maandag 23 juni 2014

Zienswijze betreffende de fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde.

Zienswijze betreffende de fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde.

Albert Winkel.  Ter Apel, 23 juni 2014.


Geachte colleges,

Bij deze wil ik graag mijn zienswijze indienen over de geplande fusie tussen onze beide gemeenten. Ik moet er eerlijk bijzeggen dat ik pas op het idee kwam dit te doen door het artikel van Marcel Looden in het DvhN van zaterdag 21 juni. Met name de opmerking dat er nog slechts vier zienswijzen zijn ingediend en dat die dan ook nog allemaal positief zijn zette me aan het denken. Dat kan toch niet waar zijn, dacht ik, en dus is het tijd voor een tegengeluid.

Ik heb getracht de stukken zo goed mogelijk door te nemen zoals ze te vinden zijn op de website van de gemeente Vlagtwedde. Het beeld wat bij mij ontstaat is dat deze fusie een aanloop is naar een verdergaande gemeentelijke herindeling op langere termijn. (4. het college van b&w op te dragen, gedurende de ARHI-procedure, open te staan voor initiatieven van derde gemeenten en alsdan besprekingen aan te gaan over aansluiting van deze gemeenten bij de Bellingwedde-Vlagtwedde procedure;)  (Naast het historisch perspectief wordt in het ontwerp aandacht besteed aan de visie op de nieuwe gemeente Westerwolde alsmede de positionering van deze gemeente in de toekomstige samenwerking op grotere schaal.)

In het Herindelingsontwerp Westerwolde staat dat u naast nostalgische sentimenten over Westerwolde tevens oog heeft voor wereldse zaken zoals schaalvergroting en kostenbeheersing. Of, zoals u zelf schrijft: “Hiermee voorop loopt in het nemen van de verantwoordelijkheid voor het nieuwe beleidsdomein dat vanaf januari 2015 tot de taken van alle gemeenten behoort.”  U kiest voor Westerwolde vanwege de bereikbaarheid voor de burger en zoekt voor het zware werk niet-vrijblijvende samenwerking met omliggende gemeenten. De vraag dringt zich op hoe vaak de burger fysiek op een gemeentehuis moet zijn en of de afstand Vriescheloo-Vlagtwedde dan wel kort genoeg is en de afstand Ter Apel-Stadskanaal (bijvoorbeeld) niet. Los daarvan is er een gevoelsmatige afstand en dat is in mijn ogen een nostalgisch sentiment, een kwestie van wennen. Vroeger kocht je een horloge bij de plaatselijke juwelier en tegenwoordig bestel je die via Ebay in China. Met een professioneel ingericht digitaal loket en een extra cursus telefonische klantvriendelijkheid voor uw medewerkers moet deze emotionele afstand makkelijk te overbruggen zijn.

Een ander argument wat u noemt is dat uit GrenzeloosGrunnen blijkt dat een bredere fusie niet gewenst zou zijn. Tja, dat is maar aan wie je het vraagt. Bovendien bent u toch al tot samenwerking veroordeeld gezien de ‘niet-vrijblijvende’ samenwerking. In GrenzeloosGrunnen heeft u ook kunnen lezen dat het met de toekomstvisie van de gemeentelijke bestuurders in onze provincie armoedig gesteld is. (Daarnaast constateert de commissie dat de huidige samenwerking in Groningen niet is gestoeld op een samenhangende strategische visie; er is geen gedeelde ‘stip aan de horizon’)   (De commissie heeft daarbij ook opgemerkt dat gemeenten elkaar doorgaans niet veel gunnen en elkaar onderling beconcurreren, zelfs als dat in het nadeel is van het geheel.)  In mijn ogen is dit dus een “wij van wc-eend adviseren wc-eend” argument.


Waarom dan toch deze fusie tussen Vlagtwedde en Bellingwedde? Is het misschien zo dat u hiermee een sterkere onderhandelingspositie creëert voor als de besprekingen over de gemeentelijke herindeling zoals bedoeld in GrenzeloosGrunnen pas echt losbarsten? Wat worden wij er beter van als wij gezamenlijk als fusiegemeente Westerwolde de onderhandelingen met toekomstige fusiepartners ingaan? Het antwoord daarop heb ik (nog) niet gevonden. Voor de burgers is van belang hoe u handen en voeten gaat geven aan de problematiek zoals die in 2015 op ons af komt. In GrenzeloosGrunnen kunnen we lezen dat u dat niet zelfstandig gaat lukken. En in uw eigen herindelingsontwerp geeft u al toe dat als fusiegemeente Westerwolde ook niet zonder samenwerking met anderen gaat lukken.

