelling tot profeet M. Akkoord, J. sloeg dan niet zelf met de botte bijl in het rond, maar zijn Vader droeg de mensheid in het Eerste Testament wel degelijk op zulks te doen, wat wij, want daar hebben we het over, dan ook met graagte deden. Zelfs onze voormannen, J’s zetbazen in Rome, deinsden er in die jaren niet voor terug om andersdenkenden in groten getale over de kling te laten jagen. M. heeft het dus niet van een vreemde. M’s volgelingen doen dus eigenlijk hetzelfde als J’s volgelingen, maar dan met zeshonderd jaar vertraging. Over evolutie gesproken. (Jij gebruikte deze woordspeling ook in jouw stukje, vandaar.) Dat wilde ik graag even aan je kwijt.

Daniël, mijn publiek bestaat uit hooguit enkele tientallen lezers, een enkele keer ruim honderd, als ik de woorden ‘Ter Apel’ en/of ‘Carnaval’ gebruik in de titel. De kans dat je dit leest is dus relatief klein, maar wie weet. Vergeef me dat ik jouw naam als titel heb gebruikt. Jij bent tenslotte een BN-er. En dat trekt toch altijd volk.

Met vriendelijke groet,


Albert Winkel

zondag 1 juni 2014

Dartel eens door het centrum der kunsten.

Wij, een aantal kerels van ongeveer middelbare leeftijd, waren op aandrang van de organisatie te Emmen bijeengekomen met onze modeltreinen, -auto’s, -trekkers, -boten -huizen en -vliegtuigen. Het werd georganiseerd door wat werd genoemd ‘de muziekschool’, maar in het gebouw wordt op velerlei wijze aan cultuur gedaan. En aangezien modelbouw ook een kunstvorm is voelden wij ons daar wel thuis. Wij zijn altijd blij met wat aandacht voor onze relatief onbekende kunstvorm welke door het onwetende publiek wel eens geringschattend als ‘hobby’ wordt aangeduid. Maar ach, neem ze het maar niet kwalijk.
Ook de muziekschool kan wel een wat hogere bezettingsgraad gebruiken en in tijden van nood moet men de handen ineen slaan. Het zou prettig zijn als Belangrijke Alwetende Gemeenteambtenaren en Gewichtige Doch Fantasieloze Bewindvoerders de kernwaarden van het woord ‘multifunctioneel’ weer zouden inzien maar helaas is dat in deze door hokjesgeest gedomineerde epoche een tamelijk utopisch ideaalbeeld. En dus moeten wij, gewone burgers, met initiatieven komen om de bureaucraten te laten inzien dat multifunctionele gebouwen beter rendabel te maken zijn door simpelweg eens over de schutting te kijken. De eenvoud der dingen is voor de heersende klasse kennelijk onzichtbaar.

Als een wervelwind kwam ze binnenwaaien. Ze had meteen de aandacht van ons allemaal. In haar kielzog een aantal rustige meisjes in zomerjurkjes, een beetje verlegen kijkend, alsof ze zich wilden verontschuldigen voor hun uitbundige vriendin. Het was een slank en blond meisje, beetje mager bijna, en ze ging gekleed in een zwart jurkje wat haar beeldig stond. Haar pupillen waren groot als schoteltjes en mede door haar uitbundig enthousiasme dacht ik dat ze stoned was. Later moest ik die verdenking weer intrekken, het zal de euforie van het moment zijn geweest. Het was gewoon een vrolijk, opgeruimd en extravert kind en de aandacht die ze ons schonk was een welkome afwisseling op het gebruikelijke modelbouwpubliek. Even snel als ze gekomen waren verdwenen de Verkade-meisjes weer. De toneelrepetitie stond op punt van beginnen. Ik had de dames beloofd om ook even bij hen te komen kijken. En zo kon ik heel even getuige zijn van een toneelstuk dat ging over een rechtszaak betreffende een delict in het drugscircuit. Het meisje in de zwarte jurk was de rol op het lijf geschreven.