In de volksmond hoor ik alleen nostalgische sentimenten over Heerlijkheid Westerwolde en onze ‘eigenheid’, wat dat dan ook moge zijn. Het bange vermoeden is dan ook dat de voorstanders, de positieve zienswijzen, zijn gebaseerd op deze nostalgische sentimenten en totaal voorbij gaan aan de realiteit. Het samengaan van Vlagtwedde en Bellingwedde is in mijn opinie dan ook een verspilling van tijd en middelen. Groter respect verdient u door over uw eigen schaduw heen te stappen en direct over te gaan tot een bredere fusie zoals bedoeld in GrenzenloosGrunnen.

Met vriendelijke groet,

Albert Winkel
***adres***


zondag 15 juni 2014

Daniël Lohues


Beste Daniël,

Ik schrijf je naar aanleiding van jouw column van 14 juni jongstleden in het DvhN. Niet om te slijmen hoor, maar ik lees jouw verhaaltjes graag, ’s zaterdags. Eerst uitslapen, dan zwarte koffie, boterham met pindakaas en de zaterdagkrant met Daniël Lohues. Ik heb niks tegen Jan Wierenga hoor, begrijp me goed, maar de stukjes van Jan lees ik elke dag, en jij komt maar eens in de week. Is toch anders, vind ik. En Rosa Timmer heb ik laatst al eens genoemd, ook niks mis mee. Wat ik met name zo bewonder is de nuance die je weet aan te brengen aan de onderwerpen die je behandelt. Bijvoorbeeld de stukjes van 14 juni jongstleden en die week er voor. Schrijven over geloofszaken is spitsroeden lopen. Je hoeft maar iets te zeggen of onze gelovige medemens reageert als door een wesp gestoken. Je komt, meen ik, net als ik uit een Rooms-katholiek gezin. In hoeverre je nog iets gelooft van wat ze je jaren op de mouw gespeld hebben weet ik niet. Wat mijzelf betreft, ik ben er wel klaar mee. God en Jezus staan wat mij betreft op hetzelfde niveau als Harry Potter en Roodkapje. Al dan niet met of zonder zeven dwergjes en/of twaalf geitjes. (Zie je wel, Daniël? Ik kan daar maar niet genuanceerd over doen. Het lukt me gewoon niet.)

Je zult wel denken, wie is die vent? Logisch, je kent me niet. En ik jou ook niet echt, behalve van je stukjes in de krant en een optreden in de Muzeval. Hebben we nog een CD aan overgehouden. Echtgenote kocht er een bij het kraampje in de lobby. (Persoonlijk kick ik meer op jouw blues periode.) Maar in een open brief als deze lijkt onze relatie dan toch heel wat. Nu even terug naar het onderwerp. Je schreef in je stukje van 14 juni dat je reacties hebt gehad van medemensen die, maak ik uit hun reacties op, God nog hoog op Zijn voetstuk hebben staan. En je schreef dat je niet Jezus en zijn Vader bedoelde maar die andere profeet: Hij-die-niet-genoemd-mag-worden. Ik begrijp dat wel, je hoeft in een stukje maar hardop  Mohammed te schrijven of heel het politiek-correcte establishment valt over je heen. Om maar niet te spreken van boze enge mannen met veel gezichtshaar die graag, uit liefde voor Hem, een bijl in je voorhoofd zouden planten. (Merk op hoe ook hier de nuance weer ver te zoeken is.) Saillant detail is dat Hij-die-niet-genoemd-mag-worden zich bedient van dezelfde Vader. En het boek dat hij zijn volgelingen heeft nagelaten sterk gebaseerd is op de mythologie die toen al krap aan zeshonderd jaar werd verkondigd over die andere profeet en hun beider Godfather.

Wat mij echter stak Daniël, en nu komt het, is het verschil dat je trachtte aan te brengen tussen de beide profeten. Profeet J. zou niet gewelddadig zijn in tegenstelling tot profeet M. Akkoord, J. sloeg dan niet zelf met de botte bijl in het rond, maar zijn Vader droeg de mensheid in het Eerste Testament wel degelijk op zulks te doen, wat wij, want daar hebben we het over, dan ook met graagte deden. Zelfs onze voormannen, J’s zetbazen in Rome, deinsden er in die jaren niet voor terug om andersdenkenden in groten getale over de kling te laten jagen. M. heeft het dus niet van een vreemde. M’s volgelingen doen dus eigenlijk hetzelfde als J’s volgelingen, maar dan met zeshonderd jaar vertraging. Over evolutie gesproken. (Jij gebruikte deze woordspeling ook in jouw stukje, vandaar.) Dat wilde ik graag even aan je kwijt.

Daniël, mijn publiek bestaat uit hooguit enkele tientallen lezers, een enkele keer ruim honderd, als ik de woorden ‘Ter Apel’ en/of ‘Carnaval’ gebruik in de titel. De kans dat je dit leest is dus relatief klein, maar wie weet. Vergeef me dat ik jouw naam als titel heb gebruikt. Jij bent tenslotte een BN-er. En dat trekt toch altijd volk.

Met vriendelijke groet,


Albert Winkel

zondag 1 juni 2014

Dartel eens door het centrum der kunsten.

Wij, een aantal kerels van ongeveer middelbare leeftijd, waren op aandrang van de organisatie te Emmen bijeengekomen met onze modeltreinen, -auto’s, -trekkers, -boten -huizen en -vliegtuigen. Het werd georganiseerd door wat werd genoemd ‘de muziekschool’, maar in het gebouw wordt op velerlei wijze aan cultuur gedaan. En aangezien modelbouw ook een kunstvorm is voelden wij ons daar wel thuis. Wij zijn altijd blij met wat aandacht voor onze relatief onbekende kunstvorm welke door het onwetende publiek wel eens geringschattend als ‘hobby’ wordt aangeduid. Maar ach, neem ze het maar niet kwalijk.
Ook de muziekschool kan wel een wat hogere bezettingsgraad gebruiken en in tijden van nood moet men de handen ineen slaan. Het zou prettig zijn als Belangrijke Alwetende Gemeenteambtenaren en Gewichtige Doch Fantasieloze Bewindvoerders de kernwaarden van het woord ‘multifunctioneel’ weer zouden inzien maar helaas is dat in deze door hokjesgeest gedomineerde epoche een tamelijk utopisch ideaalbeeld. En dus moeten wij, gewone burgers, met initiatieven komen om de bureaucraten te laten inzien dat multifunctionele gebouwen beter rendabel te maken zijn door simpelweg eens over de schutting te kijken. De eenvoud der dingen is voor de heersende klasse kennelijk onzichtbaar.

Als een wervelwind kwam ze binnenwaaien. Ze had meteen de aandacht van ons allemaal. In haar kielzog een aantal rustige meisjes in zomerjurkjes, een beetje verlegen kijkend, alsof ze zich wilden verontschuldigen voor hun uitbundige vriendin. Het was een slank en blond meisje, beetje mager bijna, en ze ging gekleed in een zwart jurkje wat haar beeldig stond. Haar pupillen waren groot als schoteltjes en mede door haar uitbundig enthousiasme dacht ik dat ze stoned was. Later moest ik die verdenking weer intrekken, het zal de euforie van het moment zijn geweest. Het was gewoon een vrolijk, opgeruimd en extravert kind en de aandacht die ze ons schonk was een welkome afwisseling op het gebruikelijke modelbouwpubliek. Even snel als ze gekomen waren verdwenen de Verkade-meisjes weer. De toneelrepetitie stond op punt van beginnen. Ik had de dames beloofd om ook even bij hen te komen kijken. En zo kon ik heel even getuige zijn van een toneelstuk dat ging over een rechtszaak betreffende een delict in het drugscircuit. Het meisje in de zwarte jurk was de rol op het lijf geschreven.

Zie hier hoe goed het leven kan zijn. Twee culturen blijken heel goed samen te gaan. Toneelmeisjes blijken onze modeltreintjes ‘cool’ te kunnen vinden en modeltreinmannen blijken interesse te kunnen hebben in toneel. Is het heel toevallig dat ik ooit, in mijn reeds lang vergeten jonge jaren, een seizoen op het toneel heb gestaan in het stuk “Camping de Drie Berken” van Herman van der Aa? Ach ja, de eenvoud der dingen.