Zie hier hoe goed het leven kan zijn. Twee culturen blijken heel goed samen te gaan. Toneelmeisjes blijken onze modeltreintjes ‘cool’ te kunnen vinden en modeltreinmannen blijken interesse te kunnen hebben in toneel. Is het heel toevallig dat ik ooit, in mijn reeds lang vergeten jonge jaren, een seizoen op het toneel heb gestaan in het stuk “Camping de Drie Berken” van Herman van der Aa? Ach ja, de eenvoud der dingen.

vrijdag 23 mei 2014

Smeerlap

De gelukkigste jaren van haar leven begonnen op haar 72ste verjaardag. Want op die dag overleed haar man. Na een korte en sobere bijeenkomst ging ze met haar nog levende kinderen opgelucht naar huis. De as is nooit opgehaald en wat het crematorium er mee gedaan heeft, heeft niemand zich ooit afgevraagd. Ze is geboren in een woonwagen waar haar ouders toen al met 10 kinderen woonden. Na haar kwamen er nog vijf. Kind is ze nooit geweest. Vanaf haar eerste herinnering was het vechten om te overleven. Zodra een kind enigszins tekenen van volwassenheid vertoonde verliet het de woonwagen. Voor haar was dat op haar vijftiende. Toen ontmoette ze haar man, een 9 jaar oudere binnenschipper. Ze ging van de woonwagen het schip in. Van liefde was geen sprake, de schipper ging op dezelfde voet door als haar vader had gedaan, eerst drinken en dan slaan. Bij toeval ontdekte ze een effectieve manier om zijn agressie te beteugelen: al snel was ze zwanger. De eerste vier kinderen werden binnen vijf jaar geboren. Na de vierde bleef het even rustig maar na drie jaar kwam er een tweede golf van nog eens vijf kinderen in zes jaar tijd.

Via een van de dochters uit de laatste serie, op moment van schrijven 78 jaar oud, komt dit verhaal tot ons: “Dan zat moeder huilend op de rand van het bed. De oudere kinderen vroegen ‘wat is er mam?’. Was ze weer zwanger. Als pa zijn kwakje maar weer kwijt was, dan kon ze weer oprotten. Tja, sorry dat ik het zo zeg. Later vroeg ik wel eens: ‘waarom ging je niet bij hem weg?’ maar ze kon nergens heen. Een schippersvrouw met een hok vol kinderen. Vader was een smeerlap! We hebben er geen traan om gelaten.”

De laatste jaren van haar leven ging ze geestelijk achteruit. Ze werd opgenomen in een  verzorgingshuis. Daar was ze een lastige patiënt. Boos, dwars en ontevreden.  Ze wilde het liefst dood maar daar voorzag het tehuis niet in. Op enig moment werd ze ziek en het zag er niet best uit. De dokter keek zorgelijk en schudde met zijn hoofd. Ze liet haar kinderen spoorslags overkomen. Zelfs vanuit Limburg moest een zoon komen. Maar een dag later waren ze dan toch allemaal verzameld rond moeders bed. Ze keek de schare rond en stelde tevreden vast dat iedereen er was. Toen zei ze tegen de verpleging: “Zuster! Leg me nou maar in de kist!”. De zuster zei: “Maar mevrouw, u bent toch nog niet dood!?”. Daar moest ze even over nadenken: “Och ja, dat is ook zo…..”. De kinderen verlieten onverrichter zake het tehuis. Een dag later stapte ze zelfstandig uit haar bed en nam haar plaats in de recreatiezaal weer in. Zo leefde ze nog een jaar verder. Op een dag kwam de verpleging haar kamer binnen en zei: “Zo mevrouw, we gaan naar bed!”. Boos riep ze: “Dat zou ook knap tijd worden!”. Resoluut stond ze op, liep met ferme pas naar haar bed en ging liggen. Ze heeft het verbaasde gezicht van de verpleegster niet meer gezien. Ze was dood.