vrijdag 23 mei 2014

Smeerlap

De gelukkigste jaren van haar leven begonnen op haar 72ste verjaardag. Want op die dag overleed haar man. Na een korte en sobere bijeenkomst ging ze met haar nog levende kinderen opgelucht naar huis. De as is nooit opgehaald en wat het crematorium er mee gedaan heeft, heeft niemand zich ooit afgevraagd. Ze is geboren in een woonwagen waar haar ouders toen al met 10 kinderen woonden. Na haar kwamen er nog vijf. Kind is ze nooit geweest. Vanaf haar eerste herinnering was het vechten om te overleven. Zodra een kind enigszins tekenen van volwassenheid vertoonde verliet het de woonwagen. Voor haar was dat op haar vijftiende. Toen ontmoette ze haar man, een 9 jaar oudere binnenschipper. Ze ging van de woonwagen het schip in. Van liefde was geen sprake, de schipper ging op dezelfde voet door als haar vader had gedaan, eerst drinken en dan slaan. Bij toeval ontdekte ze een effectieve manier om zijn agressie te beteugelen: al snel was ze zwanger. De eerste vier kinderen werden binnen vijf jaar geboren. Na de vierde bleef het even rustig maar na drie jaar kwam er een tweede golf van nog eens vijf kinderen in zes jaar tijd.

Via een van de dochters uit de laatste serie, op moment van schrijven 78 jaar oud, komt dit verhaal tot ons: “Dan zat moeder huilend op de rand van het bed. De oudere kinderen vroegen ‘wat is er mam?’. Was ze weer zwanger. Als pa zijn kwakje maar weer kwijt was, dan kon ze weer oprotten. Tja, sorry dat ik het zo zeg. Later vroeg ik wel eens: ‘waarom ging je niet bij hem weg?’ maar ze kon nergens heen. Een schippersvrouw met een hok vol kinderen. Vader was een smeerlap! We hebben er geen traan om gelaten.”

De laatste jaren van haar leven ging ze geestelijk achteruit. Ze werd opgenomen in een  verzorgingshuis. Daar was ze een lastige patiënt. Boos, dwars en ontevreden.  Ze wilde het liefst dood maar daar voorzag het tehuis niet in. Op enig moment werd ze ziek en het zag er niet best uit. De dokter keek zorgelijk en schudde met zijn hoofd. Ze liet haar kinderen spoorslags overkomen. Zelfs vanuit Limburg moest een zoon komen. Maar een dag later waren ze dan toch allemaal verzameld rond moeders bed. Ze keek de schare rond en stelde tevreden vast dat iedereen er was. Toen zei ze tegen de verpleging: “Zuster! Leg me nou maar in de kist!”. De zuster zei: “Maar mevrouw, u bent toch nog niet dood!?”. Daar moest ze even over nadenken: “Och ja, dat is ook zo…..”. De kinderen verlieten onverrichter zake het tehuis. Een dag later stapte ze zelfstandig uit haar bed en nam haar plaats in de recreatiezaal weer in. Zo leefde ze nog een jaar verder. Op een dag kwam de verpleging haar kamer binnen en zei: “Zo mevrouw, we gaan naar bed!”. Boos riep ze: “Dat zou ook knap tijd worden!”. Resoluut stond ze op, liep met ferme pas naar haar bed en ging liggen. Ze heeft het verbaasde gezicht van de verpleegster niet meer gezien. Ze was dood.

maandag 28 april 2014

Krasse Knarren

Het is tijd om te gaan. Terwijl binnen nog naar fietslampjes wordt gezocht ben ik alvast in de schuur op zoek naar mijn oude fiets. De achterband is zacht maar ik waag het er op. Het achterlicht doet het nog. Het batterijtje moet er toch al een jaar in zitten. Inmiddels zijn de damesfietsen ook buiten en druk kwebbelend gaan moeder en dochter op pad. Mijn jas hangt nog los. Het is niet koud maar het regent licht. Mijn buik maakt van de gelegenheid gebruik en duwt mijn nieuwe overhemd door de open hangende jas naar buiten. Ik ga toch mijn band oppompen besluit ik. Een beetje beweging kan geen kwaad. Inmiddels is het achterlicht uitgegaan, een jaar is kennelijk toch iets te lang voor een batterijtje. Na de exercitie kan de pomp in de schuur, het licht uit en de deur op slot. Terwijl ik nog aan mijn jas frunnik komt echtgenote al weer terug: “Ga je nog mee?......... Je achterlicht doet het niet……”. “Band oppompen…..”, brom ik, en zo gaan we op weg. Al snel wordt me duidelijk waarom de dames op me hebben gewacht. Het schijnsel van mijn ouderwetse, nog door een dynamo gevoede koplamp, kan nog net voorkomen dat we in botsing komen met een eenzame voetganger op het stikdonkere fietspad. “Alleen zouden wij hier nooit fietsen!”, beamen de dames in koor. Kijk, waardering zit in kleine dingen.

Fath is al begonnen. Om onduidelijke reden lukt het ons nooit om op tijd te zijn. Zo weet ik nooit wat het eerste nummer was van de vier barden. Ik treuzel met het bonnetje van de jas. Waar laat je zo’n ding? Uiteindelijk verdwijnt hij in de rechter broekzak bij de sleutels, waar later ook de munten in terecht komen. In een zeldzaam grootmoedige bui betaal ik tevens het entreekaartje voor dochterlief en terloops duw ik ook nog wat munten in haar hand. Dan mengen we ons in het strijdgewoel.
Het is me al vaker verteld maar nu valt het me pas goed op; je ziet steeds dezelfde mannen en vrouwen maar in wisselende combinaties. Echtparen zijn plotseling ex-paren geworden en ik zie bekende gezichten in innige omhelzing met vreemde gezichten. Maar geen nood, het kan volgend jaar wel weer anders zijn. “Ik heb haar van die-en-die nog gezien maar hem niet…..”. “Oh, wist je dat nog niet? Die zijn vorige week net uit elkaar….”. Haar van die-en-die laat er geen gras over groeien, de jacht is weer geopend. Ik heb even een flashback naar mijn eigen vrijgezellentijd. Het kijken, het zoeken, het praten, en bij uitblijvend resultaat het drinken. Dat drinken ben ik trouwens blijven doen. Inmiddels heeft de Borrelband het podium veroverd.
Vanavond zijn oude en jonge mannen gebroederlijk naast elkaar op zoek naar liefde. Van die jonge mannen begrijp ik het. Van die oude mannen vind ik het een potsierlijk gezicht. Volgens het oude baltsritueel sleuren ze het lichaam van begeerte op de dansvloer, de armen ternauwernood lang genoeg om beide lijven tegelijkertijd te omvatten. Ik benijd ze niet. Ik moet er niet aan denken om onverhoopt ooit nog eens het hart te moeten veroveren van een dame die dan waarschijnlijk hetzelfde denkt als ik: ‘het is wel geen schoonheid, maar je moet toch wat…..’ Onwillekeurig sla ik mijn arm om echtgenote haar middel en duw een terloopse zoen in haar hals. Echtgenote klopt even op mijn hand. Ik vat haar gebaar op als een bevestiging: geen zorgen, je hoeft niet op jacht. Zou ze mijn gedachten kunnen lezen?
We zijn al weer toe aan de laatste nummers. De leadzanger is zojuist bejubeld wegens zijn aanstaande vijfenzestigste verjaardag. Vijf-en-zestig! Op weg naar de uitgang geef ik de laatste munten aan mijn zoon, papa en mamma moeten nodig naar bed.

Als we buiten staan is het droog. De fietsen staan er nog. Onze oren suizen nog na. Zwijgend fietsen we naast elkaar naar huis. Ik herken dit van vroeger, met suizende oren, licht beneveld, fietsend door de nacht. Maar toen fietste ik altijd alleen. 't Hijgend hert der jacht ontkomen, helaas. Ik schrik op uit mijn overpeinzingen. “De oudjes deden het nog best, hè?”, vraagt echtgenote. “Ja..”, beaam ik, “krasse knarren..…”.

vrijdag 18 april 2014

De Passion

Ik heb gisteravond niet naar de Passion gekeken. De Jezus-show heeft de afgelopen weken bij mij al voor meer irritatie gezorgd dan goed voor me is. Opgelucht en blij was ik dan ook toen ik vanmorgen het stukje in het DvhN las van Rosa Timmer. Er zijn gelukkig nog mensen in Nederland zoals Rosa die beseffen dat de Passion maar voor een ding goed is: kijkcijfers en omzet genereren.

Afgelopen week was er even een blonde mevrouw in beeld, ik weet niet meer in welk programma, die ‘zoooh bleij’ was dat ze was uitverkoren om ook met die belachelijke TL-bak te mogen zeulen. Voor haar vielen daarmee een aantal puzzelstukjes in elkaar en dat kon toch gewoon geen toeval meer zijn. Prompt verscheen de bekende pepermuntglimlach op haar gezicht en haar ogen straalden. Arm kind. Als er iets heel erg is in deze wereld dan is het wel dat dingen geen toeval meer kunnen zijn. “Gisteren dacht ik nog aan nieuwe batterijen en vanmorgen deed mijn laptop het plotseling weer! Dat kan toch zeker geen toeval zijn!” Walgelijk. Nee, dan deze: “Ik zat net aan mijn schoonmoeder te denken en toen belde mijn zwager! Dat kan toch zeker geen……..” Jawel hoor. Over astrologie heb ik het toevallig onlangs nog gehad dus daar zeg ik nu even niks over.

En dan die regisseur van deze kaskraker die bij Pauw en Witteman mocht aanschuiven. Met een zoetsappig gezicht verkondigde hij de blijde boodschap dat de Passion naast amusementswaarde toch zeker ook wel een diepere boodschap heeft. Yeah, right. Vandaag tillen we ons in de stromende regen een breuk onder de verbale zweepslagen van de televisieregisseur en gelouterd door deze diepere ervaring begeven we ons morgen weer in het verkeer. Met de ene hand aan het stuur en de andere met de middelvinger omhoog tegen de voorruit. “Rij eens door, lul.....!”  Weg blijde boodschap.


Bach en de TL-bak kunnen weer voor een jaar in opslag. Wat blijft zijn het voorjaar en de chocolade-eitjes. En toevallig houd ik heel erg van het voorjaar en van chocola. Dat kan toch haast geen toeval zijn. 

zaterdag 5 april 2014

Margriet

Drieënzestig is hij nu. Alleenstaand en met vroegpensioen. Zijn baas moest reorganiseren en hij kon nog net meedoen in de regeling, als hij dat wilde. Dat had hij dan maar gedaan. Zo had hij voor het eerst van zijn leven de handen vrij. De vrouw waar hij het grootste deel van zijn leven mee heeft doorgebracht is niet meer in beeld. Wat er van haar geworden is laat hij in het midden. Maar hij heeft nergens spijt van. Al zegt hij zelf. Zo vrij als een vogeltje.


Lijkt op een sprookje nietwaar? Schijn bedriegt. Hij heeft wel ergens spijt van. Het zal zo’n tien jaar geleden zijn geweest. Zijn wereld was nog heel. Huisje, boompje, beestje en een goede baan. Toen had hij haar ontmoet, voor zijn werk. Achteraf bekeken was hij al verkocht toen ze de deur open deed. Of meneer wel een kopje koffie lustte. Dat lustte hij wel en het klikte vanaf het begin. Aan een haakje hing een schort en hij kon alleen de letter M zien. Hij trok het schort recht en zo ontdekte hij haar naam. Margriet. Het geeft aan hoe ontspannen de sfeer was. Er werd veel gelachen maar ook serieuze onderwerpen kwamen aan bod. Toen hun handen elkaar op de keukentafel bijna raakten verbeeldde hij zich dat hij de vonken kon zien overspringen. Uiteindelijk moest hij toch weer verder, het werk moet doorgaan. In de deuropening hadden ze elkaar even aangekeken. De spanning was voelbaar maar geen van beiden zette de volgende stap.


Hij heeft haar daarna nooit meer gezien. Hij heeft een paar nachten slecht geslapen en overdag kon hij zich maar moeilijk concentreren. Uiteindelijk slijt zoiets maar Margriet is nooit helemaal uit zijn hoofd verdwenen. Hij heeft nog wel haar telefoonnummer opgezocht en is nog eens stiekem door haar straat gereden. Maar daar is het bij gebleven. Hij durfde niet. Niet dat hij bang was uitgelachen te worden, dat hij zich vergiste, dat hij het zich inbeeldde. Ergens zou dat zelfs nog wel het makkelijkste zijn geweest, dan was het maar klaar. Nee, bij de gedachte aan wat er zou kunnen gebeuren als zijn gevoelens wederzijds zouden zijn sloeg hem de schrik om het hart. De wortels van zijn bestaan zaten nog stevig vast.


Nu zit hij hier in zijn vijftig-plus appartement. Gezond en ongebonden. Maar ook zonder Margriet. Hij zou niet weten hoe hij haar nu zou moeten vinden. Hij haalt zijn schouders op en zucht. “Tja, had ik toen maar iets van me laten horen, dan was het hele voorval achter de rug geweest. Of niet natuurlijk. Maar ja, achteraf is makkelijk praten. Het is ook al weer tien jaar terug. Zo gaan die dingen”.